Mensen als bloementuin

Oosterkerk Sneek.
Zondag Laetare (Verheugt u) op de 4e zondag van de 40 dagen
Voorg: ds Aart C. Veldhuizen.
Organist: Wytze Adema
Kind van dienst: Tesse Jens 

Orgelspel.

De dienst van de voorbereiding.

Kaarsen worden aangestoken.

We zingen Psalm 122 vers 1 en 2.

Voorg:                  Onze hulp is in de Naam van de HEER
Allen:                   die hemel en aarde gemaakt heeft
Voorg:                 die trouw houdt tot in eeuwigheid
Allen:                   en het werk van zijn hand niet loslaat
Voorg:                  Amen.

We zingen Psalm 122 vers 3.

Op de vierde zondag van de veertig dagen is het vanouds iets lichter in de kerk. Zeven weken vasten is wel heel erg lang, het is prettiger om halverwege nog even een kleintje carnaval te doen. Maar voor een kleintje carnaval is dit niet het moment na de beelden van de afgelopen week van een verongelukte bus. En tel daarbij op het geweld in Syrië, waar steeds duidelijker wordt dat niet alleen de troepen van Assad zich gruwelijk gedragen, maar dat er ook door Assads tegenstanders gemoord wordt. Zo ontzettend veel andere beelden waarbij je je onmachtig voelt, omdat je niks kan doen.

Laten wij daarom, om al die beelden die over ons komen, om al dat leed om ons heen, ver weg en dichtbij, tot de HEER roepen om ontferming, want zijn barmhartigheid kent geen einde:

– GEZONGEN KYRIË (TAIZÉ)

De dienst van de Schriften.

Voorg: De HEER zal bij u zijn!
Allen:   De HEER zal u bewaren!

Eeuwige God,
Midden in een wereld waarin van alles gebeurt,
in een tijd die zo ontzettend snel gaat,
het ene door het andere wordt opgevolgd,
komen we hier om stil te zijn en oude verhalen te lezen.
We bidden U,
dat we meegenomen worden,
zittend in het groene gras
en mogen leren van ons eigen leven
en van de woorden die ons worden aangereikt,
opdat we mogen delen
niet alleen van wat we hebben,
maar zelfs van ons leven.
Amen.

Met de kinderen.

Lezing: Markus 6:30-44.

We zingen Gezang 57A.

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

De apostelen zijn teruggekeerd. Ja, apostelen heten ze hier, geen discipelen (leerlingen), maar apostelen, gezondenen. Ze zijn blijkbaar nu volwassen geworden, geen leerlingen meer. Ze hebben geleerd op eigen benen te staan. Ze hebben geleerd hoe het is om anderen bij te staan. Opgewonden vertellen ze Jezus wat ze hebben meegemaakt. Eerder dit hoofdstuk zijn ze er op uit gezonden. Nu komen ze terug. En ze vertellen wat ze gedaan en geleerd hebben.

Dat zouden wij ook kunnen doen vanmorgen. Elkaar vertellen wat we gedaan en geleerd hebben. Het zou heel wat tijd kosten, om elkaar te vertellen wat we gedaan hebben. Want er wordt een heleboel gedaan, ontzettend veel. Probeer maar eens op te sommen hoeveel vrijwilligers er in onze gemeente werkzaam zijn.

De apostelen vertellen ook wat ze geleerd hebben. Dat zou ook mooi zijn, om elkaar te bevragen wat je geleerd hebt in de afgelopen week. Daar zou ik vóór zijn. Misschien zouden we dan wel wat met een mond vol tanden staan. Vaak slokt het leven je zo op, dat je meestal niet bij de vraag stilstaat wat je de afgelopen week hebt geleerd, geleerd van medemensen, of over jezelf. Maar misschien is dat wel de belangrijkste vraag, belangrijker nog dan wat je hebt gedaan: wat heb je geleerd? Want is het niet vooral de bedoeling dat we leren? Dat je groeit als mens?

