5 broden en 2 vissen

Kerk Langweer 16 februari 2020
Viering van Schrift en Tafel
Voorganger: Aart C. Veldhuizen
Organist: Sietze Kraak

 

Mededelingen

Zingen: Psalm 105 vers 1 en 16

Bemoediging en groet

Zingen: Psalm 105 vers 17

Goede God,

Hier zijn we om bij onszelf te komen, om U te zoeken in de stilte, om te zingen  om te horen een woord voor vandaag en morgen, bemoediging of inspiratie. Hier zijn we met wat ons bezig houdt, vol momenten dat we geraakt worden door wat een ander overkomt. Momenten waarin we geschokt worden, of verontrust raken door hoe het er elders ver weg of vlak bij ons aan toe gaat. We gunnen anderen het goede en een mooi leven maar zien ook velen die het zwaar hebben en lezen van vele honderdduizenden op de vlucht, berichten van plaatsen op aarde waar het leven een hel lijkt. Daarom verheffen we onze stem, samen met al die mensen die door niemand gezien en gehoord worden en roepen wij tot U:

Zingen: Lied 301k (I voorganger, II allen).

Zo spreken wij uit wat ons dwars zit, want bij U kunnen we terecht. Uw barmhartigheid kent geen einde. Daarom prijzen wij Uw naam. Amen.

Zingen als glorialied: Lied 303

We lezen het vierde wonderteken waarvan Johannes in het Johannesevangelie vertelt. Het is een gedeelte waar gedeeld wordt. Met delen is wat raars aan de hand. Als je 10 euro hebt kun je daar bij MacDonald bijvoorbeeld twee keer een Happy Meal voor kopen en dan houd je ook nog geld over voor een ijsje. Gesteld dat je naar MacDonald zou willen gaan, natuurlijk. Maar als je 10 euro hebt en je bent met zijn tweeën, dan kun je voor elk nog maar net een broodje hamburger of in mijn geval vegetarische hamburger voor kopen en dan niet eens een ijsje meer. En als er dan nog een twee komen, houd je voor elk nog maar 2 euro 50 over. Dat is dan alleen nog maar een groot ijsje. En als je dan nog een keer moet delen, kun je daar alleen  nog maar een klein ijsje voor kopen. En als je dan nog een keer moet delen, heb je alleen nog maar genoeg geld om de toiletjuffrouw bij de wc’s te betalen als je eventjes naar de wc moet. Zo gaat dat met geld. Als je daarvan deelt, houd je minder over.

Alleen – en daar gaat het in de lezing vandaag over – als Jezus deelt, wordt het niet minder. Dan blijkt er genoeg te zijn voor iedereen. Iedereen kan zelfs zijn buik er vol aan eten. Dat is niet omdat Jezus kon toveren. Maar dat is omdat het over de liefde van Jezus gaat. Geld stelt niks voor. Geld is maar geld. Als je van geld gaat delen, houd je steeds minder over. Geld kan opgaan en dan heb je er niks meer aan. Bij vrede en bij liefde is dat totaal anders. Als je liefde deelt, wordt de liefde namelijk niet minder. Liefde gaat nooit op als je blijft liefhebben. Sterker nog: als je je liefde deelt, dan wordt het alsmaar meer.

