De afgelopen weken hingen er bij diverse huizen in Langweer weer tassen aan de vlaggemast. Een maandje eerder ook al. Het maakt me blij als ik er langs loop. Ik heb de neiging om mijn duim op te steken naar het raam waarachter ik door de spiegeling van de ruit echter niemand kan zien. Het is een hele prestatie om een studie af te ronden. Helemaal als je éen of twee vakken moet herkansen en daar nog een paar weken voor moet knokken terwijl je klasgenoten examenfeesten organiseren, lang uitslapen en de hele dag chillen. Net zo knap is het trouwens als je er voor wilt gaan als je gehoord hebt dat je het hele jaar over moet doen. Ergens voor gaan is niet voor watjes. En al helemaal als je nog op een leeftijd bent dat concentratie niet je sterkste punt is.
Er is veel dat niet voor watjes is. Danielle Pinedo en Bart van Eldert, elk journalist bij een andere krant, kregen tegelijkertijd de diagnose kanker. Ze schreven vanaf het begin van hun ziekte brieven aan elkaar. Die brieven bundelden ze in hun boek ‘Beter worden is niet voor watjes’. Ziek worden blijkt helemaal niet moeilijk te zijn, dat word je zomaar opeens. Maar dan? Danielle blijkt al snel een goede prognose te hebben, al gaat er nog van alles mis. Bij Bart ziet het er ernstiger uit. Hij heeft weinig kans op overleven en diverse collega’s laten hem links liggen. Mensen vinden het soms blijkbaar moeilijk om gewoon contact te blijven onderhouden als iemand een slechte diagnose heeft gekregen. Nabij blijven in moeilijke omstandigheden is dus ook niet voor watjes. Als er toch een geneesmiddel blijkt te zijn waardoor Bart weer toekomst krijgt, overweegt hij om de collega’s die zich niet meer lieten zien een kaart te sturen, met daarop de tekst: “Na een lang en zwaar ziekbed is toch nog onverwacht genezen…….” Dan breekt voor beiden de weg van revalidatie aan, de eerste keer weer naar de krant op de redactie en gaandeweg het werk weer oppakken en zoeken naar wat ze nog kunnen en wat niet meer. Dat is een hele klus: “Ziek worden lukte me zomaar, daar was ik blijkbaar heel goed in, maar beter worden is niet voor watjes”.
Als ik hun boek uit heb, vertel ik ervan aan mijn vader die in januari mijn moeder verloor aan leukemie. Hij knikt en moet even grinniken om de kaart die Bart wilde sturen aan die collega’s die niet meer van zich lieten horen. Dan zegt hij: “Oud worden is ook niet voor watjes”. Pa heeft gelijk. Ik zie hem ermee worstelen, hoe goed hij het ook doet. Net als zovele andere ouderen die ik tegenkom, ook in Langweer. Oud worden – en onder ogen zien dat je ouder bent geworden – is niet voor watjes. Het is veel gemakkelijker om er maar voor weg te kruipen en het te ontkennen.
Ik denk terug aan de tijd dat ik nog op school zat en niks uitspookte. Tweemaal een jaar moest ik overdoen, jaren waarin ik vervolgens ook niks deed. Toen we net verkering hadden wilde ik Selma meenemen naar de diploma-uitslag van de PABO. Mijn moeder zei: “Zou je dat nu wel doen? Aart is vrijwel het hele jaar niet naar school geweest.” Selma ging toch mee en daar werd gezegd dat er dat jaar voor het eerst sinds tijden iemand gezakt was. Ik dus. Op zo’n manier kun je je hele leven blijven leven. Nee, het leven echt aangaan, echt leven, is niet voor watjes. Dus als je deze column leest, er over nadenkt en er bij knikt, dan ben je geen watje. Maar een kei!
Aart Veldhuizen, dumny in Langwar.