Jan Zijlstra’s genezingsdiensten

Tekst uitgesproken op het Symposium over gebedsgenezing in het ziekenhuis Talma Sionsberg.

In 2004 werd ik gevraagd om te spreken op een symposium over de ‘reddings- en genezingsdiensten’ van Jan Zijlstra. Men vroeg mij in mijn functie van gemeentepredikant in Veenwouden en voorzitter van classis Dokkum. Het symposium werd georganiseerd door het ziekenhuis van Dokkum. De andere sprekers waren Jan Zijlstra en een chirurg uit het ziekenhuis. De zaal was bomvol, radio en televisie was aanwezig en deed verslag. Hieronder vind je de tekst die ik daar uitgesproken heb. 

 

Beste mensen,

Een jaar eerder was ik er al op gestuit en hadden mensen mij aangesproken over die posters in het dorp en die folders in de brievenbus. Internet verschafte me toen wat inzicht in de Reddings- en Genezingsdiensten. We bespraken het onderwerp in de kerkenraad en we hielden in Veenwouden een eigen SoW-dienst over gebedsgenezing waar alle zieken met naam en toenaam werden genoemd en voor hun genezing werd gebeden. Maar op een dag in eind augustus van het afgelopen jaar waren er twee mensen op één dag die erover begonnen. De ene op bezoek waar ik kwam en de ander kwam ervoor naar mij. Boos waren ze, tranen vloeiden er. “Ik wíl me niet laten zeggen dat wij mindere christenen zijn! Ik wíl niet denken dat ik niet goed genoeg gebeden heb! Ik wíl niet dat ze me confronteren met hun diensten!”

De zondag erop bracht ik het thema in tijdens een preek over de genezing in Mattheüs 17, onder aan de berg van verheerlijking. “Bidden is niet iets dat de één beter kan dan de ander, bidden is geen stuntwerk”, zei ik en ik noemde in dat verband de Reddings- en Genezingsdiensten van Jan Zijlstra. Er kwam reactie. Iemand vroeg mijn preek op. Hij was getroffen en erg te spreken over mijn uitleg van het gedeelte. Hij had er ook met anderen over gepraat. Twee dagen later belde een echtpaar me op. Ze waren boos en teleurgesteld dat ik de diensten van Jan Zijlstra zomaar afwees. Er volgde een gesprek. Terugkijkend zeg ik: mijn woorden in die preek waren ongenuanceerd. Ze kwamen op uit mijn begrip voor de mensen met verdriet die ik sprak. Voor hen wilde ik opkomen. In deze lezing wil ik dat uitleggen. Ik spreek overigens volstrekt op persoonlijke titel.

Aleid Schilder heeft eens geschreven: “bidden met een patient is even erg als vrijen met een patient.” Deze boute uitspraak geeft aan dat er risico’s zijn verbonden aan bidden met patienten. Bidden is ontmoeting. Ontmoeting van de bidder met God. Bidden voor een ander is dus per definitie een kwetsbaar gebeuren. Bij bidden voor een ander betreed je een heilige ruimte. De ander moet begrepen zijn en herkend zijn door de pastor. De pastor verwoordt na goed luisteren in het gebed wat er leeft bij de pastorant en legt dat voor God neer. Zo bid ik als pastor aan een ziekbed samen met de pastorant, meestal na een diep gesprek, om kracht, om helende handen van doktoren, om Gods zegen.

Mag je ook bidden om een wonder? Om genezing? We hebben zojuist gehoord dat collega Zijlstra daar geen enkele moeite mee heeft, hij ziet het zelfs als een plicht. Hoewel ik geloof dat God wonderen kan doen en ik weet van de gaven van de Geest en ook weet dat er mensen zijn die paranormale gaven hebben, wil ik toch een paar kritische kanttekeningen plaatsen. Want zomaar ervan uitgaan dat die wonderen ook gebeuren gaan, klinkt geweldig gelovig, maar brengt schade toe aan de pastorant. En ook theologisch klopt het niet. Zeven punten van kritiek wil ik inbrengen:

1. “Het wordt tijd dat de voorgangers in de traditionele kerken de Bijbel weer eens goed gaan lezen. Ze zijn veel te sceptisch geworden over alles wat ‘bovennatuurlijk’ is.” zegt Zijlstra in een interview met het Fries Dagblad. Hij vindt dat wij de Bijbel niet goed lezen. Ik vind zijn omgaan met de Schriften echter niet Bijbels genòeg. Het is een beetje theorie, maar hier ligt wel de basis van ons meningsverschil: hoe lees je de Bijbel? Werkelijk Bijbels spreken moet recht doen aan de ontstaansgeschiedenis van de tekst, aan het taalveld en de context waarin de tekst is ontstaan. Zijlstra springt onvoorzichtig en zelfs onverantwoord met Bijbelteksten om. Ik geef een paar voorbeelden. Zijlstra noemt op veel plaatsen Exodus 15:26: “Ik, de HEER, ben uw heelmeester.” De stam van dit woord (rapa) komt 67 keer voor in het Oude Testament. Het betekent oorspronkelijk lappen, verstellen, repareren, herstellen, aan elkaar naaien, of ook wel een dokter die wonden verbindt en dan meestal in een overdrachtelijke betekenis. Ook hier is sprake van een overdrachtelijke betekenis. Het staat immers in het kader van de 10 plagen die wel aan de Egyptenaren worden opgelegd, maar die aan Israël (het volk dat gered moest worden uit de verharding van de farao) voorbij gingen. Het is zowel taalkundig als contextueel onjuist om het op letterlijk genezen te laten slaan. Zo is dat ook in Jesaja 53, die andere Oudtestamentische tekst die Zijlstra dikwijls noemt. Het is het lied van de lijdende knecht des HEREN: “onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen”. Geen Israëliet heeft bij het uitspreken van die woorden aan genezing van letterlijke ziekten gedacht, hier gaat het duidelijk over de ellende van de ballingschap waarin het volk verkeert. Oproepen tot Bijbels spreken wil voor mij zeggen dat je dan ook werkelijk Bijbels moet spreken, met oog voor de achtergronden, de context en ontstaansgeschiedenis van de tekst. Dat is mijn eerste bezwaar.

2. Mijn tweede bezwaar betreft Zijlstra’s visie op ziekte. Op de avond die ik bezocht, zei hij: “We moeten niet aanvaardan dat doktoren zeggen dat u ongeneeslijk ziek bent.” De ziekte ziet hij van de duivel: “het is de boze die u in gevangenis brengt”; “bewaar je gezondheid door dicht bij de Heer te blijven”

Ook in het boek Hindernissen komt dat steeds terug. Ziekte ziet hij als iets van de duivel en/of als een gevolg van zonde. Inderdaad is dat in de dagen van Jezus de gangbare gedachte in het MiddenOosten. In die gedachten- en taalwereld leefde Jezus. Het is waar dat Jezus spreekt in die taal van het toenmalige denken over ziekten, maar ik vind dat je daar voor nu geen systeem van mag maken. In de gedachtenwereld van die tijd (en zo kom je dat dus ook wel in de bijbel tegen) wordt ziekte regelmatig gezien als een straf van God, maar juist Jezus wijst dat af.

Ik zie ziekte niet als bezetenheid en niet als iets van de duivel. Ook niet als een straf van God op een persoonlijke zonde, al kan ziekte soms wel een gevolg zijn van geestelijk vastgelopen zijn. Ziekte is voor mij allereerst gegeven met onze werkelijkheid. Het is gegeven met deze schepping die niet af is. God heeft mensen de ruimte te geven en daarmee is onze schepping een onaffe werkelijkheid.

3. Mijn derde bezwaar is de titel Genezer. Jezus wordt consequent de Genezer genoemd. Ik weet dat anderen, zoals T.B.Joshua in Nigeria, dat ook doen, maar het klopt niet. Nergens in het Nieuwe Testament noemt Jezus zichzelf de Genezer. “De genezer gaat bergen slechten, riep Johannes, Hij zal de duivel op alle fronten verslaan” (blz. 18 van het boek de Genezer). Waarschijnlijk baseert Zijlstra zich hier op Lukas 3:5-6, maar daar staat toch echt wat anders. De combinatie van genezer en bergen slechten, vind ik nergens in de Bijbel. Ze worden Johannes in de mond gelegd. Johannes heeft het niet over een Genezer die duivelse ziekten komt verslaan. Wel roept hij op tot een radicaal andere manier van leven. Het gaat me er niet om dat ik niet geloof dat Jezus mensen genas of zo, nee, het punt dat ik wil maken is dit: Hij is en deed veel meer dan dat. Zijn genezingen waren tekenen, tekenen die zijn boodschap verhelderden als plaatjes in een kinderbijbel. En Hij wilde meestal niet eens dat zijn genezingen bekend werden.

