Ik wil je vertellen wat er de afgelopen week gebeurde. Luister maar.
Ik kom de kerk binnen. Ik wil hier even op het mooie orgel komen spelen. Ik loop de trap op, de kerktoren in. En als ik daar boven kom, zie ik haar: een kat. Een rode kat. De kat kijkt me gespannen aan. Ze heeft haar rug helemaal krom gebogen
en ze blaast naar mee. Ik zeg tegen mezelf: “Sjonge, een kat hier in de kerk. En nog boos op mij ook. Hoe is die hier gekomen?”
“Ik ben geen kat, ik ben een kater!”
Het is de kat die dat zegt. Op boze toon. Een kat, uh nee, een kater die kan praten? Dat heb ik nog nooit meegemaakt. Maar die Rode Kater raadt al wat ik denk: “Jij denkt zeker dat jij de enige bent die kan praten. En jij bent zeker ook de enige die kan denken zeker? Nou, dat heb je het dus goed mis!”
“Maar,” stamel ik, “Ik heb echt nog nooit een kat horen praten.”
“Dan heb je vast nog nooit goed geluisterd!”
Ik ben stomverbaasd. En verward. Dan vraag ik: “Maar wat doe jij hier in de kerk?”
“Dat kan ik jou ook vragen”, zegt Rode Kater bits, “wat doe jij hier in de kerk?”
“Ik? Ik kom even muziek maken op het orgel, dat doe ik wel vaker. Maar eigenlijk ben ik de dominee.”
“O ja, nu zie ik het”, zegt Rode Kater. Klinkt hij nu ietsje minder boos? “Jij was toch ziek?”
“Ja, dat klopt, maar ik ben weer wat aan het werk. Maar hoe weet je dat?”
“Ik woon al een paar jaar hier in de kerk”, zegt Rode Kater, “ik heb het allemaal wel gehoord. Maar jij bent de eerste die mij ziet. Ik mag hier niet gezien worden.”
“Hoezo dan?” vraag ik.
“Nou, de organisten zagen dat er muizen in de kerk waren, vooral in de toren en bij het orgel. Ze hebben toen stiekem mij naar binnengsmokkeld om de muizen te verjagen. Daar ben ik goed in. En het werkt, want alle muizen heb ik weggejaagd of opgepeuzeld.Maar ik mag me aan niemand laten zien, vooral niet aan de kosters en aan de kerkrentmeesters, want in de kerk is iedereen welkom, zeggen jullie, maar dat geldt niet voor Rode Katers.”
“Hmmmm,” zeg ik. Ik denk even na. Dan zeg ik:“Morgen ben ik hier weer de dominee. Ik wil dan vertellen over onze ontmoeting aan de kinderen in de kerk.Mag dat?”
“O ja hoor,” zegt Rode Kater, “aan de kinderen in de kerk mag je gerust over mij vertellen. De grote mensen denken dan toch maar dat het maar een verhaaltje is dat jij verzint.Trouwens, morgen is het toch Pinksteren? Dan moet je het hebben over de verwarring in de kerk. Want jullie mensen begrijpen vaak helemaal niks van elkaar. En jij, dominee Aart, jij die een kater een kat noemt – hoe bestaat het – jij niet eens weet dat wij ook kunnen denken en praten, jij begrijpt al helemaal niks van andere mensen. Als jij mij al niet verstaat, versta jij dan wel andere mensen zoals jij?”
Ik kijk Rode Kater aan. Ik weet niet wat ik zeggen moet. Heeft hij gelijk? Begrijp ik niks van andere mensen? Maar begrijp ik mezelf dan wel? Maar ik kan het Rode Kater niet vragen. Hij springt weg. Het laatste wat ik zie is zijn achterkantje, zijn staart is het allerlaatste wat ik zie.
1e lezing: Genesis 11:1-9
2e lezing: Handelingen 2:1-13
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Het is een geweldig feest vandaag. Niet zozeer omdat de Local Vocals zingen, niet zozeer omdat jullie er allemaal zijn, niet zozeer omdat ik weer voor kan gaan, maar omdat het Pinksteren is. Pinksteren is veel meer dan een weekendje vrij. Het gaat over wat jou bezielt. En wat anderen bezielt.
Daarginds in Babel was er maar een ding dat de mensen bezielde. Ze waren het zelfs allemaal eens. Dat lijkt me eigenlijk wel prettig. In onze tijd is dat vaak niet zo. Begin op een verjaardag maar eens over asielzoekers, of over stikstof of over het klimaat of over al of geen vlees eten of al of niet vliegen. De meningen vliegen je dan om de oren. En als jij denkt dat je feiten inbrengt, wordt dat vaak ook alleen maar als een mening gezien. Zelfs items van het NOSjournaal worden gezien als meningen.
Ik heb er ook last van. Net als vrijwel iedereen tegenwoordig heb ik over vrijwel alles een uitgesproken mening en andersdenkenden vind ik in gedachten vaak dom. Ik begrijp mensen die anders denken dan ik vaak niet. Ik versta ze niet en daar heeft Rode Kater volstrekt gelijk in. Eigenlijk maak ik mezelf op zulke momenten te groot en blus ik dan de Geest van God uit. Dus een samenleving waar iedereen elkaar verstaat en hetzelfde vindt, lijkt me wel erg aantrekkelijk. Maar helaas: de tijd van de torenbouw van Babel is nog erger. Want de mensen daar hebben het veel te hoog in hun bol. Ze bouwen, een stad, een torenstad,liefst tot in de hemel.