Lezing: Johannes 6:1-15 en 32-35

Zingen: Lied 383 vers 1, 2 en 3

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Met heel die menigte mensen in het verhaal vanmorgen, zijn we hier in het veld. Temidden van 5000 mannen. Toch raar dat alleen de mannen geteld worden. Dat bevalt me niet. Het doet me denken aan de paus, die afgelopen week een belangrijk besluit had kunnen nemen om getrouwde mannen ook toe te laten tot het priesterambt, maar het niet deed. Het doet me denken aan een derde van alle gemeenten van onze Protestantse kerk, waar vrouwen nog altijd geen dominee, ouderling of diaken mogen worden. Het doet me denken aan Iraq, waar vrouwen de straat opgingen omdat ze genoeg hebben van die overheersing van mannen. Maar goed, verder vind ik het wel een mooi verhaal, dat verhaal van vanmorgen. En we horen daar ook wel, tussen die mensen daar aan de overkant van het meer. De wereld is klein geworden en onze samenleving is op drift, alsof er te weinig plaats is voor al die verschillende meningen. Groepen staan op tegen elkaar en geloofsgemeenschappen kampen met leegloop. Twee dominees uit de omgeving van het Tsjukemar schreven een notitie getiteld ‘een kerk met lef’ en in Idskenhuizen en Langweer legden ze die aan hun gemeente voor. Maar wat is dat dan, een kerk met lef? Want de vrees zit ons in de botten. Er speelt veel, we kunnen het niet meer overzien, net als bij die mensen in het gras. Romeinen zijn overal de baas. De hele wereld is in hun bezit als een Europese Unie avant la lettre, maar dan eentje met een keihard gezag en zonder invloed van gewone burgers. Keizers wil is wet. Waar is onze eigenheid nog? Onze eigen cultuur? Kunnen we er ook uit, in een Brexit, een Nexit of een Kerxit?
Als de schrijver dit verhaal opschrijft, is de tempel al verwoest. Het merendeel van Jeruzalem is met de grond gelijk gemaakt. Hoe moet het verder? Zie je wel: zij die altijd roepen dat het alleen maar minder wordt, hebben gelijk. Het moet anders. Een bevrijder hebben we nodig! Een machtige hand, een sterke arm, geef ons die messias die ons is toegezegd! Laat iemand ons de weg wijzen, zoals ooit het volk Israël werd bevrijd van de macht van farao in Egypte, waar ze als slaaf moesten werken. Hier zijn we, bij de Heer aan het meer. Doe vandaag ook een wonder, waar wij bij zijn!
Hij roept Filippus bij zich. “Filippus, hoe kunnen we brood kopen om al die mensen te voeden?” Ook al zo’n vraag. Hoe kunnen we er zijn voor al die mensen in ons dorp die hulp nodig hebben, terwijl ze vaak niet eens op ons zitten te wachten? Hoe kunnen we er in de samenleving zijn waar zoveel mensen tussen wal en schip vallen? Hoe kunnen we al die gaten dichten die er vallen door de alsmaar toenemende tweedeling tussen rijk en arm? En hoe kunnen we wat doen aan wat ons boven het hoofd hangt, aan klimaat en dreigende stijging van de zeespiegel? Wie helpt om van al die partijen en belangverenigingen de neuzen de goede kant op te krijgen? En wie kan iets doen aan de toenemende onvrede in ons werelddeel? Die vraag aan Filippus, die hoor ik maar al te vaak: “Filippus, diakonie, ouderlingen, gemeente, hoe kunnen we al die mensen voeden? Wat kunnen we doen om allen weer te bereiken en alle mensen te voeden?” “Wat kunnen we doen aan die mensen voor wie het leven donker is? Wat kunnen we doen voor hen in onze dorpen?” De vraag voelt regelmatig zwaar en appelleert dan ook bij mij aan een schuldgevoel als ik niet toekom aan al wat ik zou willen doen.
Maar ik lees verder en lees dat Jezus het aan Filippus vraagt om hem op de proef te stellen. Hij stelt de vraag aan Filippus omdat hij hem iets wil leren. Vreemd. Daar houd ik eigenlijk ook niet van. Het is net alsof wat er gebeurt niet echt is, dat het alleen maar een les is.
Daar komt Andreas. Hij weet van een jochie dat vijf gerstenbroden en twee vissen heeft. Dat is niet veel voor hongerige monden en harten van 5000 man. Maar Jezus geeft aan dat iedereen moet gaan zitten. Gaan zitten. Buiten. Er is wat met het woord dat daar in de oorspronkelijke taal staat: Er staat letterlijk dat ze moeten gaan ‘aanliggen’. Datzelfde woord wordt in de evangeliën alleen maar gebruikt voor het gaan aanliggen aan tafel. Ga zitten in het veld, betekent dus eigenlijk: vlij je hier buiten neer zodat je kunt eten. Ga aan tafel! Men at in die tijd liggend, op banken of op de grond rondom een lage tafel. De benen naar achteren en een elleboog op tafel. Hier moeten ze gaan aanliggen, alsof ze aan tafel moesten gaan, buiten, in het veld, in onze taal: alsof ze als zuigelingen aan de borst worden aangelegd.
Hoe anders was dit lang geleden in Egypte. In Egypte waren ze slaven. Er kwam een bevel. Ze moesten al het brood met gist wegdoen uit hun huizen en een geitenbokje slachten en dat bloed op de deurposten smeren opdat de engel des doods die de eerstgeborenen van Egypte zou doden aan hen voorbij zou gaan. En ze moesten het Paschamaal eten, met de ‘de lendenen omgord, met sandalen aan de voeten en de staf in de hand’. Niks geen tijd om aan te liggen. Op je hoede moet je zijn, klaar om te vluchten, klaar om de weg te gaan die de HEER je voor zal gaan. Maar nu is alles blijkbaar anders. Nu moeten wij gaan aanliggen. Daar is het blijkbaar nu de tijd voor. Maar moeten we dan niet vooral waakzaam zijn? De lendenen omgord en sandalen aan onze voeten, klaar om op de vlucht te slaan als dat nodig is, want er speelt zo veel?
Is dat het dan, Heer? Wilt u hier en nu die onrust uit ons lijf krijgen? En hoe had u dat dan gedacht? Ik verlang naar een staf in mijn hand om nog enigszins houvast te hebben. Als ik ga aanliggen, ben ik zo kwetsbaar. Is dat wel veilig? Hoeven we niet weg? Zijn we er dan al?
Als ik een paar bladzijden verder blader, lees ik dat Hij onze sandalen uittrekt en onze naar achteren liggende voeten gaat wassen. Wat een signaal is dit!Lieve mensen, je hoeft niet meer weg. Het is goed hier. Je hoeft niet langer op je hoede te zijn! Je bevrijding is al achter de rug!
Als om me heen de anderen gaan liggen, vlij ik me ook aarzelend neer, mijn hoofd naar voren ondersteund door mijn gebogen linkerarm en mijn voeten naar achteren. Hé, nu valt mijn oog er pas op: Er blijkt veel gras hier te zijn. Wat vreemd toch, dat ik dat eerst niet zag. Gras, dat is vruchtbaar land, dat is land van melk en honing. Dat is land waarvandaan je niet behoeft te vluchten, land waar je blijven mag, waar je blijven kunt. Zo leggen we ons neer, dringt het besef tot ons door dat het hier is waar God zijn heil schenkt. Dat het hier is waar een stukje Koninkrijk der hemelen gebeurt. Hier zijn we, met zijn allen aanliggend aan tafel, in het gras, op dit land dat blijkbaar vruchtbare grond is. En hij deelt. Hij deelt maar door. Het hindert blijkbaar niet dat het maar 5 gerstebroden en 2 vissen zijn, hij kan er maar van blijven delen. Het is genoeg. Voor iedereen. We raken er allemaal vol van.
Ondertussen heeft de schrijver geteld. Hij telt de mannen: 5000 man. 5000 mannen. Alleen de mannen telt hij. Jammer dat alleen de mannen tellen. Maar opeens snap ik waarom hij alleen de mannen telt. Want ook hier is de link met de Uittocht uit Egypte, de reis uit de onderdrukking. Hij telt alleen de mannen, omdat dat de soldaten zijn die ons kunnen beschermen. Die kunnen vechten, kunnen ons verdedigen op de vlucht voor Farao, of voor een wrede keizer, of voor andere bedreigingen. Je zou zeggen: met 5000 mannen bij ons zijn we toch nog een beetje veilig temidden van alles wat bedreigend is. Maar als die 5000 mannen allemaal aan gaan liggen, dan gaat me dus een licht op: dat leger is niet meer nodig.
Lieve mensen, met de komst van deze Jezus die ons hier geschetst wordt, zijn niet de vijanden zijn veranderd en niet ik ben veranderd, maar de hele wereld is veranderd met Jezus komen onder ons. We zijn veilig. Hier waar wij gaan aanliggen, is volop gras, is brood en wijn delen, genoeg voor iedereen. Hier delen we in het Koninkrijk van God, delen we in de komst van Jezus van Nazaret. Hier in een tijd die bedreigingen kent, krijgen we de opdracht om ons neer te vlijen, midden in een woestenij die geen woestenij is, maar plek van veel gras blijkt te zijn. Want midden onder ons is het woord vlees geworden en is daarmee onze werkelijkheid zijn werkelijkheid geworden, wordt alle menselijkheid en onvolkomenheid opgetild en wordt ons tijdelijk leven opeens eeuwig leven genoemd. Niet langer woestijn, maar is er volop gras. Niet langer te weinig, maar volop overvloed. Niet langer is de macht van een of andere Farao of andere machtswellusteling die wat alles bepaalt, maar bestaan in feite allen de zachte krachten uit den hoge. Hij, het woord dat vlees geworden is, die water promoveert tot wijn, die kan blijven delen, hij is genoeg, meer dan genoeg, hij vult me, hij vult u, vandaag, morgen, alle dagen van uw leven, en daarna. Kom dus vandaan uit je altijd maar op uw hoede zijn. En vlij je neer. En verbaas je om het zachte gras dat je dan pas ziet, om het Koninkrijk van God, om de eeuwigheid, waar u hier en nu en altijd in deelt.
In de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest, Amen.

