Bach’s Matthaüs en het Matteüs-evangelie

Bach’s Matthaüs en het Matteüs-evangelie.

(in verkorte vorm werd dit artikel op woensdag 20 april 2011 opgenomen in het Friesch Dagblad. Hier de volledige versie)

Als gelovige, Bachliefhebber, theoloog en amateurorganist zing ik dit jaar voor het eerst de Matthaüs-Passion van Johann Seb. Bach. Hoe meer ik met de Matthaüs-Passion bezig ben, hoe meer schoonheid ik zie, hoe meer ik word meegenomen in de beweging van de tekst en ondergedompeld word in de theologie waar de Passion vol van is. Over die theologie gaat dit artikel. Ik zal de theologie van Bach’s Matthaüs-Passion verduidelijken en die vergelijken met de theologie van het Matteüs-evangelie.

De theologie van Bach’s Matthaüs-Passion.
De Matthaüs-Passion bestaat uit de hoofdstukken 26 en 27 van het Matteüs-evangelie, met daar omheen een groot aantal andere teksten die door de koren of solisten gezongen worden.

Het zet in met het spel van drie koren in het majestueuze openingskoor. De eerste titel die Jezus daar krijgt, is de titel ‘bruidegom’. Die titel komt uit het boek Hooglied, dat in de Matthaüs-Passion telkens weer opduikt. Het was in de tijd van Bach namelijk heel gebruikelijk om het lijden van Jezus uit te leggen aan de hand van het Bijbelboek Hooglied. Vooral de predikant Heinrich Müller deed dit. We weten dat Bach alle bundels van deze bekende predikant in zijn bezit had. Sterker nog: heel wat teksten van de aria’s komen letterlijk uit deze prekenbundels. Het lijkt erop dat Bach ze eigenhandig heeft aangereikt aan Henri Picander die de vrije teksten schreef.
Na de titel ‘bruidegom’ krijgt Jezus van koor I de titel ‘lam’. Het jongenskoor neemt dat twee maten later over, door stralend over het gesprek tussen beide koren heen “O Lamm Gottes unschuldig” te zingen. De titel ‘lam’ zet de toon voor de theologie waar de Passion boordevol mee zit. Jezus is het lam Gods dat geslacht wordt en die zo onze zonden draagt. Dat wordt vervolgens verinnerlijkt door de vele aria’s en koralen.
Als Jezus zegt dat één van hen hem zal verraden, laat Bach elf discipelen vragen “Herr, binn ich’s?” Dat klinkt maar elf keer, waarbij de bassen het maar tweemaal zingen. Uiteraard, want de bas Judas zal het later zelf vragen. Maar pal nadat de discipelen gevraagd hebben of zij het zijn die Jezus zullen verraden, laat Bach een koraal zingen met de tekst: “Ich bin’s, ich sollte büssen, an Händen und an Füssen, gebunden in der Höll. Die Geiseln und die Banden, und was du ausgestanden, das hat verdienet meine Seel.” Wij hebben dus de dood verdiend waaraan Jezus sterft.
Een tweede voorbeeld is de tekst van het slotkoor van het eerste deel, “O Mensch, bewein dein Sünde gross” waarin gezongen wordt dat Jezus de middelaar is en dat hij voor ons geofferd wordt. Dit theologisch denken berust op het model van Anselmus, die leefde in de elfde eeuw. Anselmus spreekt van verzoening door voldoening. De schuld van de mensen is zo groot dat de toorn van God alleen maar gestild kan worden door het offer van Jezus. Door het offer van Jezus wordt zo weer verzoening gebracht tussen God en de mensen. De schuld is verzoend omdat er door het offer van Jezus aan voldaan is.
In het tweede deel van de Matthaüs-Passion schuift de berouw over de eigen zonden langzaam naar de achtergrond. In plaats daarvan komt er aanbidding vanwege de weg die Jezus uit liefde gaat. Dankzij dat lijden van Jezus krijgt de gelovige rust over zijn eigen zielenheil. Jezus is immers voor hem gestorven. Dat betekent dat zijn zonde verzoend is, nu de straf die op ons was, op Jezus is neergekomen.
In de slotdelen komt het beeld van de bruid (de gemeente) en de bruidegom weer sterk terug. Het geheel mondt uit in het slotkoor dat in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt niet alleen maar een wenen is over de dood van Jezus en over de eigen zonden. Er zit namelijk ook iets heel vredigs in, bijna hemels. Nu Jezus, de bruidegom, als het lam geslacht is, is de verzoening tussen bruidegom en bruid volkomen. Nu Jezus gestorven is, is de verzoening tussen God en mensen tot stand gebracht. De door Bach veel gelezen predikant Heinrich Müller legt de draagstoel van Salomo in Hooglied 3:7 uit als het graf waar Christus en de gemeente elkaar ontmoeten. Zo is het ook in het slotkoor van Bach’s Matthaüs-Passion. In het sterven van Jezus ontmoeten de bruid en de bruidegom elkaar. Nu kunnen bruid en bruidegom samen op één stoel zitten, of (in mystieke taal) het bruidsbed delen. In de woorden van het slotkoor: “Euer Grab und Leichenstein soll dem ängstlichen Gewissen ein bequemes Ruhekissen und der Seelen Ruhstatt sein”.

