Ik ben een Benzinedief

Vooraf: deze collumn is vanaf 1 november een eigen leven gaan leiden. Daarom hecht ik er aan te schrijven dat ik dit artikel zonder enige bijbedoeling (zonder ‘voorbedachte rade’ dus) geschreven heb en gewoon vanuit de ophef over benzinediefstal in het nieuws gedacht heb: “Dat is waar ook. Ik ben zelf ook tot tweemaal toe weggereden zonder te betalen.” Daar heb ik op 31 oktober gewoon onderstaand stukje in een opwelling in een paar minuten tijd over geschreven, niet meer en niet minder. Wat daar hier en daar in de pers en op andere websites van wordt gemaakt, neem ik uiteraard niet voor mijn rekening. De column is later integraal geplaatst in de Leeuwarder Courant en het Nederlands Dagblad.

 

 

Benzinedief.

 

Dit artikel is een bekentenis. Ik ben een benzinedief. Twee keer zelfs in de afgelopen tien jaar. Dat wil zeggen: de eerste keer was ik een benzinedief en de tweede keer een dieseldief. Maar beide zaken vallen onder hetzelfde vergrijp en moeten hard aangepakt worden, wil ik niet weer in herhaling vallen.

Ik kom met deze bekentenis nadat er in de afgelopen week opschudding is ontstaan. Benzinedieven hadden toegeslagen en waren er met een tank benzine vandoor gegaan. Politieauto’s die hen stoptekens gaven, werden door hen geramd en uiteindelijk botsten ze op een voor hen neergezette file met fatale afloop. Daarom wordt het nu tijd voor mijn algehele bekentenis. Ik kan het niet langer voor me houden. Ik ben ook zo’n benzinedief.

De eerste keer was in Dokkum. Ik weet niet meer exact hoeveel jaar geleden het was – ik houd mijn misdaden niet zo bij – maar ik was predikant in Veenwouden en had net een begrafenis in of in de omgeving van Dokkum gehad. Strak in het pak ging ik tanken bij een pompstation in Dokkum. Benzine, want daar had ik toen het meest behoefte aan. Van Dokkum reed ik via Damwoude naar mijn toenmalige huis in Veenwouden. Gewoon, zonder valse kentekenplaten. Omdat ik niet lekker zat, voelde ik naar mijn portemonnee. Die zat niet in mijn broekzak. Wat raar. Ik keek om me heen naar naast mij op de lege stoel naast mij. Ook niet. In het jasje van mijn colbert? Ook niet. Waar dan? Met één hand sturend keek ik in mijn tas die voor de passagiersstoel op de grond lag, dat is vast een verkeersovertreding. En warempel, in die tas zat mijn portemonnee. En opeens ging er wat bij me dagen. “Kan het zijn dat ik niet betaald heb? Als mijn portemonnee nog in mijn tas zit, dan kan het niet anders dat ik niet betaald heb.” Mijn hart begint te bonzen. Ik kijk in mijn achteruitkijkspiegel of ik politieauto’s zie naderen, of er in de bocht politiewagens een blokkade hebben gemaakt. Voordat het zover kon komen, besluit ik te keren. Ik rijd terug naar Dokkum en rijd het terrein van het pompstation op. Ik pak mijn portemonnee uit mijn tas, stap uit en loop naar binnen.

“Goedemiddag, ik reed net bijna bij Veenwouden en opeens bedacht ik dat ik helemaal niet betaald heb”.

“Dat klopt meneer. We hebben uw kenteken genoteerd, maar we dachten: dit zal wel een vergissing zijn, want u ziet er zo netjes uit. We hebben maar even afgewacht of u er nog zelf achter zou komen.”

Wat lacherig betaalde ik het verschuldigde bedrag. En ik had weer een verhaal voor op verjaardagen en partijen.

 

De tweede keer was ernstiger. Ergens vorig jaar. Ik weet niet meer waar ik vandaan kwam, wel dat ik in Sneek bij de Q8 nabij de Leeuwarderweg had getankt. Diesel dit keer. Met een volle tank rijd ik naar huis. Ik parkeer auto bij het huis en liep naar binnen. Thuis open ik mijn tas. Daar zit mijn portemonnee nog in. En net als toen in Dokkum begint er een belletje bij me te rinkelen. Ik heb vast weer niet betaald, al twijfel ik. Toch maar terugrijden. Nog geen vijf minuten nadat ik het betreffende pompstation verlaten had, rijd ik er weer op. Ik loop naar binnen. Ze moeten me daar goed kennen, want ik tank er geregeld, maar dat blijkt geen excuus, gezien de volgende dialoog.

“Goedemiddag, volgens mij heb ik daarnet helemaal niet betaald, klopt dat?”

“Ja meneer, dat klopt. We hebben de politie al gebeld.”

“Nou, hier ben ik dan. Ik was helemaal in gedachten.”

“Maar u mag niet doorrijden zonder betalen, meneer.”

“Ja, dat weet ik. Daarom ben ik ook hier. Kan ik nu betalen?”

“We hebben de politie al gebeld.”

“Ja, dat hoorde ik al, en daar hebt u ook gelijk in. Want ik had moeten betalen, maar ik was dromerig en ben blijkbaar zomaar weer ingestapt en weggereden. Maar kan ik nu dan wel betalen?”

Aarzelend gaat pomphouder akkoord. Ik bel en de politie wordt afgebeld. Terug in de auto denk ik er aan wat mij overkomen zou zijn als ik me het niet herinnerd had. Wat was er dan gebeurd? Was ik dan opgespoord door justitie? Had er dan een overvalbusje van politie voor de deur gestaan en zou ik zijn gearresteerd, met handboeien aan afgevoerd? Zou ik dan voorgoed een strafblad hebben? Het zou het praatje van de week zijn. In het Friesch Dagblad zou er een kort bericht komen: dominee A.V. te Sneek is opgepakt wegens benzinediefstal. Het Friesch Dagblad kennende zou men suggereren dat ik wellicht gewoon vergeten had te betalen, maar de Telegraaf zou breed uitpakken met dikke koppen over de volle breedte:
Sneek: dominee blijkt ordinaire benzinedief.

Er zou een foto bij zijn afgedrukt van mij in toga (van deze website afgehaald) waarbij er voor mijn ogen zo’n balkje zou staan. Beste mensen van de Telegraaf: die kop kunt u alsnog maken. Maar met mijn bekentenis ben ik u wel voor.

Zonder welke dader dan ook vrij te pleiten of goed te praten, blijkt dit toch maar weer dat de grens tussen eervol burger en misdadiger flinterdun is. Ik ben gelukkig tot dusver ontkomen.