4. Mijn vierde bezwaar betreft het pastoraat. In de dienst die ik bijgewoond heb en in de drie boeken van hem die ik gelezen heb, in de televisie uitzending en de videoband die ik bekeken heb, ging collega Zijlstra nergens in op het uitblijven van genezing, op één klein en onduidelijk hoofdstukje na. De suggestie wordt steeds gewekt dat wie waarlijk gelooft en bidt, genezen wordt. Dat vind ik het pastoraal verwerpelijk. Het roept zelfs boosheid in me op. Ik kom, zoals ieder van u, mensen tegen die geliefden, soms een kind, verloren hebben aan de dood. Ik kom in Veenwouden mensen tegen die zichzelf afvragen, en waartegen door anderen ook gezegd is, of zij echt wel genoeg gebeden hebben. Zij zijn dan niet alleen hun kind kwijt, maar krijgen nog een trap na en denken voortaan dat hun geloof niet goed is. “Behalve mijn kind wordt mij ook mijn God ontnomen”. Ik vind dit werkelijk buitengewoon kwalijk.

5. Dat brengt mij op mijn vijfde bezwaar: er is geen ruimte voor vragen. Zowel in de Bijbelstudie als in het boek 50 hindernissen worden alle vragen onderuitgehaald. In de Bijbel is dat niet zo. Ook hierin vind ik Zijlstra niet Bijbels genoeg. De Schriften is veelkleuriger en het waarom klinkt er luid en duidelijk. Denk aan de Psalmen en Job. De vrienden van Job vinden dat Job maar moet bidden, dat hij zich moet neerleggen bij de overmacht van God, dat hij de ziekte wel aan zichzelf te wijten heeft. Maar God geeft Job gelijk, Job moet voor zijn vrienden bidden, die het mis hebben gehad met hun vrome praatjes. Slechts éénmaal kwam ik de waarom-vraag tegen in zijn boeken, namelijk op blz 173 van 50 hindernissen, en dan op een manier waar ik erg van schrok. Ik citeer:

Men vroeg: ‘Waarom is zij gestorven?’ Overal worden zulke vragen gesteld. Ook bij mij komen ze met zulke vragen. ‘Pastor, waarom stierf hij, waarom stierf zij?’ Het is altijd moeilijk zo’n vraag te beantwoorden: ‘Ik zal proberen deze vraag te beantwoorden als u eerst mijn vraag beantwoordt: Waarom bent u niet komen bidden in de gebedsdienst? Waarom hebt u niet meegestreden, tezamen met de anderen? En waarom heeft u niet voor deze zaak gevast? Trouwens, waarom zien wij u nooit in de gebedsdienst? Natuurlijk kan ik niet zeggen, hoe het anders gelopen zou zijn. Maar de bijbel zegt wel dat de grootte van een leger haar sterkte bepaalt. Eén zal er duizend verslaan en twee zullen er tienduizend verslaan.

Ik vind dit erg. Zou het op een vraag “waarom is zij gestorven?” niet veel pastoraler en evangelischer zijn als een pastor zou zeggen: “Ik begrijp dat je met je geloof met je handen in het haar zit. Ik begrijp er ook niets van!” Wat kan het bevrijdend zijn om dat samen uit te spreken voor Gods aangezicht. Ik heb meegemaakt dat mensen juist dan Gods nabijheid ervaarden.

6. Ook mijn 6e bezwaar betreft het pastoraat. Het bidden om genezing gebeurt in de openbaarheid. Er gaat geen gesprek aan vooraf. De mensen hoeven alleen maar hun naam, hun kwaal en hun kerkelijke gezindte te vertellen. Maar waar ik gebedsgenezing in de Schriften tegenkom, blijkt juist dat het iets is dat in de intimiteit van de huiskamer en de individuele gemeente gebeurt. Jakobus 5: “Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten van de gemeente tot zich roepen (Je moet met je ziekte niet naar iemand toegaan die beter kan bidden dan anderen, maar de oudsten van je eigen gemeente bij je roepen), opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de Naam des Heren (de ziekenzalving, die in veel SoWgemeenten tegenwoordig wordt gepraktiseerd) en het gelovig gebed zal de lijder gezond maken en de Heer zal hem oprichten.” Gezondmaken vertaalt de NBG. Sooidzo heeft de grondtekst: redden, helen. Behouden vertaalt de Statenvertaling. En dat is trouwens heel wat meer dan alleen maar lichamelijke genezing. Goddank kom ik mensen tegen die sterven en dus niet genezen zijn, maar wel geheeld zijn, die vol vertrouwen sterven in de overgave aan de Heer. Bidden hoort in de beslotenheid, in een gemeenschap van hart en handen in de eigen gemeente thuis.

