Lezing opening Fries Kerkenpad

Lezing bij Start van Kerkenpad Fryslân, door mij uitgesproken op 27 juni 2015 in de Kerk van Langweer – de provinciale aftrap van het Kerkenpad.

 

Beste mensen en mede-cultuurliefhebbers.

Hier sta ik op een roze steen. De steen is wat weerbarstig, hobbelig en zo. Zo is het vaak met onze oude gebouwen. Ze zijn schitterend om te zien, maar in gebruik vaak wat weerbarstig. Ze zijn niet aangepast aan onze tijd en voldoen niet geheel aan onze wensen.
Dat is eigen aan het monument-zijn, een monument stamt uit een andere tijd. Soms is dat oncomfortabel, bijvoorbeeld als je in Langweer lang op de vrouwenbanken moet zitten, of op de mannenbanken.

Ik sta hier op een roze steen. Die is hier geplaatst, precies achter de tafel, de plek waar de voorganger staat in de kerkdienst. Deze roze steen is een aantal jaren geleden verderop gevonden, bij de klokkenstoel van Dyken. Het is een bijzondere steen. Aan een wijdingskruisje in de hoek schijn je te kunnen zien dat dit een steen is geweest waaronder ooit een geestelijke is begraven. De steen is oeroud. Een aantal jaren geleden heeft men de steen uitvoerig laten onderzoeken en hem daarna hier geplaatst, hier achter de tafel, op de plek waar de voorganger staat. Zeker, hij voelt niet comfortabel onder mijn schoenen, maar de steen doet me veel. De steen is de steen van één van mijn voor- voorgangers. Wie hij was, weten we niet. Ik heb hem daarom maar Franciscus van Langwar genoemd. Soms vertel ik verhalen in de kerk over hem. 

Ik – en niet alleen ik, maar wij allen – staan op zijn schouders. We zijn de eersten niet. En de tijd dat we dachten dat alleen ons eigen clubje deugde, ligt hopelijk ver achter ons. De kerk van Langweer is vanouds een hervormde gemeente en sinds een paar maanden officieel een protestantse gemeente, maar noemt zich liever gewoon Kerk van Langweer. We willen namelijk voluit kerk in het dorp zijn. 

Ik geloof niet in een kerk die zieltjes moet winnen, in een kerk die tot doel zou hebben om steeds meer kerkgangers te krijgen, of steeds meer gelovigen. Nee, ik beleef het als de missie van de kerk om mensen in het licht te zetten. Om mensen die het zwaar hebben, nabij te zijn. Dat is de passie van de kerk van Langweer. Daarin vallen kerkgrenzen en kerkmuren weg. Mijn katholieke voorganger, op wiens grafsteen ik sta, hoort er bij, net als de niet kerkelijk gebonden dorpsgenoot, de atheïst die het helemaal met het geloof gehad heeft, de vrijzinnige die alle dogma’s heeft afgezworen, de religieuze zoeker die het allemaal niet meer zo precies weet en de evangelische christen die het liefst ook een moderne dominee als ik bekeren wil. Zij mogen er allemaal bij horen, want wij staan op de schouders van Franciscus van Langwar. Dat relativeert. 

Ondertussen zitten we wel met een historisch gebouw. Dat is mooi in de kerstnacht, als men vanuit de wijde omgeving naar de late kerstnachtviering van Langweer trekt omdat deze kerk zo sfeervol is en helemaal met kaarsen kan worden verlicht. Maar buiten de kerstnacht is dit historische gebouw, net als die roze steen, weerbarstig. We hebben een orgel en geen poppodium. Het orgel ademt een andere cultuur en is in zekere zin ook weerbarstig. Ik heb zelfs de indruk dat ons orgel, toen het gebouwd werd, het tweede Van Dam orgel ooit, in zijn tijd qua klankopbouw al een ietwat ouderwets klinkend orgel was. Het orgel ademt namelijk een geloofsvoorstelling die in die tijd al wat aan het verschuiven was. Ik doel op de gedachte dat je alleen in de harmonie van de muziek nog de goddelijke harmonie kunt horen. 
Tot in het midden van de 18e eeuw was dat vooral in Duitsland de gangbare gedachte in de kerkmuziek. De aarde is bedorven, maar alleen in de harmonie van de muziek is de goddelijke harmonie nog te horen. Daar is iets van het goddelijke nog puur bewaard, zo dacht men. Daarom is het dat in opvattingen zoals die van Johann Seb. Bach alle muziek was tot eer van God. Daarom is het ook dat orgels uit die tijd – in elk geval tot aan de helft van de 18e eeuw – zo helder van klank zijn, met veel boventonen, die iets van het hemelse laten horen. De boventonen laten als het ware iets klinken uit de hemel.
Ons orgel heeft ook zulke krachtige heldere boventonen. Later doet vooral de romantische stijl opgang waaraan ook de orgelbouwer Van Dam volop mee zou gaan doen: het gaat er dan niet langer om dat er geraakt wordt aan de goddelijke harmonie en om het loven en prijzen van God, maar dat de individuele ziel wordt geroerd. En zo verschijnen de romantische stemmen: strijkregisters, zachte tongwerken en wollige fluiten en de al te scherpe stemmen worden afgeroomd. De orgels worden veel ronder en donkerder en vaak ook zwaarder van toon. Ze moeten immers onze gevoelens roeren. 

