Het kleinvee dat Hij weidt

4e zondag van Pasen 11 mei 2025
Voorganger: Aart Veldhuizen
Organist: Wim Dijkstra

1e Lezing: Psalm 100 (eigen vertaling)

1 Een lied voor dankzegging.
Roept uit voor de HEER heel de aarde.
2 Dient de HEER met vreugde,
komt voor zijn aangezicht met jubelzang.
3 Weet, ja, de HEER, hij is God,
hij heeft ons gemaakt –
niet wij, zijn volk, het kleinvee dat hij weidt.
4 Komt in zijn poorten met dankzegging,
in zijn voorhof met lofzang,
dank aan hem,
belijdt en zegent zijn naam.
5 ja goed is de HEER,
voor eeuwig is zijn trouw,
standvastig van geslacht op geslacht.

2e lezing: Johannes 21:15-19

Lieve mensen, gemeente van onze Heer Jezus Christus,

De afgelopen week is er een nieuwe paus gekozen, die gezien wordt als de opvolger van Petrus. Jezus zou Petrus hebben aangewezen als de leider
en Petrus zou vervolgens zijn opvolger hebben aangewezen en dat is zo doorgegaan tot op vandaag waardoor de nieuwe paus in de termen van de Katholica de plaatsvervanger van Christus is.
Tevoren werd er heel wat over gespeculeerd wie de nieuwe paus zou worden. Je hoorde vooral steeds zeggen dat het iemand moest zijn die een verbinder is en een warm hart heeft, echt een pastor. De nieuwe paus Leo XIV lijkt ook zo iemand te zijn.
Een warm hart hebben en kunnen luisteren. Dat is ontzettend belangrijk voor de kerk. De paus, de kerk, wij, we moeten herderen,omzien naar de mensen om ons heen. We moeten niet alleen maar zenden, wat ik nu sta te doen, maar vooral luisteren. Hoor maar het gesprek dat Jezus met Petrus heeft. Het hoofdstuk is later toegevoegd aan het Johannes-evangelie, waarschijnlijk om Petrus opnieuw aan te wijzen als leider van de volgelingen van Jezus. “Simon, zoon van Johannes, heb je me lief, meer dan de anderen?”

Jezus noemt hem Simon, geen Petrus. Ik heb de vier evangeliën nageplozen om te kijken hoe Jezus op de andere momenten Petrus noemde. Wat ik ontdekte verbaasde me: Jezus noemt Petrus nergens Petrus, afgezien van maar één keertje in het evangelie naar Lukas. Verder noemt hij hem altijd Simon. Toen Jezus Petrus leerde kennen, die Simon heette, zoon van Johannes, heeft hij wel gezegd dat hij Petrus zal worden genoemd.
Rotsman. Man uit één stuk. Maar Jezus spreekt hem nooit aan met rotsman, maar gewoon met zijn eigen naam, Simon. Je bent niet altijd een mens uit één stuk. Je bent niet altijd een rotsnaam. Als je van Godswege wordt aangesproken, klinkt je eìgen naam.

