Rode Kater, deel 3

Dit verhaal vertelde ik in de Martinikerk in Sneek op 6 februari 2011 bij de lezing Matteüs 5:13-16.

 

Ik ben vroeg. Kerkgangers zijn er nog niet. Rode Kater is beneden. Hij loopt op me af en geeft me kopjes. Blijkbaar herkende hij mijn voetstappen al. We kunnen het goed vinden samen.

“Blijf nog maar even”, zeg ik, “dadelijk komen er mensen, maar dat duurt nog wel even”.
Ik loop naar de avondmaalstafel en pak het doosje lucifers. Rode Kater verstijft. Hij blijft stokstijf staan, kromt zijn rug en blaast.

“Wat is dit nou?” vraag ik. Zo ken ik Rode Kater niet. Zijn ogen spuwen vuur.

“Wat ga je doen?” zegt hij. “Vuur is gevaarlijk. Besef je niet dat ik hier woon? De koster heeft mij aangenomen om hier te wonen en er voor te zorgen dat er geen muizen komen. En jij gaat hier met vuur spelen. Kijk om je heen, heel veel hout. Kijk toch uit met vuur, dat is gevaarlijk.”

Ik glimlach. Ik ben helemaal niet van plan om het antipendium of de banken in de fik te steken, maar gewoon de Paaskaars, omdat jullie zo komen. En een brandende kaars is helemaal niet gevaarlijk, leg ik Rode Kater uit, als hij tenminste maar niet omvalt. Rode Kater is opgelucht.

“Waarom doe je dat dan?” vraagt Rode Kater, “waarom steek je die grote kaars dan aan?”

Daar ga ik even voor zitten. Als ik zit, zeg ik: “Die kaars steken we aan omdat we in het licht willen leven. Jezus is het licht der wereld omdat Hij ons over God vertelt, omdat Hij vertelt van licht in het donker van het leven. Het licht dat we aansteken aan de Paaskaars is het licht van Jezus. Het zegt tegen ons dat wij ook een licht moeten zijn voor elkaar.”

Het is even stil. “Ben ik ook een licht?” vraagt Rode Kater.

“Zeker”, zeg ik, “jij zorgt dat hier geen muizen komen, zodat de mensen er rustig kunnen binnenkomen en kunnen luisteren naar de verhalen over God en Jezus, verhalen die hen helpen om in Jezus’ spoor te leven.”

Samen kijken we even stil naar de Paaskaars. Dan horen we deuren slaan. Voetstappen. Er komen mensen. Rode Kater stuift weg en is in een mum verdwenen. Verstopt. De kerk stroomt vol en nu zijn wij hier. Rond een brandende kaars. De kaars die tegen ons zegt: “Jezus is het licht van de wereld. Hij helpt ons om licht te brengen waar het donker is.” Achter Jezus gaan wij aan, achter het licht der wereld. Jullie nemen het licht mee naar de nevendienst.