Dorpskerk Langweer – 29 juni 2025
1e lezing Jesaja 49 vers 14-20 – prachtige woorden die klinken in de ballingschap in Babel, waar de Joden na de verwoesting van de tempel als ballingen zijn heen gevoerd.
2e lezing Lukas 15:11-32
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Het allerergste is gebeurd: Jeruzalem en de andere steden in Judea zijn verwoest. De Joden zijn als ballingen weggevoerd naar Babel. En we hoorden de profeet uitspreken dat het volk zegt dat de HEER hen verlaten heeft, dat de HEER hen vergeten is.
God heeft ons verlaten, de HEER is ons vergeten. Het is goed voor te stellen dat je dat zegt als je land verwoest is, zoals het huidige Gaza, of zoals hele streken in Oekraïne. Het is goed voor te stellen dat je dat zegt als je je geliefde verloren hebt, als je je gezondheid kwijt bent, of een kind hebt moeten verliezen. De klacht dat de HEER je vergeten is, je verlaten heeft, kan zomaar bij je boven komen. Het is ook goed voor te stellen als je helemaal aan de grond zit en alles je uit handen is geslagen. Het gaat er niet om dat we zulke gedachten afkeuren. Welnee, ook het gevoel van verlaten en vergeten te zijn mag er zijn.
Maar dan komt de profeet met een ander geluid. Hij vertelt in prachtige taal, waar we dadelijk preciezer naar gaan kijken, dat ze zullen terugkeren en dat je onderdrukking en de ballingschap waarin je bent gevoerd binnenkort ten einde is.
Deze en andere woorden van de profeet worden vaak genoemd als het gaat over het recht van de Joden om weer terug te keren naar Judea. Ik doel op de beweging van het Zionisme, die in de vorige eeuw op gang kwam, toen vele Joden zich weer in Palestina gingen vestigen. Na de moord op zes miljoen Joden in de tweede wereldoorlog werd het recht van de Joden om weer in Palestina te gaan wonen in 1948 bevestigd werd door de Verenigde Naties waar ze na een afwezigheid van bijna 1900 weer zijn gaan wonen in het land rondom Jeruzalem.
Het is verleidelijk om daar vandaag wat over te zeggen, maar dat is niet de kant die ik vandaag op wil. Ik weet trouwens ook niet welk standpunt ik daarover in zou moeten nemen, want het is fijn dat de Joden weer een eigen plek hebben gekregen, maar aan de ander de kant heeft dat Zionisme, de terugkeer van de Joden naar Palestina ook heel veel narigheid veroorzaakt, waar we tot op vandaag de resten van zijn. Nee, daar ga ik het niet over hebben vanmorgen, ik zou ook niet goed weten wat ik zou moeten zeggen over die ingewikkelde situatie daar. Laten we er straks maar voor bidden, om vrede in het Heilige Land en daaromheen.
Ik koos om een andere reden voor deze tekst uit Jesaja. Het gaat me vanmorgen wat daar over Gòd wordt verteld en daar is zowel hier bij Jesaja als in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan wat bijzonders over te zeggen. Als de jongste zoon – die zijn deel van de erfenis, die hij alvast aan zijn vader gevraagd en gekregen had, er in een ver land doorheen gejaagd heeft – in ellendige omstandigheden is terechtgekomen, besluit hij ten einde raad om op te gaan staan en terug te gaan keren naar zijn vader. En dan blijkt de vader op de uitkijk te staan en ziet hij hem komen, zoals we lazen:
Zijn vader zag hem in de verte al aankomen.
Dat is bijzonder. Hij stond blijkbaar al die tijd al op de uitkijk, vanuit het verlangen, de hoop, misschien wel tegen beter weten in, dat deze zoon van hem tòch nog eens terug zou keren. Zo is God, zo maakt Jezus ons in deze gelijkenis duidelijk. Hij staat op de uitkijk, Hij staat te wachten op je terugkeer. En dan staat er:
Zijn vader kreeg medelijden en rende op zijn zoon af,
viel hem om de hals
en kuste hem.
Nu vertaalt onze grote kanselbijbel het in alledaags Nederlands en dat is natuurlijk fijn, want dan is het makkelijker te begrijpen, maar als ik dieper in de tekst ga kijken, blijkt daar nog veel meer in te zitten. Er staat zoiets als:
En opgestaan zijnde ging hij naar zijn vader
al van verre ziet zijn vader hem
en hij wordt ontroerd van compassie
en hij rent op hem af
valt hem om de nek
en kust hem.
De vader raakt ontroerd van compassie, dat maak ik er maar van, want medelijden, tja, daar klinkt iets in door alsof je zo maar met een ander mee kunt lijden. Medelijden leidt tot niets, zo zegt Loesje het op tegeltjes, al ben ik dat eigenlijk niet met haar eens. Maar medelijden is niet helemaal het juist woord en compassie is ook nog een beetje te slap voor het Griekse woord dat hier staat. Het woord dat in onze Bijbel met medelijden is vertaald, heeft in het Grieks letterlijk met ingewanden te maken. Ik moet dus eigenlijk nog nauwkeuriger vertalen:
al van verre ziet zijn vader hem
(ziet God de Vader jou)
en hij wordt bewogen in zijn ingewanden.
