2017 fietsen naar Barcelona

Bestemming: Barcelona!

 

Het afgelopen winterseizoen hebben we ons erg goed voorbereid op twee fietsreizen voor de zomer van 2017 die we allebei niet gaan doen. Altijd leuk: fietsreizen voorbereiden. Ik kan het je aanbevelen. Als je dan toch ergens anders heen fietst, heb je de lol van de voorbereiding tenminste alvast gehad. Dat pakken ze je niet meer af!

De ene reis zou in Passau starten, waar we vorig jaar zomer eindigden. We zouden vandaar naar de Zwarte Zee bij Constanta rijden via Oostenrijk, Hongarije en Roemenie. Na een bezoek aan de fiets- en wandelbeurs pasten we dat plan aan om Roemenie nog niet te doen vanwege de pittige bergen daar, maar in plaats daarvan vanuit Passau een grote lus door Hongarije te maken.

In het voorjaar las ik echter van de nieuwe route in Oost-Polen, de Greenvelo. Google maar eens op ‘Greenvelo’. We bestelden de routekaarten via het Poolse verkeersbureau en ik zocht van alles uit. We zouden starten in Elblag, vlakbij Gdansk en dan zo’n 1500 km helemaal langs de grens van Rusland, Litouwen, Wit-Rusland en de Oekraine tot in Zuidoost-Polen fietsen en daar de Oekraine induiken om in het mooie Lviv onze fietsvakantie te laten eindigen. Met de trein zouden we dan weer terugboemelen.

De laatste weken hebben we ook dat roer omgegooid. We hebben gewoon zin in Frankrijk, vooral omdat we nu voor het eerst samen gaan fietskamperen. Zelf deed ik dat altijd al, maar nu Selma niet alleen met het fietsvakantievirus is besmet, maar nu ook nog eens wil gaan fietskamperen, kiezen we toch maar niet voor Polen-Oekraine. We zouden daar veel in het wild moeten kamperen en door blubber en zacht zand moeten fietsen en dat is misschien nog te veel gevraagd. Kamperen en fietsen in Frankrijk is altijd heerlijk, vandaar dat we besloten naar Barcelona te gaan fietsen. Ook dat klinkt logisch, zij het dan dat Barcelona in Spanje ligt.

De route is uitgezet door Paul Benjaminse. Van hem reed ik drie jaar geleden de route van Sneek naar Assisi (Italie) en die route met routeboekjes is me erg goed bevallen. Het leuke is ook dat we zo weten wie we de schuld moeten geven als de route toch drie keer niks is. Hoogste punt van deze route zal 1242m zijn. Daarnaast gaan we nog drie keer over bergpassen van boven de 1000 meter. Selma zal dus voor het eerst echt moeten klimmen, per fiets tenminste. Per auto deed ze dat al veel vaker. Eerst is er een vrij eenvoudige doorsteek van de altijd lastige Ardennen, maar later steken we het Middengebergte van het Centraal Massief door. Een pittige Pyreneeencol resteert dan nog. De route schijnt een aantal lange beklimmingen te kennen, maar nooit echt steil te zijn: nooit langdurig boven de 7%, zo lees ik overal. Daar komen we fietsend wel boven. En daarna kun je altijd naar beneden. Trouwens: de wereldbol bolt daar ook wat meer naar beneden, dus dat scheelt.

We kochten een grote tent, de WickyUp4: een grote pyramidetent waar je ook met drie volwassenen riant in zou kunnen slapen. Hij weegt toch maar 2,5 kilogram. Op de fiets moet je altijd een tent hebben voor een persoon meer dan het aantal personen met wie je bent. Als je een tent koopt moet je dus wel kunnen rekenen. In je eentje moet je dus een tweepersoonstentje hebben en die nam ik dus altijd mee. Met zijn tweeen moet je volgens dezelfde logica minimaal een driepersoonstent hebben, want je moet je bagage en zo natuurlijk ook kwijt kunnen. In een eenspersoonstent zou je dus je bagage buiten moeten laten staan, of zelf buiten moeten gaan liggen. Hoe dan ook: in onze vierpersoonstent is nog plek voor een verstekeling. De tent zal wel bekijks krijgen op de camping, want het is een bijzonder ding. En hij wijst omhoog, zoals een dominee betaamt. Ik maak nog een worteldoek op maat voor onder de tent. Dat spaart een duur grondzeil uit en is even handig. Verder heb ik de binnentent aan de buitentent vastgezet, zodat hij in drie minuten kan worden opgezet en afgebroken. Verder kocht ik een nieuw gaspitje. Het huidige gaspitje heb ik al sinds mijn 16e en dat is nu dus 38 jaar oud. Tja, als goede rekenaar zie je dat ik dus toch al wat ouder dan 35 ben en ik kan me voorstellen dat je daar van opkijkt. Een nieuw pannensetje kwam er ook en twee lekkere lichtgewicht stoeltjes ter verhoging van onze zitvreugde. Daarnaast voor Selma ook een goede slaapmat, ik had die al. Dat gaat allemaal, met kleren, bestek, voedingsmiddelen en slaapzakken en nog een hoop zooi in onze zes fietstasjes aan mijn Avaghon en de Jan Janssen van Selma.