Nou ja, we hebben natuurlijk wel wat geleerd in de afgelopen week. Of beter gezegd: iets negaties, wat we ook al wel wisten. Dat het allerergste zomaar kan gebeuren, dat de bus waarin je kind zit op de terugweg van een schoolreis zomaar kan verongelukken en dat je leven zomaar opeens op de kop kan komen te staan, voorgoed veranderd, nooit meer zoals vroeger. Dat dat zomaar gaat, onvoorstelbaar.

Leef je anders als je dat weet? Ik heb mezelf die vraag gesteld. Je zit aan tafel en je kijkt naar je kinderen. Je kijkt anders naar ze. Je wilt ze even vast houden, of even iets liefs zeggen. Ja, dingen doen is belangrijk, maar leren van het leven is nog belangrijker.

De apostelen zijn teruggekomen. Ze hebben elkaar veel te vertellen. En dan is ook nog zojuist het bericht gekomen dat Johannes de Doper is vermoord, zijn lichaam is door zijn leerlingen begraven. Dat dat zomaar gaat, onvoorstelbaar. Maar we weten allemaal dat het kan. Zouden zij ook anders bij elkaar zijn nu? Bewuster? Vast. Ze zien Jezus weer, maar ze weten van die ander die discipelen had: van Johannes de Doper. Die is omgebracht. Wordt Jezus dat ook? Ze hebben vast even wat extra aandacht voor elkaar, net als bij ons aan tafel van de week.

Jezus luistert naar ze. En zelfs meer dan dat. “Kom hier en ga met me mee naar een woestijnplaats en rust een weinig.” Wil hij hen nu ook wat extra aandacht geven, na wat er daarnet bericht werd over de dood van Johannes de Doper?

Rust een weinig. Je mag op z’n tijd even ophouden. Je hoeft niet altijd wat te doen. Als je altijd maar aan het doen bent, put je uit, en leer je ook niet van je leven. Het is een dag waarop je vrij bent. Helemaal vrij. Vandaag is zo’n dag dat je tegen jezelf mag zeggen dat je voldoende gedaan hebt en mag uitrusten, en je kunt terugkijken naar de afgelopen week, na kunt gaan wat je geleerd hebt.

Ik heb de indruk dat we in de kerk vaak niet zo goed in zijn in uitrusten. Het lijkt wel dat we vooral van alles moeten gaan doen. Bovendien: hoe kan je rusten als je boordevol zorgen zit en je hoofd maar rondgaat? Hoe kan je rusten als je geschokt bent door wat je hebt gezien of gehoord? Mensen die een geliefde verliezen zijn vaak juist zo moe, zo ontzettend moe. Zelfs als ze rust nemen, rusten ze niet uit.

En: kunnen de apostelen eigenlijk wel rusten? Het lijkt erop dat daar helemaal niets van komt. Want het is een komen en gaan van mensen. Ze hebben zelfs geen tijd om te eten. Doorwerken dan maar?
“Nee”, zegt Jezus, “rust een weinig”. Ze varen naar een stukje woestijn, naar een woeste plaats. Maar daar is opnieuw die grote menigte mensen, als schapen die geen herder hebben, doelloos, zwervend van de één naar de ander, alle kanten op. Wat moeten ze anders?

Hij ziet ze: de zoekers, de vermoeiden, de zieken, hen die haast aan zorgen en werk of gebrek aan werk ten onder gaan. Het raakt hem, zoals op zoveel plaatsen in het evangelie het hem raakt als Hij mensen ziet die door anderen niet gezien worden. En Hij geeft toe aan hun wens om met hem te spreken. Hij kan niet anders. Hij neemt de tijd voor hen, leert hen en zij zitten aan zijn voeten. Weer dat woord: leren. Valt er wat te leren dan?

Ja.