Mooi is dat. Elke periode heeft zijn eigen stijl, een stijl die aansluit bij de beleving van mensen uit die tijd. In onze tijd wordt het orgel vaak verbonden met saai en ouderwets. Men wil op veel plaatsen vooral een combo, een gitaartje, een piano en een drumstel in de hoop dat men zo de jongere trekt, alsof men kan concurreren met de TOP2000. 
Op zich is daar helemaal niks mis mee, als men het tenminste goed doet en niet half, als men in elk geval met vuur en passie musiceert en liefst ook met kwaliteit. Tegelijkertijd zal men zich wel moeten realiseren dat ook dat de huidige hang naar meer popmuziekachtige kerkmuziek tijdgebonden is, zoals overigens iedere cultuuruiting tijdgebonden elementen in zich heeft.
Maar er is nog een andere reden waarom het orgel in onze tijd als saai en ouderwets wordt gezien. Het hangt ook samen met hoe de meeste orgels gebruikt worden. Veel kerkorgels worden alleen nog maar gebruikt bij de begeleiding van gemeentezang en vaak gebeurt dat niet al te opwekkend. Organisten moeten dan vooral ‘dienstbaar’ zijn en niet te hard spelen, want dan kunnen we er niet meer doorheen praten. Het orgel moet ‘muzak’ voortbrengen, zoals in de supermarkt, muziek waarbij je gezellig kunt shoppen. En het liefst moeten ze na de kerkdienst ook nog iets zoetigs spelen waarop de gemeenteleden wat mee kunnen neuriën. 
Dat daarmee de kwaliteit van de kerkmuziek behoorlijk gedaald is, is duidelijk, net als het feit dat daarmee het kerkorgel voortaan alleen nog maar wat geassocieerd met saai zingen van saaie liederen en wachten tot de collecte voorbij is. Het is dan ook geen wonder dat men het kerkorgel saai en duf vindt. 

En toch is het juist de traditie van het kerkorgel die hier een nieuwe input zou kunnen bieden. De orgelcultuur in Friesland stamt af van de Noordduitse orgeltraditie. Dat type orgels zijn absoluut niet alleen maar bedoeld voor de begeleiding van de gemeentezang en al helemaal niet voor verpozing. In de Lutherse Noordduitse orgelbouw van de 17e en de 18e eeuw had het orgelspel een enorm belangrijke rol in de liturgie. De kerkdienst begon met een preludium of toccata die vaak tevoren aangekondigd werd en op het orgel werd gespeeld. En de kerkdienst eindigde met een fuga, waarvoor de mensen na de zegen weer even gingen zitten. En tijdens de kerkdienst was er volop ruimte voor een cantate of delen daaruit, met een koor begeleid door orgel en vaak andere instrumenten waarbij koor en muzikanten achterin, rondom het orgel zaten. Je hoefde koor en orkest niet te zien, het ging er immers om wat er voorin gebeurde. De muziek was namelijk ter ere Gods en was daar dienstbaar aan. Zo is er ontzettend veel orgelmuziek gecomponeerd voor orgelspel binnen de kerkdienst, sterker nog: het merendeel van de orgelmuziek is geschreven om uitgevoerd te worden in de kerkdienst. 

Daarom zou het mooi zijn als we daar weer iets van terug konden laten komen en weer vaker orgelmuziek uit zouden laten voeren op de vele orgels in onze historische kerken op de plek waarvoor het geschreven is: gewoon in de kerkdienst en zeker niet alleen tijdens orgelconcerten. Daarvoor zullen organisten wel de ruimte moeten krijgen uiteraard en aansporing om te blijven studeren.  

De traditie heeft ons veel te zeggen. Dat zegt de roze steen waarop ik hier sta. Dat zegt het orgel dat hier in de kerk staat te stralen en dat haar boventoonrijke klanken over ons uitstrooit. De steen en het orgel zijn wat weerbarstig, Ze dwingen ons tot bezinning. En zo bouwen we verder. We nemen elementen mee uit eerdere tijden die we kunnen gebruiken. En voegen er nieuwe aan toe. Wat daarvan beklijft zullen generaties na ons beoordelen.  

Namens de kerk van Langweer dank ik u allen voor uw komst naar Langweer en dank ik de organisatoren van deze dag en van de kerkopenstellingen in heel Friesland in de komende zomermaanden. Ik spreek de wens uit dat dit stukje prachtige cultuur, dat wij in Friesland te bieden hebben, velen mag inspireren!