Donderdag 27 juli laten we de kinderen thuis achter en vertrekken we, eerst per trein naar het beginpunt van de route in Eindhoven. We hebben vier weken de tijd. Of we Barcelona ook halen, weten we niet. We gaan niet jakkeren, maar genieten van elkaar, de omgeving en van het onderweg zijn. De terugreis wordt geboekt: wij met de TGV en de fietsen en bagage worden door Fietstransportbedrijf Soetens opgehaald. We moeten met Soetens wel een voorlopig afhaalpunt afspreken. Mogelijk wordt dat Perpignan of Girona. Als we daar nog niet zijn, of al verder zijn, is dat eenvoudig met een boemeltreintje met fiets en al te bereiken.

Als elk jaar schrijf ik weer dagelijks een verslag. Dat komt hieronder te staan.

We hebben er zin in!!

 

toch vliegen….

Tja, het kan verkeren. 

Zojuist hebben we een vliegticket geboekt voor de terugreis. Op vrijdag 25 augustus vliegen we met onze fietsen (in een vliegtuig, niet per fiets) van Girona naar Rotterdam-Zestienhoven. Voor wie mij kent, is dat bijzonder: ik wil namelijk niet onnodig vliegen en heb daarom nog nooit in een vliegtuig gezeten. Dit vanwege de enorme vervuiling die vliegtuigen veroorzaken. Vliegen is namelijk nog veel vervuilender dan mensen denken. Per persoon vliegen van Girona naar Rotterdam veroorzaakt viermaal zoveel CO2-uitstoot dan wanneer je diezelfde afstand helemaal per auto aflegt. Als de vijfhonderd personen die in zo’n vliegtuig zitten allemaal per stink- of sjoemeldiesel dezelfde afstand in een of twee dagen naar Nederland rijden, wordt de totale uitstoot die de lucht ingeblazen wordt dus spectaculair verminderd. Vanwege die nodeloze vervuiling van vliegtuigen roep ik altijd dat ik als het even kan het vliegtuig wil mijden. Stilletjes hoop ik dat anderen dat ook doen omdat de aarde zo langzamerhand wel een beetje naar de Filistijnen gaat.

Ik ging dus op zoek naar mogelijkheden om per trein terug te keren. En dat kan. Maar je moet er zeer fors voor betalen. De terugreis per TGV voor ons en de besteldienst voor onze twee fietsen is meer dan drie keer zo duur dan twee vliegtickets voor ons en de fietsen. Het wordt dus erg duur om het vliegtuig te mijden. En ja, het leven is dan toch sterker dan de leer. We zijn allemaal zondaren, dat blijkt maar weer. Mea culpa. Sorry aarde. 

Het wordt dus mijn eerste vliegreis. Vliegen is gewoon veel en veel te goedkoop ondanks de enorme viezigheid van die dingen. Kan de vliegprijs misschien rap verviervoudigd worden? Ondertussen ga ik eens kijken waar ik ter compensatie een paar bomen kan laten planten. Mogelijk dat de Filistijnen dan toch niet winnen, nu ik ook overstag ben gegaan.

Hiernaast zie je een kaartje van de route die we gaan rijden.

Omdat de route-ontwerper niet goed kon kiezen, moeten we zelf een keuze maken. We fietsen van Eindhoven naar Diest, Namur en Montmedy. Daarna volgen we de westerlijke variant die over Langres gaat. De route is natuurlijk niet bewegwijzerd, maar staat goed beschreven in twee opvolgende routeboekjes. Verder kijk ik nog of ik de route als GPS kan downloaden in een van onze telefoons. Die dienst dan als ‘TomTom’.

