Preek van week 1 – Kana 1

Dorpskerk Langweer, 5 januari 2020

Voorg: Aart C. Veldhuizen

Organist: Rinny Pijpker

 

Afkondigingen

Lied 517 vers 1 en 2

Bemoediging en groet

Lied 517 vers 3

Eeuwige God,

Het mag dan zo zijn dat een jaar in het licht van de eeuwigheid maar een oogwenk is,
toch zijn we bewust op deze eerst zondag van 2020 hier samen.
Het jaar is alweer begonnen met brand,
met weer meer gewonden en verwoesting in de Oudjaarsnacht,
met geweld in het Midden-Oosten en enorme branden in Australië.
Als we horen van geweld en van branden schrikken we even op,
maar schudt het ons niet door elkaar omdat het meestal ver weg is.
Als het gaat over maatregelen die onze regering moet gaan nemen, leidt het tot verwarring.
En als we horen van matiging en versobering in onze toenemende cultuur van verpulling en verspilling,
knikken we weliswaar,
maar is het tegelijkertijd zo lastig is om onze eigen knop om te zetten.
Liever nog wenden we het hoofd af.
Wat is een jaar in de eeuwigheid?
En wie zijn wij als kleine mensen?
Doet het er werkelijk toe wat wij doen?
Het kan ons zomaar overspoelen dat het er zo weinig toe doet wat wij doen of wat wij laten
en daarom roepen wij samen met al die mensen die werkelijk in ellende leven: Lied 301k.

Glorialied: Lied 487

Op Oudjaar las ik het begin van het Johannes-evangelie. Tot aan de zomer preek ik uit het Johannes-evangelie, dat zo ontzettend rijk is. Het mag dan morgen Driekoningen zijn, maar vandaag lees ik al over de bruiloft te Kana, want wijzen uit het oosten kent het Johannesevangelie niet. Het Johannesevangelie draait als geen ander evangelie om Pasen, dat zal vandaag al wat blijken, maar de komende weken nog veel meer. Het verhaal van de bruiloft te Kana is het eerste van zeven wondertekenen die Jezus in het Johannesevangelie doet, eindigend met de opwekking van Lazarus. Die zeven wondertekenen gaan we de komende zeven kerkdiensten waarin ik voorga telkens lezen, gekoppeld aan een gedeelte uit hetzelfde Johannesevangelie dat het teken uitlegt. Vandaag is Pasen nog ver weg. Vandaag proosten we, op het kind van Bethlehem, op Gods nieuwe begin. Op het nieuwe jaar!

Lied 489 vers 1

Johannes 2:1-11

Lied 489 vers 2

Johannes 15:1-8

Lied 489 vers 3

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Als ik één wonder zou mogen doen, gewoon, maar voor één keer, dan zou ik heel wat anders hebben uitgekozen dan wat Jezus in het Johannesevangelie deed als eerste wonder. Ik zou misschien wat scheikundige formule’s veranderen zodat de klimaatverandering tot stilstand zou worden gebracht. Of ik zou die jonge vrouw van haar dodelijke uitzaaiingen genezen. Misschien hebt u ook wel een wens als u één wonder zou mogen doen. Maar water in wijn veranderen? Wijn richt al zoveel ellende toe en de Bijbel weet daar ook van. Van Noach die zich bezatte, van misstanden aan het hof die er plaatsvonden nadat er weer eens veel te drinken was geweest. Hopelijk is er vandaag niet iemand van de blauwe knoop aanwezig, en anders was die persoon vast en zeker gaan staan toe ik daarnet Johannes 2 voorlas, om ons te wijzen op de gevaren van alcohol. Want laten we wel wezen: aan alcohol sterven veel meer mensen dan door drugs, veel meer dan door vuurwerk en veel en veel meer dan door aanslagen van djihadisten. Alcohol is een groot gevaar, ook omdat het zo normaal is, zo gebruikelijk. Toen ik op Oudjaarsdag een wandelingetje maakte zag ik voor een woning dat er een muur van 25 kratten bier gemaakt was, vol met volle flesjes van een bierbrouwer die ik niet noemen zal. Ze stonden buiten voor het huis, want zo stonden ze lekker koel, de 25 kratten bier pasten per slot van rekening niet allemaal in de koelkast. 25 kratten bier, ja, ik weet het, vergeleken met de bierstapelcampings op de Waddeneilanden was het niet veel. Maar ik voelde weerstand toen ik voorbij liep. 25 kratten bier, dat zijn 600 flesjes. Als je met 60 man bent, zijn dat 10 flesjes de man, maar volgens mij waren ze daar helemaal niet met 60, maar met veel minder. Kunnen we afspreken dat we uit de roes van dronkenschap blijven in het nieuwe jaar? Of tenminste dit: dat we niet drinken om alleen maar dronken te worden? Ondertussen vinden we bij Jezus geen bezwaren tegen wijnconsumptie. Hij is uitgenodigd op een bruiloft waar de wijn opraakt en waar hij water laat scheppen dat gedronken wordt als wijn, betere dan de vorige. Waarom? Het antwoord lazen we in Johannes 15: omdat hij zelf de wijnstok is.