7. Mijn 7e bezwaar betreft het leiderschap. De autoriteit van de leider is toch wel erg belangrijk, zo tref ik dat aan in de boeken en ervaarde ik dat in de genezingsdiensten. Je moet geloven dat hij een knecht van God is, anders ‘werkt het niet’. Je moet ook maar geloven dat God hem dingen ingeeft, hoe dikwijls hij ook zegt dat het om de Heer gaat. Ik wil zo’n leider niet en ik wil zo’n leider niet zijn. Liever wat onopvallender op de achtergrond.

 

Tot zover mijn kritiek. Die is stevig en scherp, maar er is ook een andere kant. Wij kunnen wij als gevestigde kerken ook wat leren van de Gebeds en Reddingsdiensten. Er komen wel veel mensen op af, hoewel de sporthal in Dokkum slechts voor een deel gevuld was toen ik er was en men uit heel Noord-Friesland kwam. Ik hoorde dat er ook mensen uit de SoWkerken waren.

Dat kan ik wel een beetje begrijpen:

  1. we leven in een tijd van verwarring. Mensen willen houvast, een klip en klare boodschap, waarbij helder is wat men moet doen.
  2. er wordt in onze tijd niets zo belangrijk gevonden als gezondheid. Zijlstra speelt daar met zijn boodschap en zijn nodiging op in.
  3. de diensten doen een appèl op het persoonlijke en individuele.

Daarmee liggen er ook lessen voor de reguliere kerken:

  1. binnen onze kerken zijn de diensten nogal eens onpersoonlijk. Ik hoor vaak dat mensen moeite hebben als hun naam genoemd wordt in de voorbeden. Ik ga in gemeenten voor waar geen namen mogen worden genoemd en zeker de kwalen die de mensen hebben niet. Laten we daar verandering in te brengen. Een gemeente is immers een gemeenschap of zij is het niet.
  2. binnen onze kerken heerst vaak het hoofd over de buik. Maar de gevoelslaag en de persoonlijke geloofservaring mag ook meetellen. Waar God zijn Zoon ‘zijn geliefde Zoon noemt’ mogen wij in zijn spoor ook zijn beminden zijn. Laten we wat minder rationeel bezig te zijn en proberen wat meer de ervaring te raken.
  3. binnen onze kerken speelt te weinig het besef mee dat we wat te vieren hebben. Een dienst mag een viering zijn, jazeker, plechtig op zijn tijd, maar ook blijmoedig. We mogen vieren dat God ‘om niet’ om ons geeft! Laten we dus het feestvieren niet vergeten in onze diensten!
  4. De oude volkskerk waar men generaties lang kerkte, is uit. Je maakt in onze tijd zelf uit waarheen je gaat en waar je je voeding vandaan haalt. Als kerken komen wij nog niet verder dan dit betreuren dat gemeenteleden zich niet bij de plaatselijke gemeente aansluiten, maar bij een plaatselijke gemeente van een paar kilometer verder. Laten we die graascultuur maar accepteren en er op in spelen en daarbij tegelijk oog te hebben voor gemeenschapszin!

Ik rond af. Het is prachtig als mensen in Gebeds- en Genezingsdiensten worden aangeraakt door de Eeuwige en het is prachtig als mensen genezen. Ik zou er geen moeite mee hebben als mensen uit mijn gemeente eens een dienst bijwonen. Mensen zijn mondig en kritisch genoeg, zeker in Veenwouden. Maar ik zou mensen die ernstig ziek zijn wel willen afraden om een genezingsdienst te bezoeken. Niet omdat ik niet graag zou willen dat ze beter worden, integendeel. Maar wel omdat ik bang ben dat hun geloof schade oploopt. Bidden met een pastorant is een kwetsbaar gebeuren. Ik heb er ook moeite mee als Zijlstra zijn manier van voorgaan in diensten als de enige juist vindt, als hij ons aanvalt en zegt dat we de Bijbel niet goed lezen en  geen oog hebben voor de kracht van het gebed. Ook in gewone gemeenten gebeuren wonderbaarlijke dingen. Maar los daarvan: laten we niet vergeten waarin we één zijn: dat het erom gaat dat geloof kracht geeft om je weg verder te gaan, hoe die weg ook is. Dat is de boodschap waar wij allen voor gaan.

 Aart C. Veldhuizen, januari 2004.