Vlakvoor Cluny fietsen we pal door Taize, waar op 12 augustus onze dochter Annemarie aankomt die daar met een groep jongeren uit Sneek temidden van duizenden andere jongeren een spirituele week doormaakt. Wellicht zien we haar daar, al kan het ook zijn dat we daar dan al voorbij zijn. Dat zou eigenlijk wel de bedoeling zijn als alles volgens plan verloopt.

Na Cluny gaan we niet door het vlakkere Rhonedal, maar volgen we opnieuw de meest Westelijke variant via Roanne en Le Puy, waarmee we serieus de bergen ingaan. Daar zullen we merken hoe onze klimbenen zijn.

In Le Puy herhalen we de Nederlandse etappewinst in de Tour de France van Bauke Mollema. Dat wordt juichen dus. En televisiekijken voor de thuisblijvers.

Vervolgens is het eindpunt waarop we mikken Girona, want daar staat het vliegtuig op ons te wachten. Mogelijk halen we dat niet, maar komen we tot in Narbonne of zo. Dan treinen we naar Girona. Omgekeerd kan het ook zijn dat we in Barcelona aankomen. Dan treinen we terug naar Girona. De route van Girona naar Barcelona lijkt overigens niks aan te zijn, want die gaat alleen maar via drukke autowegen. Dus mogelijk bezoeken we als we tijd hebben Barcelona wel per trein. 

We zullen wel zien. We zijn er klaar voor!  

 

Dag 0 – Een goede voorbereiding is het halve werk – 26 juli.

Wie mij kent, weet dat ik mijn fietsreizen altijd goed voorbereid en eindeloos praat over fietsvakanties totdat anderen daar gek van worden. En daarna ook nog lange tijd. Natuurlijk is het ook de leukste manier van vakantie vieren. Het kost geen drol en je kunt gerust elke dag een terrasje pakken en uit eten gaan zonder aan te komen. Je valt zelfs af! Werkelijk: er is geen leuker dieet denkbaar dan een paar weken fietsen!

Een goede voorbereiding is natuurlijk het halve werk. Tevoren lees ik van alles over de fietsreis die ik wil maken. Er staan erg veel fietsverslagen op internet en daardoor krijg je een mooi beeld van de route. Daarnaast kun je veel informatie halen op het forum van www.wereldfietser.nl. En als je keus gemaakt is, bestel je zo’n fietsrouteboekje. Dit zijn er twee: van Eindhoven naar Cluny en van Cluny naar Barcelona. Dan begint het eindeloze lezen in de boekjes. De volgende stap die ik dan zet, is dat ik alle campings en andere overnachtingsmogelijkheden in een Wordbestand zet, met in een kolom daarnaast de kilometerstand. Aan de hand van dat document kunnen we onderweg plannen of we deze of de volgende camping nemen. Jaja, een goede voorbereiding is het halve werk.

En dan is alles klaar. De tasjes zijn gepakt. Inclusief tentspullen weegt dat een kleine 40 kilo. De fietsen zijn in topconditie. Klaar voor vertrek! Totdat onze Henk vraagt: “hebben jullie je paspoorten?” Ja. “En zijn ze nog geldig?” Geen idee. Snel kijken. Shit, mijn paspoort is verlopen. Verlopen per 27 juni 2017. Tja, laat dat nou net het enige zijn waaraan ik niet gedacht had. Ergens logisch, want mijn paspoort is nog nooit gecontroleerd. Maar nu gaan we vliegen, tenminste, 25 augustus terug naar huis. Afijn, in het kader van “beter een goede voorbereiding dan een overhaast vertrek” ben ik vanmorgen met frisse tegenzin naar het stadhuis gegaan. Daar werd ik snel geholpen door een aardige en af en toe grinnikende gemeenteambtenaar. Voor het dubbele tarief gaan ze extra hard voor me werken. Het is een heerlijk idee dat de voltallige ambtenarij voor mij aan het werk is. Burgermeester Apotheker heeft zijn vakantie er voor uitgesteld. Morgenochtend om 9:10 uur kan ik op het stadhuis het paspoort afhalen. Het fanfarekorps voor ons vertrek kan dus daar verzamelen. Annemarie brengt ons daarna als troost voor een dag minder fietsen per auto naar het beginpunt in Eindhoven.

Best leuk, zo’n eerste dag in de fietsvakantie zonder dat je een trap hoeft te doen!

