Niet weten

In een eerdere werkkring kwam ik vaak bij een man die, als hij iets niet meer wist, zichzelf voor het hoofd sloeg. Hij riep er dan bij: “mijn kop is lek!” Hij zag zijn geheugenverlies als een persoonlijk falen en vond dat verschrikkelijk. Totdat het moment kwam dat hij niet meer wist dat hij niet veel meer wist. Maar hoe weinig hij zich ook nog maar kon herinneren, met dammen versloeg hij nog altijd iedereen. Net als vroeger. Er is blijkbaar iets dat boven het niet-weten uitgaat.

Ik weet niet hoe het is om niet veel meer te weten. Het lijkt me naar, maar of dat echt zo is, weet ik niet vanuit mezelf. Ik kan dat wel aan mensen vragen, maar dan krijg ik ongetwijfeld verschillende antwoorden.
Ik weet wel wat over het niet-weten als een gesprekstechniek. Mensen denken namelijk te snel dat ze elkaar begrijpen. Dat is jammer en dat levert misverstanden op, onbegrip, conflicten soms. Het is veel beter om de ander niet te snel te willen begrijpen en de ander om uitleg te blijven vragen. De mooiste vragen in elk gesprek zijn dan ook: “Wat bedoel je? Leg uit…? Ik kan je nu niet helemaal volgen…. Ik weet niet of ik je begrijp….”. Dat levert een veel dieper gesprek op. Het nodigt de ander uit om nog duidelijker uit te leggen wat hij of zij bedoelt.
Elk mens en zeker de deskundige gesprekspartner moet leren luisteren vanuit een houding van onwetendheid. Soms lukt me dat.

Ik zit tegenover een echtpaar. Ik weet dat ze meer dan 60 jaar getrouwd zijn. Zij woont in het verpleeghuis. Hij komt elke middag bij zijn vrouw op bezoek. Er ligt een trouwfoto op tafel. Zij heeft de foto een tijdje in haar handen gehad en er naar gekeken. “Mooi!” zegt ze. Ik vraag haar: “Had u ook een trouwjurk aan?” “Nee,” zegt ze. Even later zegt ze: “Ik ben nooit getrouwd.” Ze lacht er bij.
Ik kijk naar haar man, die een ongemakkelijk gezicht trekt. Dit moet pijnlijk zijn, lijkt me zo, maar ik vraag het hem niet. Ik blijf me tot haar richten. Wat te doen? Ga ik haar nu vertellen dat ze al meer dan 60 jaar getrouwd is met de man die naast haar zit? Vaak gaat dat zo wel: ‘Mar jo wit toch wol mem…..’. Maar dat confronteert haar met haar niet-weten en dat wil ik niet. Daarom vraag ik haar: “Zou u nog wel willen trouwen?” Direct antwoordt ze: “O, jawel hoor!” Ik vraag: “Met wie zou u dan willen trouwen?” Ze kijkt me aan, kijkt opzij naar de man waarvan ze vergeten is dat ze getrouwd is en zegt: “Met die man.” Ik vraag: “Zou hij dat wel willen?” Ze zegt: “O ja hoor, vast wel, het is een beste man.” Hij kijkt verrast. Ik vraag hem: “Zou u ook wel met haar willen trouwen?” Hij pakt haar hand vast en zegt: “O ja, zeker!”

Eigenlijk had ik op dat moment moeten zeggen: “Dan verklaar ik u hierbij tot man en vrouw.” Jammer dat je dat soort invallen pas later krijgt.