Je zou wellicht kunnen zeggen:
zijn maag keerde zich in hem om.
Ik blader in het allerdikste Griekse woordenboek dat ik heb, een woordenboek dat een paar jaar geleden uit is gekomen en dat bestaat uit twee enorme dikke delen. Daar lees ik dat ik dit woord medelijden, dat bewogen worden in zijn ingewanden, nòg preciezer kan vertalen. Met die ingewanden, waar het woord medelijden in de Bijbel mee te maken heeft, wordt vooral gedoeld op de moederschoot, de baarmoeder. Dus als ik deze verzen héél precies en letterlijk vertaal, zou ik dus moeten zeggen:
Al van verre ziet zijn vader hem
(al van verre ziet God de Vader jou)
en hij wordt geraakt tot in zijn baarmoeder.
En daar ben ik wat ik je vandaag duidelijk wil maken. In al die Bijbelverhalen waar God medelijden heeft, waar God zich over mensen ontfermt, wordt God geraakt tot in zijn baarmoeder. Dat klinkt heel raar, want een man heeft geen baarmoeder, dat heb ik van biologie wel opgestoken, maar van God wordt wel verteld dat Hij een baarmoeder heeft. God heeft een baarmoeder, Hij is blijkbaar niet alleen maar een man.
De schilder Rembrandt van Rhijn had dat volgens mij ook heel goed in de gaten. Want kijk maar eens naar het fragment van het schilderij dat ik heb laten afdrukken op de omslag van de orde van dienst. Je ziet daar de verloren zoon op de knieën zitten. De vader heeft zijn handen om hem heengeslagen. Kijk eens goed naar de handen. Die zijn niet hetzelfde zoals bij mij wel het geval is. Nee, ze zijn verschillend. De ene, de linkerhand, is duidelijk een mannenhand, maar die andere, die rechterhand, is een vrouwelijke hand. Zou Rembrandt het beseffen dat met medelijden, met ontferming zowel in het Grieks als in het Hebreeuws het woord baarmoeder meeklinkt? Dat God niet alleen een vader is, maar ook een moeder? Het zou me niets verbazen, want Rembrandt kende ongetwijfeld Grieks. En dan valt me nog iets op. De verloren zoon die eindelijk weer thuiskomt, drukt zijn hoofd tegen de buik van zijn vader, met zijn kin in de buurt waar de baarmoeder zou zitten. Of misschien is het wel omgekeerd en drukt de vader het hoofd van de zoon tegen zijn baarmoeder aan.
Dat moeten we even tot ons door laten dringen. God die niet een harde man is, maar iemand die zowel mannelijke als vrouwelijke eigenschappen heeft en zich laat raken. Van hem wordt gezegd als hij medelijden toont, dat hij geraakt wordt in zijn allerdiepste binnenste, in zijn baarmoeder. Om jou wordt God geraakt tot in zijn baarmoeder. Dat is geweldig. Jouw lot grijpt hem aan, jouw ellende en de omstandigheden waarin jij bent terechtgekomen raken hem in zijn allerdiepste, in de plek waar je moeder je gedragen heeft. Zo is God.
En dat is in de Bijbel alle keren aan de orde als het gaat over Gods diepe ontferming en over Gods barmhartigheid. Dan staan daar in de oorspronkelijke tekst van de Bijbel woorden die verwijzen naar moederschoot, naar baarmoeder. Ze verwijzen naar het allerdiepste, naar die plek waar de band tussen ouder en kind het allerinnigst was: de baarmoeder, de moederschoot. Al die woorden van ontferming, medelijden, verwijzen naar de moederschoot waar je ooit zo ontzettend verbonden met je moeder was en waar ook je broeder en zuster – als je die hebt – zich bevond. Als je ontdaan raakt door wat een ander overkomt, dan brengt dat je blijkbaar weer terug in de moederschoot.
En het mooie is: zo is dat bij God dus ook. Dat beweer ik niet, maar dat zegt Jesaja in het hoofdstuk dat ik las. Als het volk vertwijfeld uitroept dat God hen vergeten lijkt te zijn, dat God hen verlaten heeft, dan spreekt de profeet als woord van God:
Maar hoe zou een vrouw haar zuigeling vergeten,
zich niet ontfermen over het kind dat zij droeg?
Zelfs al zou zij het vergeten,
Ik vergeet jou nooit.
Daar zit het geheim van de liefde van God. Die gaat ontzettend diep. Die liefde is niet zomaar een Ik vind jou aardig, het is ook niet een Je doet zo lief en bent zo goed, Ik zorg voor je. Welnee. En is niet zomaar een opwelling. Nee, die liefde zit veel dieper, en het is er zelfs als je alles hebt verpest. Die liefde is al vanuit de buik, de moederschoot, de baarmoeder van God. Daar, waar jij uit voortgekomen bent, daar, waar hij jou schiep, waar hij jou in het leven zette, daar in dat oerbegin, daar ligt de bron van Gods liefde voor jou.
