Preek op Oudjaar

Dorpskerk Langweer
Oudjaarsavond 31 december 2019

Voorganger : Aart C. Veldhuizen
Organist: Rinny Pijpker

Orgelspel

Afkondigingen

Zingen: Lied 482

Bemoeding en groet

Inleiding op de lezingen:

Vanavond kijken we terug en we kijken vooruit. We wegen het afgelopen jaar. Wat heeft het ons gebracht? Wat heeft het ons gekost? En wat zal het nieuwe jaar ons brengen? 2019, 2020………… ik weet nog dat het 1972 werd. En nu wordt het al 2020. Al die jaren, het gaat maar door. Met het klimmen der jaren neemt weliswaar de wijsheid toe en de rijping, als een goede wijn, een oude kaas, maar onze vergankelijkheid komt met het klimmen der jaren ook meer naar voren als je pijntjes in je lijf voelt die je vroeger niet had. En daar ben ik het niet mee eens. Ik ben het er niet mee eens dat we ouder worden. Zeker, ik wil wel blijven leven, maar ik wil niet ouder worden. Het zou veel mooier zijn als mijn lichaam gewoon twintig zou blijven. Zullen we een actiegroep oprichten en massaal naar het Malieveld gaan om te eisen dat ons lichaam gewoon twintig moet blijven? “Regering, Europa, doe er wat aan!”
Maar het zou niet helpen, zelfs niet als we met 16 miljoen Nederlanders zouden gaan. We ontkomen er niet aan om ouder te worden. Jesaja heeft het in de eerste lezing ook over die sterfelijkheid en zet daar tegenover dat het woord van onze God van eeuwigheid is. En over dat woord van God gaat het in Johannes 1, in een prachtige diepzinnige inleiding op het Johannes-evangelie, over het woord dat vlees geworden is. Johannes 1 behoort eigenlijk op eerste kerstdag te worden gelezen, maar die woorden waren te moeilijk voor de sfeer van de Poppeslokviering die we hadden. Daarom klinkt Johannes 1 nu. Het is een ongelofelijk boeiend en diepzinnig gedeelte, waar boeken vol over geschreven zijn.

