ze

Je hoort het woordje “ze” vaak zeggen: “Ze doen maar”. “Ze denken zeker dat dit beter is”. “Ze bedenken telkens weer wat nieuws, maar beter word je er niet van”. Het lijkt wel een epidemie en volgens mij is het ook besmettelijk. Want in onze ingewikkelde samenleving worden er veel beslissingen genomen waarin we niet gekend worden, maar die wel over ons gaan. Over de verhoging van de pensioenleeftijd, bezuinigingen in de zorg, massa-ontslagen bij een grote onderneming, sluiting van een kerkgebouw of noem maar op. En dan wordt er geklaagd over het besluit dat genomen is. Of vaker nog: over de mensen die het besluit genomen hebben. “Ze doen maar”. “Ze pakken altijd dezelfde”. “Ze willen gewoon zelf buiten schot blijven”. “Ze”.

Als ik tijd had, zou ik willen onderzoeken of dat echt iets van deze tijd is. Zou er vroeger ook zo gepraat zijn? Misschien is het wel van alle tijden. Hoewel, vroeger werden de grote gebeurtenissen in het leven aan God toegeschreven. “Gods wil is wijs en goed” zo werd er gezongen. “De mens wikt, God beschikt” zo werd er gezegd. En: “alle dingen werken mede ten goede, het komt zoals het komt”. Zou het zo zijn dat de mensen zich vroeger eerder neerlegden bij dingen in het leven die tegenvielen? Zou men zich eerder bij vervelende besluiten neerleggen, omdat men er vaster dan tegenwoordig van overtuigd was dat ons leven in Gods hand is?

Of het precies zo zit, weet ik niet zeker, maar ik vermoed van wel. In elk geval is het praten over “ze”, in de zin van die mensen die de beslissingen nemen, in de plaats gekomen van het praten over “God”. Het heeft geleid tot een moppercultuur. Er wordt wat afgemopperd en er wordt wat afgeklaagd. En soms slaat het zelfs heftig door, zoals in de woorden die ik onlangs iemand in mijn omgeving hoorde zeggen: “Die lui in de Tweede Kamer deugen ook niet. Ze pakken de hogere salarissen niet aan, omdat ze dan zelf ook minder gaan verdienen. Ze denken alleen maar aan zichzelf!”  En soms klinkt het nog heftiger: “Stelletje uitzuigers, stelletje rukkers”. “Ze, ze doen maar. En ze deugen niet.”

Ik werk als geestelijk verzorger in een grote zorginstelling. Ook in de zorg moet flink bezuinigd worden. Er vallen klappen en dat is niet prettig. Als je niet uitkijkt, ontstaat er in zo’n instelling ook een sfeer: “ze besluiten maar raak…..”  Tijdens een teamtraining onlangs in Bloemkamp zei een collega, een verzorgende, tegen haar collega’s: “Er komt een hoop ons af de komende tijd en nu ook al. Er moet bezuinigd worden en dat is niet leuk. Maar ik wil dat we elkaar niet mee nemen in een sfeer van negatief doen. Ik wil dat we ons gewoon sterk maken voor onze bewoners. We laten ons toch zeker niet gek maken!”

Dat is de taal van het evangelie, Bijbeltaal. Zeker, er komt een hoop ons af, of dat nu tekorten op uitkeringen zijn, of kerksluitingen,
of bezuinigingen op wat voor plaatsen ook maar. En die dingen zijn niet leuk en doen pijn. Maar we laten ons niet gek maken. Het zou me daarom een lief ding waard zijn, nee sterker nog: ik zou het geweldig vinden, als de opmerking van de verzorgende in die teamtraining in Bloemkamp, zich als een olievlek over onze provincie gaat verspreiden: “we laten ons niet gek maken. We laten ons niet meeslepen in negatief doen. Maar we zetten met elkaar de schouders er onder.”

Wat daar voor nodig is? Drie dingen denk ik. Het eerste is dat je je verdiept in de argumenten van de ander. Verdiep je er in waaròm bepaalde besluiten worden genomen. En praat mee, laat jouw visie horen aan die mensen die besluiten moeten nemen en laat je daarin niet leiden door je cynisme of je negativiteit, want het is zo gemakkelijk om alleen maar te kletsen vanuit je eigen positie.
Het tweede is dat je de ander niet in jouw negatieve gevoelens mee moet laten slepen, maar de ander de ruimte geeft om anders dan jij te zijn. En het derde is vertrouwen. Voor mij heeft dat vertrouwen te maken met geloof in God, voor een ander misschien met het geloven in de mens. Het is een basisvertrouwen dat het goed komt, dat de zachte krachten zeker en vast zullen winnen.

Dus laat je niet gek maken, en doe niet mee met het praten in de sfeer van “ze doen maar” en “ze deugen niet”. Want er is geen “ze” en er is geen “we”. Er is geen “zij” en geen “wij”. We zullen het samen moeten doen. Alleen dan wordt deze wereld een beetje mooier. Dus laten we ons niet gek laten maken.