De theologie van Matteüs.
De spannende vraag is of deze theologische boodschap ook recht doet aan het Matteüs-evangelie zelf. Ik zal die vraag ontkennend beantwoorden. In de hedendaagse theologie is het namelijk gebruik om een Bijbelboek uit te leggen vanuit dat Bijbelboek zelf. Er is veel meer oog dan vroeger gekomen voor de eigenheid van elk Bijbelboek. Elk Bijbelboek werd geschreven voor een eigen publiek, met een eigen doel en heeft tot op zekere hoogte dus ook een eigen theologie. Passages uit het Matteüs-evangelie mogen dus niet verklaard worden door passages uit bijvoorbeeld het Johannes-evangelie.

Nu vind je de gedachte dat Jezus’ sterven verzoening brengt tussen God en mensen wel hier en daar in andere Bijbelboeken (vooral in de Hebreeënbrief en in wat mindere mate bij Paulus en in het Johannes-evangelie), maar uitgerekend niet in het evangelie naar Matteüs. Woorden als lam en offer komen in het Matteüs-evangelie niet voor. Slechts op één plek gaat het over verzoenen, maar dat is dan iets dat tussen mensen moet gebeuren. Het woord zonde kom je slechts eenmaal bij Matteüs tegen. Van die zonde zal Jezus de mensen redden, in die zin dat hij hen een andere weg zal leren. Jezus is in dit evangelie namelijk degene die de mensen de weg wijst naar een nieuwe manier van leven. En die nieuwe manier van leven is gebaseerd op de doordenking van de aloude wet van Mozes.
In het Matteüs-evangelie schetst Jezus zichzelf vervolgens als de zoon des mensen. Als zoon des mensen heeft hij broeders en zusters. Ieder die de wil van zijn Vader doet, is zijn broeder en zijn zuster. Daar gaat het hem om: dat de mensen de wil van zijn Vader doen. Om volmaakt zijn zelfs, “gelijk mijn hemelse Vader volmaakt is” (Mt.5:48). Het verbaast dan ook niet dat hij zichzelf schetst als zoon des mensen, zittende op de troon en recht sprekende over hen die de wil van zijn Vader hebben gedaan en hen die dat niet hebben gedaan.
Typerend daarvoor is Mt.25:31-46, nota bene de laatste passage voordat het lijdensevangelie inzet. Net als elders in het Matteüs-evangelie is er ook daar geen sprake van geoordeeld worden op grond van je geloof in God, maar op grond van het doen van het goede, in dit geval het bijstaan van de allerminsten. Matteüs is daarbij eigenlijk ‘katholieker’ dan de orthodoxe Lutheraan Bach lief is.
Het gaat in het Matteüs-evangelie dus over het doen van barmhartigheid. Telkens weer komt Jezus daar bij uit. Nergens wordt Jezus in dit evangelie het lam genoemd, laat staan een lam dat de zonden der wereld weg draagt, of dat hij de weg van een offer draagt en zo de schuld van de zonden van de mensen betaalt. Daarover gaat het in dit evangelie helemaal niet. Integendeel: het gaat erom dat je volmaakt moet zijn “gelijk mijn hemelse Vader volmaakt is”.
Het Matteüs-evangelie laat dus zien dat Jezus het volk weer wil leren wat het is om de wil van God te doen. Verzoening is in dit verband dat mensen telkens weer een nieuwe kans krijgen, wat we Jezus hier voortdurend zien doen. Dat staat in één lijn met het Oude Testament, waar mensen ook voortdurend weer een nieuwe kans krijgen en God telkens weer met hen opnieuw begint. Van verzoening door voldoening is in het evangelie van Matteüs geen sprake. Het is hier niet de toorn van God die moet worden gestild. Integendeel: niet God moet veranderen door niet meer toornig te zijn, maar de mensen moeten veranderen door in het spoor van Jezus te leven naar de wil van de Vader.