“Simon, zoon van Johannes, heb je me lief, meer dan de anderen?” Heb je me lief, meer dan de anderen? Dat was wel typisch Petrus. Voorop staan. Voor de duvel niet bang. Haantje de voorste, gezegend met en beperkt door een soort ADHD gedrag. Hij zou voor Jezus wel zijn leven willen geven! Dat zei hij ooit tegen Jezus, waarna Jezus hem waarschuwde en vertelde dat voor de haan zou kraaien hij driemaal gezegd zou hebben dat hij Jezus niet kende. Het is bij die woorden in het evangelie naar Lukas dat Jezus Petrus Petrus noemt. Alleen daar. Verder nergens. Hij noemt hem verder geen rotsman. Nee, hij noemt je bij je eigen naam, met je eigen eigenaardigheden en je zwakheden, zoals je bent, zo ben je bij hem bekend.
Het verbaast niet dat Petrus zegt dat hij Jezus liefheeft. Maar Jezus houdt aan, hij vraagt maar liefst drie keer aan Petrus of Petrus hem liefheeft. Na de derde vraag van Jezus breekt Petrus en begint hij te huilen. Pas nu dringt tot hem door waarom Jezus hem dit drie keer vraagt. Het is omdat hij drie keer gezegd heeft dat hij Jezus niet kende, daarginds, in de hof, toen Jezus was gevangen genomen. Daar was hij geen rotsman. Bepaald niet.
Nù wordt hij bedroefd. Eerder niet. Toen de haan begon te kraaien nadat Petrus driemaal gezegd had dat hij Jezus niet kende, lezen we in het Johannes-evangelie niet dat hij bedroefd werd, wel in de andere evangeliën, maar in het Johannes-evangelie niet. Johannes wil er de nadruk op leggen dat de tranen pas bij Petrus boven komen als Jezus hem driemaal vraagt of Petrus hem liefheeft.
Petrus? Rotsman? Ja, zo gedraag ik me graag, zo zien mensen me ook wel eens en ik wil ook best graag dat mensen mij zo zien, flink, dapper, betrouwbaar. Maar ik ben zo’n rotsman lang niet altijd. Jij wel?
De tranen rollen over zijn wangen. Driemaal stelt Jezus de vraag aan Petrus en na elk antwoord van Petrus geeft Jezus hem een opdracht. Het is drie keer hetzelfde, steeds in iets andere woorden, zoals in dit evangelie altijd vaak met verschillende woorden voor hetzelfde wordt gesproken: weid mijn lammeren, hoed mijn schapen, weid mijn schapen.
En ook voor ons geldt het: “Heb je Jezus lief? Herder dan. Zorg voor de schapen, voor het kleinvee, en denk niet alleen maar aan jezelf.”
Alleen: Wie zijn dat kleinvee? Wie zijn die mensen waar Petrus voor moet zorgen en wie zijn de mensen voor wie wij moeten zorgen? In de klassieke uitleg van dit hoofdstuk, vooral vanuit katholieke zijde maar ook wel in protestantse hoek, wordt hierbij aan de kerk gedacht. Gods lammeren en Gods schapen zijn dan de christenen, het is de kerk. Die bestaat weliswaar uit mensen die ook zelf voor anderen moeten zorgen, maar ze hebben leiding nodig, een leider die hen weidt, hen voorgaat, een pastor, een paus, een bisschop, een dominee, een ambtsdrager. Maar ik las daarnet Psalm 100, een van de allermooiste Psalmen wat mij betreft. Die Psalm trekt het breder. Hoor vooral het derde vers, in mijn vertaling:
Weet, ja, de HEER, hij is God,
hij heeft ons gemaakt –
en niet wij, zijn volk, het kleinvee dat hij weidt.
Niet wij. De meeste vertalingen lezen hier wat anders, en zeggen: “hij heeft ons gemaakt en wij behoren aan hem”. ‘Aan hem’ en ‘niet wij’ schrijf je in het Hebreeuws op bijna dezelfde manier, maar hier wordt toch echt ‘niet wij’ bedoeld. Hij is onze maker. Niet wij! Ik besef dat sterker dan ooit tevoren nu ik zelf door een dodelijke ziekte ben heengekomen. Wij kunnen geen mens maken, geen dier, en zelfs nog geen plant. Ja, we weten inmiddels wel heel veel hoe de geboorte van een mens en een dier en de groei van een plant plaatsvindt en wat daarvoor de geschikte voorwaarden zijn en we denken dat we heel wat zijn, maar een mens, een dier, een plant maken in een laboratorium of werkplaats kunnen we het niet. Want we kunnen geen leven maken. Daarom is het zo mooi dat de Psalm zingt:
hij heeft ons gemaakt –
en niet wij, zijn volk, het kleinvee dat hij weidt.
Dat zinnetje staat er direct achteraan: Niet wij, zijn volk, het kleinvee dat hij weidt. Het kleinvee heeft de Eeuwige God als herder. Wij zijn dat. Alle mensen zijn dat. Hij weidt hen. Zelfs als je de mist in bent gegaan, als je een bende van je leven hebt gemaakt, of gewoon de fout in ging. De Eeuwige God is je herder en hij brengt je weer thuis als het schaap op het schilderij op de omslag. En daarom krijgt nu ook Petrus de opdracht: weidt het kleinvee, de lammeren, de schapen. Nu jijzelf beseft dat je in de fout bent gegaan, en weer opgeraapt bent door de goede herder, moet jij op jouw beurt ook herderen.
Ik weet dat we in de kerk werken met lidmaatschappen, dat mensen lid zijn van een kerk en zich kunnen laten uitschrijven. Ik begrijp dat we werken met een ledenbestand, maar eigenlijk ben ik het daar niet mee eens. Want ik ben niet de dominee van jullie alleen, en God is niet de God van jullie alleen, of van ons, maar van alle mensen. Hij is herder van al het kleinvee, van alle mensen. Van de schapen, van de lammeren en natuurlijk ook van de bokken. Want hij heeft hen gemaakt, niet zij zichzelf.

En daarmee komt de vraag opnieuw op tafel te liggen. Heb je Jezus lief? Wees dan een herder voor je medemensen. Dat is niet in. We denken steeds meer in wij en zij, mensen stoten zich steeds meer af van mensen die anders zijn dan zij. Maar hier horen we het omgekeerde: we hebben elkaar te herderen.
Alleen: hoever gaat dat? Is daar een grens aan? Psychologen vinden van wel. En als pastor zeg ik dat ook wel eens. Je moet niet de hele wereld op je schouders meenemen. Dat kan geen mens. En dat zal allemaal ook wel waar zijn. Maar het evangelie en de hele Bijbel trekt geen grens, het neemt wel de hele wereld op de schouders, tot aan het kruis aan toe.

Als het gesprek met Petrus ten einde is, zegt Jezus tegen hem: “volg jij mij”. Ja Simon, zoon van Johannes, vroeger deed je zelf je gordel om en bepaalde je zelf waar je heen ging. Je ging je eigen weg. Maar nu je mij hebt leren kennen, nu het diepe inzicht bij je gekomen is wie je zelf bent, rotsman? ach, hooguit af en toe een rotsmannetje, maar vaak ook niet, gewoon Simon, zoon van Johannes, nu je jezelf hebt leren kennen,
nu moet je mij volgen. En mij volgen is de weg gaan die ik ben gegaan. Herder zijn, je leven geven voor de schapen.
Mens zijn is herder zijn. En ja, daarmee is mens zijn een weg van afzien van jezelf, een weg van dienen, je medemensen weiden en hoeden.
Volg mij.
Volgens overlevering is Petrus die weg gegaan en zou hij als martelaar zijn gestorven. Hij zou zichzelf zelfs met het hoofd naar beneden hebben laten kruisigen, omdat hij zich minder vond dan zijn Heer. Dat hoeft nu ook weer niet. Maar duidelijk is dat Jezus volgen geen triomtocht is, het is diep en vaak zwaar, maar het is tegelijkertijd het enige dat er werkelijk toe doet, het enige dat werkelijk de wereld om je heen verandert: mens zijn ten dienste van anderen.
Zelf ben jij teruggevonden, wees er daarom voor de mensen om je heen. Daarvoor word ook jij aangesproken vanmorgen door de Eeuwige God, die jou bij jouw eigen naam noemt, je zwakheden kent, je telkens weer vergeeft, om waarlijk mens te zijn, mensenmens.

Zo mag het zijn.