“Ik ben de ware wijnstok.” Dat behoort tot de ‘Ik ben’ woorden binnen het Johannesevangelie, zoals ze de komende maanden gaan klinken, parallel aan de zeven wonderverhalen die het Johannesevangelie ons vertelt. Ik ben het brood des levens. Ik ben het licht der wereld. Ik ben de opstanding en het leven. Ik ben de goede herder. Als Mozes in de woestijn een doornstruik ziet branden, waarvanuit God tot hem sprak, vraagt Mozes om de Naam van God. De stem antwoordt: “Ik ben die ik ben, zeg tegen de mensen: ‘Ik ben’ heb je gezonden”. “Ik ben” – dat verwijst naar de Eeuwige. Als Jezus die formule “Ik ben” in de mond klinkt, rijmt dat op wat de Eeuwige God van zichzelf zegt.

“Ik ben de ware wijnstok.” Daarom maakt Jezus al aan het begin van het evangelie van water wijn. Hij kan blijkbaar niet anders dan dat. En dus kan het feest doorgaan, op een hoger plan zelfs. Hij kwam daar voorbij, daar bij dat huis op de Legebuorren, waar de jongens al snel door die 25 kratten bier heen waren en toverde er voor hun ogen nog eens 25 kratten bij, in een nòg beter merk dan het merk dat ze hadden ingekocht, zodat het feest niet hoefde te stoppen .

Hij is de ware wijnstok. Die uitdrukking heeft oude papieren in de traditie waarover het Johannes-evangelie beschikte. In de profeten wordt Israël een weelderige wijnstok genoemd die ook weelderige vruchten draagt. (Psalm 80:9-10 en Hosea 10:1). Later, als het volk naar Babel is vervoerd, zegt God heel andere woorden tegen het volk:  “Op elke hoge heuvel en onder elke groene boom hebt u zich neergevleid als een hoer. Ik (God) had u geplant als een edele wijnstok van de fijnste soort. Hoe zijn dan uw ranken vergroeid en een wilde wingerd geworden? Ik verniel jullie oogst, er blijft geen druif aan de wijnstok, geen vijg aan de vijgenboom, de bladeren verwelken”. (Jeremia 2:21 en 8:13) Nog weer later komt de wijnstok terug in het visioen van Micha: “God zal rechtspreken tussen de vele volken. Dan smeden zij hun zwaarden om tot ploegscharen en hun speerpunten tot snoeimessen. Geen volk heft het zwaard meer tegen een ander volk en de oorlog zullen ze niet meer leren. Dan zal iedereen onder zijn eigen wijnstok of vijgenboom zitten, door niemand opgeschrikt” (Micha 4:3-4). En in de geschriften zo rond het begin van onze jaartelling, die niet in onze Bijbel zijn opgenomen, maar waar het Johannesevangelie dikwijls naar verwijst, wordt de wijnstok zelfs vergelijken met de komst van de Messias, de wijnstok is daar het teken van het Messiaanse rijk, van Gods nieuwe begin, dat komt. Het is precies daarom dat het Johannesevangelie als eerste wonder van Jezus vertelt dat hij van water wijn maakte op die bruiloft in Kana. De wijn staat symbool van Gods nieuwe begin, van het Messiaanse rijk, dat aangebroken is. Dat Messiaanse rijk dat aangebroken is, toen het woord vlees geworden is met de komst van Christus, mag niet stoppen! Geloof me, roept het Johannesevangelie ons toe: het gaat door! Op een hoger plan zelfs!

Ondertussen voegt Jezus nog wel een aantal woorden toe aan de uitspraak dat hij de ware wijnstok is. Ik ben de ware wijnstok. En mijn Vader is de landman. Elke rank aan mij die geen vrucht draagt, neemt Hij weg. En elke wijnstok die wel vrucht draagt, snoeit Hij, opdat zij meer vrucht drage.” Het is dus serieus. Het is niet alleen een zegen dat je een rank van die wijnstok bent, maar ook een opdracht, een bloedserieuze opdracht zelfs. Je moet wel vruchten voortbrengen. Anders neemt Hij je weg, brengt Hij je buiten de wijngaard waar Hij je verbrandt.

