Troosten

De Twentse cabaratier Herman Finkers zingt in zijn laatste cabaretprogramma ‘Na de pauze’ een liefdesliedje over zijn vrouw. In dat liefdesliedje komt telkens een prachtige regel terug: “Ik heb haar liever dan geluk”.

Herman Finkers heeft leukemie gekregen. Zijn leven lijkt in één klap een heel eind verkort te worden. Maar na een paar jaar beklimt hij opnieuw het podium, vertelt het verhaal van zijn ziekte en zingt over zijn vrouw: “Ik heb haar liever dan geluk”. Het ontroert me. Sowieso al omdat er blijkbaar iets bestaat dat liever is dan geluk. Maar ook dat je dat als mensen elkaar kunt bieden.

Ik voer veel gesprekken met mensen die wonen in één van de locaties van Plantein. Het zijn gesprekken die over het leven gaan, over inleveren, afscheid nemen en sterven. En over liefde. Want het is de liefde die achter blijft als je geliefde sterft. Het moeilijke daarvan is dat je liefde dan geen adres meer heeft. Rouwen is liefde die het adres is kwijtgeraakt.
Soms zie ik waar Herman Finkers op doelt. Twee mensen die dicht bij elkaar zitten. Ze houden elkaars hand vast en ze glimmen. Ze kunnen niet meer onder één dak wonen nu één van hen beiden hulpbehoevend is geworden. Maar als de ander komt, zitten ze dicht tegen elkaar aan. “Het is net alsof we weer verkering hebben”, zo zei een echtpaar eens tegen me. Ze hebben elkaar liever dan geluk.

Dat wil niet zeggen dat het gemakkelijk is. Inleveren is pijnlijk en rouwen is rauw. Verdriet wordt door omstanders snel weggewuifd, alsof wij als omstanders het niet goed met het verdriet van een medemens kunnen uithouden. Daarom hebben we vaak de neiging om te snel met woorden van troost te komen. Als pastor zeg ik: troostwoorden zijn gevaarlijk, want troostwoorden ontkennen het verdriet van de ander. En de ander heeft recht op verdriet. Door troostwoorden krijgt de ander er een probleem bij: de ander is niet alleen zijn gezondheid kwijt, maar mag daar ook niet meer verdrietig over zijn. Het leidt tot mensen die tegen me zeggen: “Ik doe maar alsof ik vrolijk ben, anders vinden ze mij een zeurpiet”. In zulke situaties is er dus iets mis gegaan. Ze hebben gemerkt dat hun verdriet wordt dichtgesmeerd. Het mag niet bestaan. Wat ontzettend jammer is dat.

Echt troosten is niet met lichtpuntjes komen of met slim bedachte woorden iets zeggen waardoor de ander weer opvrolijkt. Dat is geen troosten. Het woord voor ‘troosten’ komt in het Hebreeuws van een woord dat diep ademen of zuchten betekent. Dat spreekt me erg aan. Echt troosten heeft met diep ademen te maken, met meezuchten, met volledig accepteren van het verdriet van de ander dat je niet weg wilt wuiven met allerlei woorden of trucjes. Echt troosten is je mond houden en vol acceptatie nabij blijven en wachten tot de ander zelf weer met flarden van troostwoorden komt.
Die vorm van troosten heeft met liefde te maken. Wie echt troost, wie bereid is de verslagenheid van de ander niet af te keuren, maar daar in verblijven wil, straalt liefde uit. “Ik heb je liever dan geluk” is wel héél erg hoog voor iedereen. Maar veel daarvan zie ik in Plantein gebeuren: mensen die in liefde met een medemens bewogen zijn.