Matteus 2 en Efeze 3

De enige koning.

Wie een kinderbijbel schrijft naar Mattheüs wordt door kinderen en ouders op de vingers getikt. Want van al het bekende uit Lucas (de kribbe, velden, engelenzang, herders, keizer, bewindvoerder over Syrië, besnijdenis, naamgeving op de achtste dag, voorstelling in de tempel) is hier geen sprake. De onder ons ontstane dominantie van de geboorteverhalen uit het evangelie naar Lucas hindert ons als we dit verhaal van Mattheüs goed willen lezen, maar ook de traditie deed dat door van het verhaal van de wijzen uit het Oosten een Driekoningen te maken. Nu is met legendevorming niet zoveel mis, ook dit verhaal van de wijzen uit het Oosten moet door legende-vorming ontstaan zijn, maar de term Driekoningen misleidt. Het gaat hier niet om drie, maar om slechts één koning. Hij is het aanbidden waard.

De koning der Joden.

De koning is in de Schriften een metafoor voor en plaatsvervanger van JHWH. De koning is verantwoordelijk voor de handhaving van recht en gerechtigheid. De wijzen noemen Jezus zo, terwijl Jezus door de auteur (1:1, 17, 18) en door Herodes (2:4) Christus wordt genoemd. Deze Christus is de zoon van David, de zoon van Abraham (1:1) en staat daarmee in de Davidisch-Messiaanse lijn van gezalfde koning. Het zijn uitsluitend heidenen (de wijzen, Pilatus en de soldaten) die hem koning der Joden noemen, alsof het de Joden moet worden aangezegd. Dit laat iets van de gegroeide kloof zien tussen Joden en Christenen ten tijde van het schrijven van het Mattheüs-evangelie. Het lijkt erop dat dit evangelie is geschreven na de zogenaamde reformatie van Jamnia na de verwoesting van Jeruzalem. Daar werd de Joodse identiteit verstevigd, de Joodse canon definitief vastgesteld en was het gedaan met de pluriformiteit van de synagoge. Het Jodendom werd meer en meer Farizees gekleurd. Tegen deze achtergrond schreef de onbekende auteur dit evangelie als een catechetisch handboek voor de gemeente in die dagen. Het verklaart de heftigheid van toon als het gaat over Jeruzalem, de Overpriesters, Farizeeën en de Joodse leiders van die dagen.

De koning van Jeruzalem.

Herodes wordt neergezet als de antikoning die met list, bedrog en moord recht en gerechtigheid met voeten treedt. Als de wijzen bij Herodes aankomen, ontstelt hij en geheel Jeruzalem met hem. Opmerkelijk. Herodes en Jeruzalem lagen bepaald niet op éen lijn. Herodes was zeer gehaat bij de bevolking, maar de auteur is niet geïnteresseerd in een getrouwe weergave van de geschiedenis. Jeruzalem is het met Herodes eens omdat het in dit evangelie vooral de stad is van verraad en kruisiging, de stad waarvandaar het gevaar dreigt. Daarom zijn ook verhalen van de voorstelling in de tempel bij Mattheüs niet te vinden. Niet Jeruzalem, maar Bethlehem is de stede.

Wijzen uit het Oosten.

De wijzen behoorden als leden van de Perzische priesterkaste tot de geestelijke elite van de heidenwereld. Zij waren zeer gerespecteerd om hun wijsheid en inzicht. Als Jezus geboren is, komen ze uit het Oosten om de koning der Joden te aanbidden. Op de achtergrond speelt hierbij Num.24:17 (“een ster gaat op uit Jacob, een scepter rijst op uit Israël”) en Mattheüs 2 zou je hier een midrasj van kunnen noemen. De spits daarvan is echter niet dat Christus het einde is van de magie, zoals wel beweerd is, maar dat Hij koning van alle volkeren zal zijn. De wijzen vertegenwoordigen de volkeren en doen denken aan de zes zonen van Abraham waarvan Gen.25:1-6 spreekt. Abraham heeft hen met geschenken weggezonden naar het Oosten. Nu komen er uit het Oosten wijzen als vertegenwoordigers van de volkeren met geschenken terug. Het wierook en de mirre werd vooral in de cultus gebruikt en gold als zeer kostbaar en het aanbieden ervan moet mogelijk als wijding worden gezien. Het goud staat voor het allerkostbaarste dat zij de pasgeborene kunnen aanbieden.

De auteur slaat zo vanaf het begin een brug naar de volkeren. Deze koning der Joden is van wereldwijde betekenis. Er is daarin sprake van een parallellie met Mattheüs 28. Tegenover de geboorte staat daar de opwekking van Jezus, tegenover het Immanuël van 1:23 klinkt het “ik ben met jullie” en zowel in hoofdstuk 2 als in 28:16-20 komt de hele volkerenwereld in beeld.

Op zoek naar een nieuwe eenheid.

In de lezing uit de brieven voor deze zondag (Efeze 3) wordt gezegd dat de heidenen mede-erfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus. De auteur zoekt vanuit de Paulinische traditie naar beelden om te schetsen wat de positie van de heidenen is. Ze zijn net zo goed als gewone erfgenamen, lichaamsdelen en participanten dus. Erfgenaam is daarbij de juridische term waarbij het individu op grond van erfrecht de erfenis ontvangt. De warmte komt in beeld bij het woord mede-erfgenaam zijn. Bij medegenoten komt er de notie van participant-zijn bij.
Hoe mooi het in de Paulinische traditie ook verwoord wordt, het latere Mattheüs-evangelie toont in hoofdstuk 2 een schokkender beeld. Jeruzalemse Joden en de volkeren blijken er eerder tegenover elkaar te staan en Jezus wordt vanuit Jeruzalem bedreigd. Het recht en de gerechtigheid waar de nieuwe koning der Joden voor staat, wordt niet gekend. In Jeruzalem wordt door de leiders alleen maar gewezen naar de plaats waar de koning der Joden geboren zou kunnen zijn, maar men blijft zelf zitten waar men zit. “Er is wellicht wel helemaal niemand van belang geboren in dat provinciestadje Bethlehem, of wellicht is hij nu ook wel omgekomen. Dat is wel zo rustig.” En de bruut Herodes besluit om, als de magiërs niet terugkeren maar door een droom gewaarschuwd langs een andere weg huiswaarts gaan, alle jongetjes dan maar te vermoorden. Schokkend is het beeld dat de auteur hiermee van de geboorte van Jezus schetst. De enige getuigen zijn Jozef en Maria en de heidense magiërs uit het Oosten.

Huiveringwekkend. De Koning der Joden is geboren, maar niemand weet er van. De pasgeborene wordt vanaf het begin met de dood bedreigd en wordt een overlevende. Vanuit die diepte laat de schrijver ons zien dat juist deze bedreigde pasgeborene de contouren gaat schetsen van een nieuw Koninkrijk, dat zich ongedacht baan breekt, als tegenbeeld van wat er zich onder ons allemaal aan zogenaamde koningschappen voordoet. Deze koning der Joden is de koning der wereld. Van dat Koninkrijk zal dit evangelie naar Mattheüs ons in geuren en kleuren gaan vertellen.

Aart C. Veldhuizen, juni 2006, Veenwouden.