Zo komen we, vanwege die opvallende parallellie tussen de bruiloft te Kana en de uitspraak van Jezus dat hij de ware wijnstok is, over ons eigen leven na te denken. Breng ik vrucht voort? Brengt u vrucht voort? Onderzoek onder dominees wijst uit dat dominees vrijwel allemaal last hebben van drie dingen, van één van die drie, van twee, of zelfs van alle drie. Het eerste is angst, bijvoorbeeld om afgewezen te worden, of tekort te schieten. Het tweede is schaamte, bijvoorbeeld omdat ze terugdeinzen om te zeggen waar ze voor staan. En het derde is schuld, bijvoorbeeld het schuldgevoel dat ontstaat als er dingen zijn die je eigenlijk ook zou moeten doen maar waar je niet aan toe komt. Angst, schaamte en schuld. Ik vermoed dat iets van die drie dingen niet alleen voor dominees gelden, maar voor de meeste kerkmensen. Schaamte bijvoorbeeld, omdat je misschien niet zo makkelijk er voor uit komt dat je wat met dat geloof hebt. Angst, bijvoorbeeld over hoe het straks komt als de krimp van de kerken doorzet. Of angst om afgewezen te worden, als minderwaardig of oninteressant aan de kant te worden geschoven omdat je iets met God hebt. En schuld. Schuld is misschien wel het grootste waar kerkmensen onder gebukt gaan. Dat ze te weinig doen.

En daarmee zijn we terug in Kana, op die bruiloft. De vrucht van de wijnstok is geoogst, geperst en gegist. Het is wijn geworden. Maar het is te weinig. Zie je wel, toch te weinig. We hadden meer in moeten slaan dan die 25 kratten. We hadden meer moeten doen. Dan hadden we genoeg gehad voor het hele feest. We hebben te weinig. We hebben gefaald. Nu valt het feest in duigen. Maar geef niet op, stop er niet mee! Ga door met goed doen – hoe gering misschien ook – ga door met met vruchten laten zien van dat Rijk van God, zelfs al zijn ze in je ogen maar heel klein. Want daar komt hij, hij die zelf de ware wijnstok is. Hij zegt tegen je: Schep dan maar van je water. Deel dat maar uit. Precies, dat staat u te doen. Water scheppen, dat is genoeg. Met opgetrokken wenkbrauwen doe je wat hij zegt. Je schept van het water en geeft het aan de ceremoniemeester en die geeft aan dat hij nog nooit zulke goede wijn geproefd heeft.

Daar zijn we. Precies daar, op dat moment, in Kana. Ons water, ons tekort, ons armzalige pogen, blijkt op het woord van de ware wijnstok opeens als de allerbeste wijn te smaken. Opnieuw is het woord vlees geworden.

Daarmee gaan we het nieuwe jaar in. Met een fles in onze handen. Misschien is het alleen maar water wat er in zit. Het hindert niet. Schenk er van. En pak het glas. Hef het glas met water omhoog, proost er op. Op een goed 2020! En drink er van. Proef! Dat water dat je schonk, waarvan je dacht dat het veel te weinig was en wat niemand durfde voorzetten, is als de allerbeste wijn. De ware wijnstok heeft er wijn van gemaakt. Zijn tijd is aangebroken. En op die momenten dat jij durft te delen van wat je kunt en van wat je hebt, gebeurt het wonder telkens weer opnieuw. Gelukkig nieuwjaar!

Lied 473 vers 1 en 3

Eeuwige God,

Waar wij bang zijn,
bevreesd over hoe de dingen komen gaan,
komt Gij met het woord uit het kerstevangelie van ‘vreest niet’, ‘wees niet bang’.
Geef ons van uw moed om onbevreesd het nieuwe jaar in te gaan, kome wat komt.
Zo bidden wij: Lied 367e.

Waar wij ons af en toe kunnen schamen voor onze mening,
voor ons geloof,
omdat we naar de kerk gaan,
of omdat het ons niet bevalt hoe er door anderen wordt gesproken of geleefd,
komt Gij in ons midden met uw vrijmoedigheid,
openlijk en kwetsbaar als een kind.
Geef ons de kracht om fier te staan als het moet
en op onze beurt onze kwetsbaarheid te tonen als dat geboden is,
zo bidden wij: Lied 367e.

Waar wij ons af en toe schuldig kunnen voelen om wat we meer hadden kunnen doen,
of anders,
of minder hadden moeten doen,
komt Gij met de eenzijdige opdracht om te scheppen van het water en dat te delen.
Leer ons het denken af dat het er niet toe doet wat wij doen of laten,
maar geef ons die gehoorzaamheid van die knechten op die bruiloft
in het spoor van uw zoon,
om eenvoudig te doen wat gedaan moet worden, hoe gering ook,
zo bidden wij: Lied 367e.

Lied 653 vers 1, 5 en 7

De zegen zingen we in wisselzang zoals staat aangegeven in Lied 430.