Tranen

Zusters huilen niet, zo stond vroeger op een bordje op een verpleegafdeling te lezen. Ook jongens en mannen behoorden niet te huilen. Je moest flink zijn, stoer en zeker geen slappeling. Hier en daar wordt dat nog steeds gedacht. Dat komt uit de oertijd. Toen moesten we immers vechten om te overleven in weerbarstige natuur en kon je jezelf geen vertroebelende tranen in de ogen permitteren.

Bij mij zitten de tranen tegenwoordig wat hoger. Ik merk dat ik dat niet erg vind. Onlangs liepen de tranen over mijn wangen in de Nicolaaskerk in Sint Nyk bij het concert van het Nederlands Studenten Orkest. Het was een benefietconcert voor Oekraïne. En daar werd als eerste muziekstuk het Lamentum van de jonge Nederlands-Israëlische componist Karmit Fadael uitgevoerd.

Lamentum is Latijn voor klaaglied. Karmit Fadael componeerde stuk het in opdracht van het Nederlands Studenten Orkest dat op die zaterdagmiddag in Sint Nyk dus de wereldpremière ervan speelde. De componist was zelf in de kerk aanwezig. Ze schreef het vanwege de vreselijke oorlog in Oekraïne, de vreselijke aardbeving in Turkije en Syrië en de alsmaar voortdurende onrusten in Jeruzalem en de Palestijnse gebieden.

In de oudheid schreef de Bijbelse profeet Jeremia klaagliederen na de verwoesting van Jeruzalem. Eén en al somberte klinkt er uit die liederen. Ik heb er nog nooit een kerkdienst over gemaakt, maar misschien moet ik dat maar eens doen. Want ook het klaaglied is terecht en verdient meer aandacht. Want er gaat zoveel mis.

Daar in de kerk van Sint Nyk kwam het klaaglied van Karmit Fadael ontzettend bij me binnen. Het had geen mooie melodie en geen lieflijke harmonieën. Ik kan er ook niks meer van neuriën, maar ik weet nog wel wat het met me deed. Tranen over mijn wangen. Tranen omdat de muziek raakte aan de verschrikkingen in deze wereld, de verharding, de haat, de verdeeldheid, de verwoesting, de dood en de verwijdering tussen mensen. Tranen om vluchtelingen in ons dorp waarvan ik het afgelopen jaar één gezin goed heb leren kennen en die besloten om verder te vluchten naar de USA.

Het was doodstil in de kerk. Iedereen blijkbaar gegrepen werd door de aangrijpende muziek. Af en toe riepen groepen orkestleden een paar woorden, maar ik kan me ook niet meer herinneren welke woorden dat waren. Wel dat het indrukwekkend was.

Twee weken later deed ik in Nijkleaster mee aan de Kleasterkuier. We liepen het eerste half uur in stilte. Daarna moest ieder een onbekende opzoeken en de ander vertellen wanneer bij jou de hemel aan de aarde raakt. De man met wie ik opliep vertelde van het geluk dat hem overkomt als hij een grutto spot. Hij vertelde dat de tranen hem dan in de ogen springen. Ontroerd, omdat de natuur zo afgrijselijk mooi is. Aarzelend begon ik te vertellen van mijn belevenis in de kerk van Sint Nyk tijdens het Lamentum.

Als twee al wat oudere mannen spraken we over onze tranen. Tranen om het mooie in de natuur en om emotie bij een klaaglied. Tranen komen als je even geen woorden meer hebt, als je even stilvalt: “Goh, wat mooi!” of het tegenovergestelde “Goh, wat erg!” Ervaringen van geluk en ervaringen van pijn zijn twee kanten van dezelfde medaille. Zo is rouwen een vorm van liefhebben. En precies zo zijn tranen van ontroering een teken van solidariteit met elkaar.

Het is een ouderwetse gedachte dat je niet zou mogen huilen. Want je bent immers geen primitief mens in de oertijd meer. Je leeft hier en nu en je wordt bewogen en je bent gelukkig niet onaanraakbaar. Daarom mag je je tranen laten zien. Want waar tranen vloeien raakt de hemel even aan de aarde.