Zingen: Lied 383 vers 4 en 5

Voorbede met zingen: Lied 367e.

 

Eeuwige God,

Midden in dit leven danken wij U voor groen gras, voor een plek om te wonen, voor plekken waar het Koninkrijk van U zich aftekent. Wij danken U om die plekken waar gevierd wordt en gedankt. Voor die plaatsen waar het leven toch een woestenij lijkt, bidden wij:
Zingen Lied 367e.

 

Midden in ons land waar mensen elkaar niet meer vertrouwen, werkt u blijkbaar door ons en door alle anderen heen, omdat tijd veranderd is en U schepsel geworden bent, een als ons. Geef dat wij het wantrouwen in elkaar en in anderen laten varen, zo bidden wij:
Zingen Lied 367e.

Midden in een kerk waar zoveel volken en kerkelijke gemeenten in een overlevingsstand geschoten lijken te zijn, komt Gij in ons midden, maakt Gij van onze tijd Ùw tijd, een tijd die naar voren kijkt, vol verwachting naar wat komt en niet alleen maar vol heimwee naar wat was. Inspireer ons, trek voor ons uit en neem onze vrees ons af. Zo bidden wij:
Zingen Lied 367e.

In deze kring gedenken we onze zieken, hen die hier niet kunnen zijn, hier niet willen of niet durven zijn. Wees bij hen met uw tekenen van uw koninkrijk. Zo bidden wij:
Zingen Lied 367e.

Avondmaalscollecte

We maken een kring rondom de tafel

 

Vredegroet

Zingen als tafelgebed: Lied 390 (1 en 3 voorganger, rest allen)

Bidden van het Onze Vader

Instellingswoorden

Delen van brood en wijn

Zingen als danklied: Lied 713 vers 1 – 4

Zegen

Zingen vers 5