Het omgekeerde Kerstverhaal

Nu alweer een dictator velen de oorlog in jaagt (Poetin als de dictator van vandaag), hoor ik de echo van een akelige figuur uit het Kerstverhaal. Ik hoor hem steeds weer. We hebben het wel vaak over vrede en recht, maar meestal hebben dictators het hoogste woord. Je kunt je oren er niet voor dichtstoppen, helaas. Want dit roepen ze:

“Mensen let op! We willen weten wie u bent. We gaan u tellen. De hele bewoonde wereld gaat geteld worden. We willen weten wie u bent. Ik wil precies weten hoeveel sterke mannen er zijn die als kanonnenvoer kunnen dienen. Daarom moet iedereen zich laten inschrijven.
O ja, voor die ene sukkel die nog niet weet wie ik ben: ik ben onderkoning Quirinius. Publius Sulpicius Quirinius. Ik ben belangrijk, zoals er gelukkig altijd belangrijke mensen zijn. Ik heb alleen maar de keizer van Rome boven me en die woont gelukkig ver weg. U moet dus naar mij luisteren en u hebt geen keus. Wee u als u dat niet doet. Want dan spoor ik u op, zet ik u gevangen, laat ik u desnoods martelen en maak ik u onschadelijk. Want ik hou niet van gedoe.
Ik hou ook niet van mensen die anders zijn. En ook niet van mensen die er een raar geloof op na houden. Iedereen moet luisteren naar ons edele blanke volk. Dan pas komt er rust, orde en netheid. En vrede. Ons volk is de beste! Ik herhaal: ons blanke ras is de beste!
Orde houden is een hele klus. Mensen vliegen elkaar voortdurend in de haren. Gepeupel is het. Klootjesvolk. Daarom grijp ik in met harde hand. O wee als u niet wilt luisteren! En als u een beroep doet op een God of zo, dan helpt dat niks. Ik lach er om, om zo’n God die een slappeling is. Nee dan ik. Ik treed tenminste hard op tegen mensen die weigeren met de volkstelling mee te doen. Optreden zeg ik? Uitroeien zullen we je als je moeilijk doet! Je kòp er af!

Soldaat! Breng me een biertje. En rap wat!

Ja, ik ken jullie Langweerders wel. Nu zitten jullie rond de Kerstboom naar zoete muziek te luisteren. Zoete liedjes te zingen van vrede op aarde en zo. Sprookjes vertellen over een kindeke en engelen en zo. Tja, je hebt altijd sukkels die in sprookjes geloven. Dat zijn net zulke sukkels als mensen die idealen hebben, die vinden dat iedereen meetelt en zo. Ik heb een hekel aan dat softe gedoe, aan dat gezeur over een kind in een kribbe dat vrede brengt. Net als dat gezeur over pesten op school en over ‘vrouwen die zich onheus bejegend voelen’. Laat me niet lachen. Ze moeten niet zeuren. En kinderen moeten gewoon hard worden. Want in het leven moet je gewoon hard zijn. Anders kom je nergens.
Ben je het niet met me eens? Denk je dan dat ik de vijand verslagen heb door krenten en suikerbrood naar ze te gooien? Denken jullie dat je opstanden kunt neerslaan door opstandelingen kerstpakketten te geven? Schei toch uit met dat softe gedoe. Als ik de tijd krijg, dan zal ook hier orde en gezag komen en is de rust herstelt. Daarvoor zijn gevangenissen nodig. En ja, mét martelkamers. Want dwarsliggers zullen worden opgespoord. Dan komt de vrede snel.”

De man praat door. Telkens weer. Ik wil mijn oren dichtdrukken om eraan te ontkomen. Het is vreselijk. Maar wacht. Hoor ik nou zingen? De man praat steeds harder, schreeuwt om boven de muziek uit te komen. Maar dan wordt zijn stem overstemd door een Kerstlied dat zijn stem doet verstommen.

Gelukkig maar.
Laten we dus maar veel zingen deze Kerst.