Op schoot bij Sinterklaas. (November 2009 geschreven op mijn toenmalige Blog Uiter-Aart)
Ooit zat ik als meester op schoot bij de enige echte Ome Willem. Hij trad op, op de school waar ik werkte. Toen ‘mijn’ kinderen van groep 1 vertelden dat ze geen juf hadden, maar een meester, wilde hij mij prompt bij hem op schoot. Het zat onhandig, zo moet ik zeggen. Mijn (toen nog) vetloze beenderen op zijn knokige benen. Het was maar goed dat hij me goed vast hield. Ik ben het nooit vergeten, ook niet het lachen van de ‘grote grijze geitebreier’ op de achtergrond.
Nu is het de schoot van Sint Nicolaas waarop ik zit. Hij hoeft me niet vast te houden. Er is plek zat. Niet alleen voor mij, maar ook voor mijn vijf collega’s. Ook zij hebben een plekje gevonden op zijn heilige gebeente. En zij niet alleen. De leidsters van de nevendiensten hebben met de kinderen en hun ouders al vroeg een plekje gevonden op zijn rok en hebben Sint al tekeningen gegeven. De kinderen kijken vol bewondering omhoog en zien Sints vriendelijke ogen onder zijn mijter, waarop wel degelijk een kruis te zien is. De Geestdriftjongeren bungelen met hun benen wat balorig over de rand van Nicolaas’ knieën. Dichterbij zijn priesterlijk gewaad zie ik kerkenraadsleden, maar ook ouderen van onze gemeente zitten. Ik zie de leden van de commissies vorming&toerusting, BVR&Fancy Fair, Gereformeerd&Hervormdpapier, kerk&Israël en nog veel meer. De organisten zitten broederlijk geschaard rond wat muziekpapier, waarboven ik ‘zum Feste Nicolai‘ zie staan. De kinderen zingen ondertussen een lief liedje ter ere van de Goedheiligman. Volgens mij is iedereen er. Dat is ook wel logisch, want wij hebben hem zelf uitgenodigd. En niemand blijft toch zeker thuis als Sinterklaas komt?
Onze kerkenraadvoorzitter neemt het woord: “Lieve Sinterklaas, wij willen graag van u horen hoe wij kerk kunnen zijn in onze tijd”.
“Dat kan ik je niet zomaar zeggen, vrind”, antwoordt Sinterklaas, “ik was heer der Kerk in een heel andere tijd”.
De kinderen zijn stil geworden. Zelfs in de kringen van de commissies, waar her en der nog eventjes wat moest worden uitgepraat, is nu alle aandacht voor Sint Nicolaas.
“Ik was bisschop van Myra. Myra was een havenstad. Veel mannen voeren op zee en geregeld kwamen ze om. Daarom bleven er veel vrouwen met kinderen alleen achter. Die bracht ik dan wat. Veel meer deed ik niet. Vertelt u me eens: zijn er bij u ook veel mannen die omkomen op zee?”
Een paar kinderen fronsen hun wenkbrauwen. Weet Sinterklaas dat dan niet? Nee. Sint is wel algoed, maar niet alwetend.
“Nee Eerwaarde, dat is in onze tijd niet meer zo. Bij ons sterven de meeste mensen niet meer op jonge leeftijd”.
“Maar hoe weten jullie dan wie je wat moet geven?”
We kijken elkaar aan. “Geven? Hoezo, moeten we elkaar dan wat geven?”
Sinterklaas graait verbaasd in zijn baard. “Maar weten jullie dat dan niet meer? Het gáát om geven. Om uitdelen. Dáár is het de Heer om te doen. En daar moet het ook júllie om te doen zijn. Gewoon geven. Uit liefde. Zonder enige andere bijbedoeling. Zo moeten jullie kerk zijn in jullie tijd.”
De kinderen hebben genoeg gehoord en beginnen te zingen. De Geestdriftjongeren doen hun oordopjes weer in de oren. Sint doet waar hij goed in is en geeft. Beladen met geschenken keren we huiswaarts. Thuis zit ik snel weer achter mijn laptop te werken. Maar ik kom niet los van wat Sint Nicolaas ons heeft gezegd: ‘dat het om geven gaat’. Ik denk aan het andersom redeneren dat ik zo vaak hoor en ook opmerk bij mezelf: ‘hoe krijgen we het voor elkaar dat…..’ Maar Sint Nicolaas heeft de radicaliteit van de bergrede. Het gaat blijkbaar niet om de vraag ‘hoe we het als kerk voor elkaar krijgen dat…’, of wat dan ook. Het gaat blijkbaar alleen maar om geven.
Mijn gedachten dwalen af naar het Kerstkind. Ik denk aan de preek voor de kerstnacht waarover ik me binnenkort ga buigen. En opeens zie ik het. En ze legden hem in de kribbe. In een voederbak. Dat gaat nòg verder dan het delen wat Sint Nicolaas doet. Het is nòg radicaler! Hier wordt een kind weggegeven aan de eerste de beste hongerige.
“Het gaat om geven. Uit liefde. Zonder enige andere bijbedoeling”. Toch vreemd dat Sinterklaas ons dat moest komen zeggen. Want datzelfde is de kern van het kerstevangelie en van zoveel andere gedeelten uit de Bijbel. Maar soms moet je blijkbaar eerst een tijdje bij iemand op schoot zitten, liefde en cadeautjes ontvangen, voordat je je dat weer realiseert. Dat het de kerk om delen gaat. Geven. Want daar is het de HEER om te doen.
Ave.