Het eerste dat er te leren valt, de eerste les van Jezus, is dat het volk geen herder heeft. Dat is geen verwijt aan het volk, maar een verwijt aan haar leiders. Een volk dat in de steek gelaten wordt, daar in dat Galilea dat als een opstandige provincie werd gezien, een volk waarover vorsten in dienst van de Romeinen met brute hand regeren, vorsten zoals Herodes die daarnet Johannes de Doper heeft vermoord. Een volk dat geen herders heeft.

Wie zijn de herders van de mensen in de Carexflat die er uit moeten, maar voor wie er geen huurwoning beschikbaar is? Wie zijn de herders van de mensen met een beperking, die dadelijk voluit mee moeten solliciteren omdat op sociale werkvoorzieningen steeds meer wordt bezuinigd en werkgevers niet zitten te springen op arbeiders met een lagere arbeidsproductiviteit? Wie zijn de herders van die kinderen die hier al tien jaar wonen, hier wellicht geboren zijn, maar nog altijd onzeker zijn of zij of hun ouders hier wel mogen blijven wonen? Nee, dat zegt niets over hen, maar wel over hun leiders, die geen herders zijn. Wat is Jezus actueel als hij zegt dat ze zijn als schapen die geen herder hebben.

Opvallend is dat er niet staat wat Jezus hen leert. Wat mij betreft had hij hen mogen leren om in opstand te komen, of om op internet een petitie te tekenen tegen die maatregelen die de meest kwetsbare mensen treffen. Of om op een andere manier je stem te laten horen over waar je het niet mee eens bent. Wat is het toch dat Jezus leert? Hij laat ze zien wat herderschap wel is.
Hij leert ze sabbatten. Zitten. Uitrusten. Opademen. Jezelf afvragen wat je geleerd hebt. Ze hoeven niet langer verder te trekken. Hier mogen ze blijven. En luisteren. En opademen.

Zo zit daar het volk. En wij zitten naast hen. En midden tussen het volk, op de eerste rij, zitten de discipelen. De discipelen? Net heetten ze toch apostelen? Jawel, maar nu heten ze weer discipelen, leerlingen, want ze leren weer. Leren stopt niet. Als je denkt dat je leren stopt, word je een eigenwijs en vervelend mens. Er valt elke dag te leren, als je nadenkt waarom je zus of zo handelt, als je stilstaat bij de vraag hoe het komt dat iets je zeer doet, of waardoor het komt dat iets je zo schokt. De apostelen zijn weer leerlingen, elk mens moet blijven leren, anders stomp je af.

Ze zijn naar deze woestijnplaats gegaan om te rusten. Maar nu zijn al die mensen er. Komt er dan niets van die rust terecht?

Kijk maar mee. Daar op die woestijnplek, op die onherbergzame plaats, waar niets groeien wil, is opeens het rustig zitten weer voorbij. Opeens komen de zorgen weer boven. Het gedoe. Opeens zijn ze al het plezierige en mooie van dit moment vergeten en dringt de vraag zich aan de hen op: “wie zal hen voeden? Wie moet deze mensen te eten geven, zo ver van huis? Zend hen weg Heer, misschien is er nog wel op tijd voor hen om voedsel te kopen in de omliggende dorpen.”

Het woord zelfredzaamheid komt bij me boven. Mensen moeten in onze tijd vooral zelfredzaam zijn. En mensen moeten van hun zelfredzaamheid bewust gemaakt worden. Ze moeten hun eigen broek op kunnen houden. Ze moeten, in de woorden van de leerlingen er op uit gaan om voedsel te gaan kopen. Heel veel politieke partijen gebruiken dat als een sleutelwoord. Ik heb moeite met die nadruk op zelfredzaamheid in onze tijd. Niet dat ik het niet zou redden, want ik red me wel. En andere gezonde en intelligente mensen ook wel. Maar al die groepen die niet gezond zijn of over minder intellectuele vermogens beschikken of beschadigd zijn geraakt door het leven, die redden het niet zelf. Zelfredzaamheid is een sleutelwoord in de politiek, maar is in werkelijkheid ontzettend hard. Het leidt tot een maatschappij van mensen die geen herder hebben.