Her-taling.
Velen hebben moeite met de massieve theologie die door Bach’s Matthaüs-Passion heen spreekt, een theologie die inderdaad ook vreemd is aan het Matteüs-evangelie zelf. Het verbaast dan ook niets dat een aantal jaren geleden Jan Rot een her-taling van de Matthaüs-Passion heeft uitgebracht. Alle theologie die hij niet voor zijn rekening kon nemen (en dat was heel veel), werd door Rot zonder pardon geschrapt en vervangen door een ander theologisch denken. De Matteüs-passie van Jan Rot, twee jaar geleden in het Fries vertaald door Eppie Dam, maakt daarin echter een merkwaardige beweging. Bij Jan Rot is Jezus niet meer het lam dat geslacht wordt als offer voor de zonden der mensen. Maar hij brengt wel het beeld in van het lam dat op de Grote Verzoendag de handen kreeg opgelegd en dat zo beladen met de zonden der mensen de woestijn werd ingestuurd (Leviticus 16). Met alle respect voor het werk van Jan Rot en in zijn voetsporen Eppie Dam, moet mij van het hart dat dit een gemiste kans is. Hoe ‘modern’ Jan Rot ook is, de theologie van het Matteüs-evangelie is eigenlijk nog veel ‘moderner’. Want Rot smokkelt zo alsnog een verzoeningstheologie de passie binnen die het evangelie naar Matteüs helemaal niet kent. Jezus is daar veel meer degene die ons voorgaat, die ons oproept om hem na te volgen en ons met elkaar te verzoenen. En waarbij Jezus tot in extremis laat zien hoe je dat doet.

Terug naar Bach’s meesterwerk.
Vol overgave zal ik dit jaar voor het eerst zelf Bach’s Matthaüs meezingen. Ongetwijfeld met tranen in de ogen vanwege de diepe schoonheid van de muziek, de geweldige harmonieën, de enorme verwantschap tussen tekst en muziek en de ontroering over het hele verhaal dat verteld wordt. De gelovige in ons wordt door deze muziek geraakt. Dat komt overeen met het denken in de tijd van Bach over de functie van muziek. In muziek hoorde men iets van de goddelijke harmonie terug, van de eeuwigheid. Alleen daarin was het hemelse nog te schouwen. Daarom is het ook dat Bach en vele tijdgenoten al zijn muziek – ook de ‘wereldse’ – schreef ter ere van God en dat ook boven zijn muziek zette.

De theoloog in mij zal al zingende mogelijk af en toe denken: hoe zou Bach’s meesterwerk geweest zijn als hij zich niet had laten leiden door de theologische denkbeelden van zijn tijd, maar door wat Matteüs zelf ons aan theologie aanreikt? Het antwoord daarop zullen we nooit weten.
Her-talen hoeft voor mij niet. De eenheid van tekst en muziek is me daar te intens voor. Maar mocht iemand ooit nog eens de handschoen opnemen, neem dan deze les ter harte: je blijft pas echt dicht bij de ‘moderne’ hoorder als je dicht bij de theologie van het Matteüs-evangelie blijft! 

Aart C. Veldhuizen.