En hoor: God heeft iets in zijn hand getekend, zo laat de profeet God zeggen:
Zou een vrouw haar zuigeling vergeten,
zich niet ontfermen over het kind dat zij droeg?
Zelfs al zou zij het vergeten,
Ik vergeet jou nooit.
Ik heb je in mijn handpalmen gegrift,
je muren staan Mij steeds voor ogen.
Hij heeft je in zijn handpalmen gegrift. Je naam? Dat zou ik denken en dat zeggen we in de kerk ook dikwijls: dat God onze naam in zijn handpalmen heeft gegraveerd.Dat is mooi. Maar ik vermoed dat hier toch net wat anders wordt bedoeld. Want het gaat over hier muren.
Ik heb je in mijn handpalmen gegrift,
je muren staan Mij steeds voor ogen.
Jouw muren staan hem steeds voor ogen. Dat is jouw wereld die ingestort is, daarginds in de ballingschap, die verwoeste stad, dat verwoeste leven, dat is Hij niet vergeten. Hij heeft die muren in zijn handpalmen gegraveerd, als een plaatje, een tatoeage, een belofte: Ik ga met je mee, Ik draag je en ik zorg ervoor dat je weer toekomst hebt, ik breng je weer thuis!
God spreken we aan als Vader en Jezus doet dat ook in het onze Vader. Maar God is in de taal waarin over hem verteld wordt niet zomaar een man, maar heeft ook vrouwelijke eigenschappen, heeft een mannelijke en vrouwelijke hand zoals op het schilderij van Rembrandt. Als jou wat overkomt als je aan lager wal bent geraakt raakt dat hem zelfs in zijn baarmoeder. En daarom mag Hij af en toe ook gerust een Zij worden genoemd, want dat is Hij ook. Groter dan een Hij alleen, barmhartiger, liefdevoller. Daarom zingen we zo dadelijk een op het eerste oog wat apart lied. Het is een Lied uit Iona, dat Mothering God heet, moederlijke God. Iona is die kloostergemeenschap in het Noordwesten van Schotland waar ik het vaker over heb en waarvan veel liederen in ons Liedboek zijn opgenomen. Het Lied gaat over de moederlijke kant van God, over Gods rechterhand dus in het schilderij van Rembrandt. Het Lied Mothering God is ook in ons Liedboek is terechtgekomen, Lied 707, maar daar staat het in een wat minder mooie tekst en in een wat lastiger melodie. Wij gaan het zo dadelijk zingen in de woorden waarmee Catharina Halkes het Iona-Lied vertaalde en op de melodie van het oorspronkelijke Lied uit Iona: Moeder die ons het leven schonk.
Dat doen we dadelijk. Het lied spreekt God aan als een moeder, het spreekt Jezus aan als een moeder en het spreekt Gods Geest aan als een moeder en het Lied gebruikt niet het woord U maar het woord Jij. Dat is omdat de dichter er niet zozeer voor kiest om dit keer de eerbied voor God te benadrukken, maar vooral de nabijheid van God wil benadrukken, de warmte, van God die als jouw moeder jou omarmt en tegen zijn baarmoeder drukt.
En precies zo moeten wij ons ontfermen over mensen die het in onze tijd moeilijk hebben, zelfs over mensen die er zelf een bende van hebben gemaakt. Dat is wat Jezus ons in deze gelijkenis duidelijk wil maken. Ook wij moeten ons laten raken, in onze diepte, in onze ingewanden, in onze baarmoeder of we nu vrouw zijn of man. De oudste zoon in de gelijkenis kan dat niet. Die blijft hardvochtig vol verwijten wijzen naar zijn broer. Hij heeft ongetwijfeld gelijk, want zijn jongste broer heeft er een bende van gemaakt, en heeft al het geld van vader er doorheen gejaagd. Dat hij nu blut is, is zijn eigen schuld.
Ja, zo kun je in het leven staan en alsmaar zeggen dat het andermans eigen schuld is. Maar als je anderen niet blijft verwijten maar als je je laat raken door de situatie van een ander, dan wordt ook je eigen leven zoveel rijker.
Heb dus maar gewoon het lef, om het te voelen diep van binnen dat wat een ander meemaakte of veroorzaakte jou raakt tot in je ingewanden.
Dat het zo mag zijn!
Zingen Uit Iona: Moeder die mij het leven schonk
Moeder die mij het leven schonk
in helder wereldmorgenlicht,
scheppende God en adembron,
mijn regen Jij, mijn wind, mijn zon;
mijn regen Jij, mijn wind, mijn zon.
Christus, Jij moeder, werd als ik,
om mij te voeden met jouw licht,
graan van het leven, liefdeswijn,
jouw lichaam zal mijn vrede zijn;
jouw lichaam zal mijn vrede zijn.
Moeder de Geest, die zorgt en zoogt,
houd mij omarmd in je geduld,
zodat ik in vertrouwen groei
totdat ik weet, totdat ik bloei;
totdat ik weet, totdat ik bloei.