Jezus gaat niet mee in die zelfredzaamheid. Zijn antwoord, zijn les, is anders: “Geven jullie hen te eten!” Maar dat is onmogelijk. Ze hadden immers geen geld en geen brood? Dat mochten ze niet meenemen toen ze werden uitgezonden, alleen een staf en sandalen, alleen spullen voor de reis, herdersspullen, verder niets. Nooit genoeg is het. Druppels op een gloeiende plaat. Hoe kun je alles en iedereen…. Zo weinig stelt het voor… Om van wakker te liggen…

En dan? Ach, het verhaal is bekend. Jezus gaat breken en de discipelen delen ervan uit. Daar is al zo vaak wat over gezegd op deze preekstoel dat ik het verder laat rusten. U weet wel: die wetenschap waar geen wiskundige iets van snapt, maar dat er een vermenigvuldiging ontstaat als je deelt.

Jezus laat de mensenmenigte zitten op het groene gras. Wacht even… op het groene gras? Het was toch woestijn waar ze zaten? Ja, daarnet wel. Daarnet was het woestijn. Maar nu niet meer. Opeens is deze plaats vruchtbare grond geworden. Net als brood en vis is er gras in overvloed.

Ze gaan zitten er in groepen van 50 en 100. In groepen, zo staat er nadrukkelijk mee. En daar is iets mee. Want het woord voor groepen dat hier gebruikt is, komt alleen hier in de bijbel voor en kun je vertalen met groepen, maar ook met bloemenperk, of zelfs met moestuin.  

Bijzonder. Markus is opeens niet alleen de schrijver van dit gedeelte, maar hij is nu ook een schilder. Op deze plaats van woestijn, de woestijn die het leven is, ziet hij mensen zitten als bloemenperken in groen gras.

Andere woestijnen komen bij me boven. Beelden van Pauw & Witteman van afgelopen vrijdagavond, waarin de burgermeester van Lommel een half uur het woord voerde en waarin nu eens een keer niet de schuldvraag werd gesteld waar we in Nederland altijd zo snel mee zijn.  Die burgermeester van Lommel vertelde heel gewoon, zonder opsmuk, wat er allemaal gebeurde, uur voor uur. Huiveringwekkend, schrijnend, woestijn, maar ook warm, menselijk. Hij vertelde over ouders van verongelukte kinderen die de vrouwen van de chauffeurs opzochten en hen duidelijk maakten dat ze hen als vrouwen van de chauffeurs die de bus lieten verongelukken niet wilden vergeten en niets wilden verwijten. Hij vertelde van een brief die de ouders, die radeloos waren omdat ze nog altijd hun overleden kind niet gezien hadden, schreven aan alle hulpverleners die bij het ongeluk en de nasleep betrokken waren, warme woorden van dank.

Daar zat die burgermeester en hij vertelde maar. Hij had geen ketting om, zo van: hier zit ik, ìk meneer de burgermeester, maar hij zat daar als mens, als warm mens, als herder van mensen en vertelde van die verslagen mensen, die midden in die woestenij toch bloementuinen waren.

En dat is het wonder dat we te leren hebben. De grote les van Jezus is dit: Het leven is niet alleen woestijn. Midden in de woestijn komen mensen bij elkaar, schuilen mensen bij een herdenkingsplaats, brengen mensen bloemen, omhelzen mensen elkaar , geven elkaar schouders elkaar schouders waarbij je uit kunt huilen en eten samen. Midden in de woestijn ontstaan bloemenperken.

De apostelen waren weer leerlingen geworden. Nu ze dit geleerd hebben, worden ze straks weer apostel, om te vertellen van dàt Koninkrijk van God, dat midden onder ons is!

Lof zij U Christus, in eeuwigheid, Amen.

We zingen Gezang 94.

Als de kinderen terugkomen zingen we het projectlied.

De dienst van gaven en gebeden.

Gebeden.

Collecte.

We zingen Gezang 75 vers 14 en 15.

Zegen.

Orgelspel.

​Terug naar alle preken