Een stad tot in de hemel. Dat is met elkaar in strijd. Want de stad is in de Bijbel altijd een samenklontering van het kwaad. Een stad tot in de hemel? Dat kan dus niet.
Gelukkig maar dat het bij ons anders is. Dat wij het in ons land geregeld niet met elkaar eens zijn, is vervelend, maar als alle neuzen altijd dezelfde kant op kijken, gaat het ook mis. We hebben blijkbaar telkens weer medemensen nodig die ons corrigeren, die ons andere gezichtspunten laten zien.
Daarom daalde daar in Babel de HEER af.
Ik zeg express: ‘de HEER’. Dat staat met vier hoofdletters geschreven. Dat is niet alleen uit eerbied of zo, maar om aan te geven dat er hier een bijzonder woord staat. Elke keer als er in jouw Bijbel ‘HEER’ met vier hoofdletters staat, staat daar in het Hebreeuws de Naam van God: een J, een H, een W en een H. Het was de Joden verboden om die Naam uit te spreken en het is een goed gebruik dat wij ons daar ook aan houden.Want in het oude denken gold dat als je de naam van iemand uitspreekt, je over die ander beschikt. Zouden wij dat ook niet graag hebben: God in onze macht hebben? Dat gebeurt veel vaker dan je denkt. Het gebeurt daar waar een kerk overtuigd is van het eigen gelijk, waar een kerk zo overtuigd dat andersdenkenden en buitenkerkelijken in onze ogen totaal niet deugen. Het gebeurt waar een president roept ‘God bless Amerika’, het gebeurt daar waar wij denken dat Gods wil de onze is.
Dat is vloeken en dat is veel erger dan GVD roepen, wat op zich ook niet netjes is. De Naam van God spreekt men in het Jodendom dus niet uit en dat is heel waardevol. De Eeuwige God valt niet samen met mijn denken of met het denken van een ander. De Eeuwige God valt ook niet samen met een land of een volk, Hij is niet te begrijpen en je krijgt alsmaar geen grip op Hem, omdat het omgekeerd is: Hij doet zijn best om grip te hebben op jou.
Eigenlijk weten we ook niet precies hoe we de naam van God zouden moeten uitspreken. Er staan namelijk geen klinkers bij. De Naam van God bestaat alleen maar uit vier medeklinkers en eigenlijk zijn dat ook geen echte medeklinkers, maar vier letters zonder een eigen klank: J H W H. Dat is een Juh, een Huh, een Wuh en een Huh. Dát is mooi: de Naam van God wordt gevormd door een Juh, een Huh, een Wuh en een Huh, zucht, lucht, adem, wind.
In onze tijd waarin we denken dat we alles kunnen en we ook graag willen dat iedereen denkt en gelooft als wij en ook wel een toren willen bouwen die tot in de hemel reikt, daalt de Eeuwige af met zijn zucht. Hij verstrooit ons met zijn adem als we denken dat we aan God gelijk zijn.
Dat afdalen van God, dat is Pinksteren en dat gebeurt telkens weer. Ook op de Eerste Pinksterdag gebeurt het, in Jeruzalem en telkens weer. Hij komt met zijn adem, zijn lucht, zijn zucht, zijn wind, om ons als we te machtig worden, andersdenkenden minacht, of de aarde vergeten, in verwarring te brengen en te verstrooien, om ons uiteen te blazen als dat nodig is of ons voort te blazen als we niet vooruit te branden zijn, om ons op weg sturen als de zaadjes van een uitgebloeide paardenbloem. Dat is Pinksteren.
Nee, we beschikken niet zomaar over die Geest van God. Dat zou te makkelijk gezegd zijn en dan zouden we weer het volk van Babel zijn dat denkt dat wij God in onze eigen hand hebben. Nee, we beschikken niet zomaar over die Geest van God, maar Hij overkomt ons en anderen telkens weer. En elke keer dat je geraakt wordt, geroerd, heeft Hij grip op je. Elke keer dat je een medemens niet ziet als iemand met een vreemde mening, maar als een echt medemens, die anders is dan jij, jouw tegenover om jou tot bezinning te laten komen, om jou na te laten denken over jouw manier van leven, dan blaast Hij in je. En elke keer als wij werkelijk het gesprek met andersdenkenden aan willen gaan, niet om hen te overtuigen van hun gelijk, maar om hen echt te ontmoeten, is Hij aan het werk.Weet je, vooral nu ik bezig ben met beter worden begrijp ik vaak niet zoveel van mezelf, omdat ik als het ware weer nieuw moet leren leven. Dat mezelf snappen zal wel weer goed komen, hoop ik. Maar erger is dat ik ook vaak niet zoveel begrijp van anderen en misschien is dat toch ook wel een goede eigenschap. Want in hoeverre begrijpen we de ander wel? Hoe vaak denken we veel te snel een ander te begrijpen, door die ander maar in een hokje te duwen? Daarom komt Hij telkens weer met zijn adem om me in te blazen. Om ons in te blazen.
De kerk die met Pinksteren is ontstaan is dus niet een leger van gelijkgezinden, ook niet een club mensen die deugt tegenover de rest van de wereld die niet deugt, maar als het goed is, vragen we hier elke zondag om het komen van zijn Geest, om zijn adem die ons inblaast, om Hem die grip op je heeft en die ons een weg wijst om die samen met al zijn schepselen te gaan.
Zo mag het zijn.
Amen.