1e lezing: Jesaja 40:6-8

Zingen: Lied 513 vers 1

2e lezing: Johannes 1:1-18

Zingen: Lied 513 vers 2, 3 en 4

Waarde dorpsgenoten, gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Als we vanavond stil staan bij wat geweest is en vooruit kijken naar wat komt, zijn we in goed gezelschap. We zijn vanavong in gezelschap van de schrijver van het vierde evangelie, dat wij het evangelie naar Johannes noemen en ik geef hem het woord.
Wie die schrijver is, is een mysterie dat de schrijver zelf bewust heeft gecreëerd. Daarover straks meer. De traditie zag hem als een man met de naam Johannes, en dacht dan aan een van de discipelen van Jezus en daarom is zijn boek het evangelie naar Johannes gaan heten. Anderen dachten aan een latere apostel Johannes of Eusebius of weer een ander. Interessanter vind ik de gedachte dat hij mogelijk Lazarus zou zijn, of dat de schrijver afkomstig is uit de kring rondom Lazarus, van wie Jezus zo veel hield. Maar dat is meer wat voor een leerhuis al kom ik er dadelijk aan het einde nog even op terug. Als ik hem daarnet hier de kerk had zien binnenkomen, zou hij zich denk ik hebben voorgesteld als Hans. Of – als hij een vrouw was – als Hanna. Ik zie hem zitten, op een plek waar je de stilte vindt. Hij heeft een nog onbeschreven stapel papier voor zich. Verdere boeken liggen er niet op tafel. Nergens blijkt uit dat hij de evangeliën van Markus, Matteüs en Lukas heeft gekend. Hij komt weer met andere verhalen over Jezus. Zeven verhalen vertelt hij waarin Jezus een wonderteken doet, waarna hij telkens de tijd neemt om uiteen te zetten wat dat wonderteken betekent. Over drie weken lees ik het eerste teken: de bruiloft te Kana.
De man heeft veel kennis. Hij kent de Schriften. Hij weet van de Wijsheid waarvan het Spreukenboek schrijft. Hij weet van de achtergronden van de woorden die hij zorgvuldig gebruikt, hij is een diep denker. Elk woord heeft bij hem meerdere lagen en staat op de juiste plek. Hij denkt lang na voor hij zijn eerste zin op papier zet. Dan schrijft hij: “In den beginnen was het woord en het woord was bij God het woord was God”. Dat sluit aan bij het begin van de Bijbel: “In den beginne schiep God de hemel en aarde. Hij riep: licht en zie, het was licht.” Dat scheppingswoord doelt niet alleen op een toen. Dat geldt ook morgenochtend, als het licht doorbreekt en het geldt ook als iemand een depressie te boven komt. Dan klinkt opnieuw dat eerste woord, verpakt in een daad van nieuw begin: “en zie, het was licht”. Dat woord dat ons schept, overeind zet, licht geeft, waardoor we verder kunnen, is bij God. En de schrijver zegt het nog preciezer: dat woord dat jou schiep, overeind zette, licht gaf, nu en in het afgelopen jaar, is God.
In den beginne was het woord en het woord was bij God en het woord was God. Woord en daad vloeien samen bij de Eeuwige. Hij spreekt en het is. En – zo voegt de schrijver daar in eén adem aan toe – dat woord is vlees geworden. Dat is een paradoxale uitspraak, maar het is tegelijkertijd precies datgene wat Kerst is. Het woord is vlees geworden. Vlees, dat staat in de Bijbel onder meer voor lichaam, maar ook voor waar het bederf in zit. Vlees, dat is al wat tijdelijk is. Dat eeuwige woord van God is in onze tijdelijkheid gekomen. Dat woord van God deelt dus ook in het ouder worden, op sterven afgaan, wat bij hem dan een kruis zal zijn. Hier en nu. Gisteren. En morgen.
Toen ik deze verzen uit de oorspronkelijke taal zat te vertalen, voelde ik de neiging om Johannes te verbeteren. Of in elk geval zijn woorden nog wat verder in te kleuren. Dat woord, dat vlees geworden is, wordt namelijk telkens weer opnieuw vlees. Het werd vlees toen de Eeuwige aarde en hemel schiep. Dat is geloofstaal. Kerktaal. En dat heeft een vertaalslag nodig. Dat God aarde en hemel schiep, wil zeggen dat dat woord van God telkens weer spreekt en telkens weer nieuw leven schept. Toen, hier en nu. Het staat aan het begin van uw leven, negen maanden voor uw geboorte, en het stond aan het begin van het leven van Jezus, negen maanden voor zijn geboorte. Het klinkt telkens weer opnieuw als het licht in u boven komt en u weer een weg ziet om te gaan. Het klinkt als een medemens naar u omziet en met u begaan is en bereid met u een weg te gaan. Het klinkt elke morgen als de zon doorbreekt.
“Het woord is vlees geworden. Het heeft onder ons gewoond.” De schrijver heeft het over de menswording van Jezus, die uit God is, wat dat ook precies betekenen mag. Het komen van Jezus en het komen van die stem van God, van dat woord, tilt u op. Het tilt u op tot iets dat u nog niet was. Dat woord van God bezielt al wat leeft tot wat het niet is: het tilt u op tot kind van God. Wat dat is? Met kind van God bedoelt de schrijver dat u sprekend de Vader bent, zoals ook met het Zoon van God van Jezus bedoeld wordt dat hij sprekend de Vader is. Dat is hoog, maar het mooie is: het is niet alleen een opdracht, het is allereerst een gave: omdat dat woord van God in u klinkt, heeft Hij u macht gegeven om kinderen van God te zijn.
Een ding nog. Ik vertelde daarnet dat de schrijver zich niet bekend maakt in zijn evangelie. Dat doet hij bewust niet. Maar heeft zich wel in het verhaal ingeschreven. Hij benoemt de schrijver, zichzelf, of in elk geval de figuur waarmee hij zich identificeert telkens als de discipel van wie Jezus veel hield, de leerling van wie Jezus veel hield. Dat is Johannes, zo zegt de traditie. Dat zou ook heel goed Lazarus kunnen zijn, want die is de enige die een naam krijgt als er staat dat Jezus veel van hield. Maar het zit nog dieper. Ik lees het verstoppen van de schrijver achter de discipel die Jezus zo lief had, als op één lijn met wat ik lees in Johannes 1 over God die ons de macht heeft gegeven om kinderen van God te worden, zussen en broers van Jezus. En daarmee klinkt het door al die regels in het boek van Hans nog een keer door wat hij al in die eerste verzen zegt. Zo zijn we vanavond even in gezelschap van de schrijver van het vierde evangelie. Hier klinken zijn woorden: net als hij bent u de leerling van wie Jezus veel hield. Hij heeft je macht gegeven om kind van God te zijn. In 2019 en in 2020.

Zo mag het zijn.

Zingen: Lied 488

Eeuwige God,
Tot U komen wij met onze dank voor al wat er in 2019 gebeurde en goed was.
Voor de liefde tussen mensen,
de inzet van zoveel dorpsgenoten,
het present zijn in ons dorp,
het omzien naar elkaar, danken wij U.
Geef dat we daarin verder mogen groeien in het nieuwe jaar.
Zo bidden wij:
Zingen: Lied 367e.

 

Voor U leggen we neer die dingen die moeilijk waren in 2019.
Mensen die ons ontvallen zijn,
relaties die stuk gingen,
mensen die gekwetst zijn,
partijen die alsmaar heftiger tegenover elkaar lijken komen te staan.
Geef ons de kracht om dicht bij elkaar te blijven in het nieuwe jaar.|
Zo bidden wij:
Zingen: Lied 367e.

Hier zijn wij, als mensen van vandaag en gisteren.
Wat de toekomst ons brengt, weten we niet.
Maak ons telkens weer duidelijk
dat wij Uw kinderen zijn
en laat ons weten wat we hebben te doen in het nieuwe jaar.
Zo bidden wij:
Zingen: Lied 367e.

Stil gebed

Zingen van het Onze Vader: Lied 370

Collecte

Zingen: Lied 478 vers 1

Zegen

Zingen: Lied 478 vers 4