 

Dag 1: 27 juli, relaxed beginnen, 32 km fietsen (en eerst nog een zooi per auto).

Het is vrijdagavond. We zitten voor de tweede keer aan de koffie bij de vrouw des huizes. Het gesprek gaat over het vernatten van het land in de omgeving. Vroeger was het ook moerassig hier en zo moet het straks ook weer worden. Maar dan moet er wel naar de hoogtekaart gekeken worden en dat gaat dus wel eens mis. Zo was men hier van plan een stuk waterpeil op te hogen, maar was het onze gastvrouw die de deskundigen kon vertellen dat de sportvelden aan de andere kant van de Dommel dan bijna een halve meter onder water komen te staan. Daardoor ging het feest niet door.

Vandaag fietsten we grote stukken langs de Dommel, een prachtig en helder riviertje. Ik bedacht dat het Dommelsch bier hier ook wel eens vandaan zou kunnen komen, dat zou dan ‘van de Dommel’ kunnen betekenen. En wel drommels, als we even later Dommelen uitfietsen, rijden we langs de Dommelschbrouwerij. Dommelsch was het enige bier dat ik ooit dronk.

Maar goed, laat ik bij het begin beginnen. We staan vroeg op, ook om de fietsen op de fietsdrager te zetten en te controleren of we echt alles hebben. Kwart voor negen nemen we afscheid van Henk, die pas afgelopen zondag weer terug is van twee weken studeren in Rome en een week vakantie in Zwitserland. Annemarie brengt ons naar Eindhoven, dat wil zeggen: als passagier op de achterbank. Daarna rijdt ze de auto terug naar huis, als chauffeur op de voorstoel.

Eerst gaan we naar het stadhuis in de hoop dat mijn paspoort er is. Om vijf over negen kom ik als laatste binnen en ben ik als eerste aan de beurt. Kijk, zo hoort het. Daaraan kun je zien dat je als een waardig burger wordt beschouwd. Aan de balie was het toch nog even spannend. De baliemedewerkster ging kijken of mijn paspoort aangekomen was. Het duurde een tijdje en er werd druk gepraat. En gelukkig, ze komt na een tijdje met een paspoort terug. Een hele mooie, geldig tot 2027. Hopelijk kan iemand me tegen die tijd tippen dat het paspoort verlengd moet worden, maar voorlopig kan het zo. Je bent in deze tijd toch maar aan de paperassen overgeleverd. Waar ooit Descartes zei ‘ik denk, dus ik besta’, is het nu ‘ik sta ingeschreven, dus ik besta’. Maar ondanks dat bestond ik ook toen mijn paspoort verlopen was, al geeft het wel aan dat in onze tijd het denken steeds minder op waarde wordt geschat.

We besluiten naar Nuenen te rijden en dat blijkt een leuke plaats te zijn, natuurlijk bekend als geboorteplaats van Vincent van Gogh. Tegen twaalven gaan we daar met zijn drietjes lunchen. Heerlijk en erg gezellig. Daarna bouw ik de fietsen op en hang alle tassen er aan. Dat is altijd even een dingetje. Ondertussen gaan Selma en Annemarie de kledingwinkel in waar Selma altijd haar kleren koopt. Dat doet ze ook in veel andere winkels, maar ook in Nuenen dus. Per internet uiteraard, want ze is hier nog nooit geweest. Ze heeft zich er voorgesteld als die grootbesteller uit Sneek. Ze kreeg er ongetwijfeld een warm onthaal. Dat heb ik allemaal gemist toen ik met de fietsen bezig was. In elk geval kwamen de dames uiteindelijk terug. Na de nodige zoenen en omarmingen maakt onze lieve Annemarie wat foto’s van ons en vertrekt daarna met de Focus richting Sneek. Knap, voor het eerst zo’n lange rit in haar eentje! Het is haar wel toevertrouwd. 

Op de fiets is het weer even wennen. Zo’n zware fiets (die van mij weegt ongeveer 44 kilo en van Selma ongeveer 33 kilo) fietst toch anders dan zonder bepakking. En in mijn geval komt daar nog een dikke 100 kilo bij. Bij Selma een heel stuk minder, want dikke mannen kiezen vaak een klein vrouwtje uit. Of is het omgekeerd? In dat geval zou het haar schuld zijn dat ik dik ben. Laten we het daar maar op houden. Al snel fietsen we Eindhoven in en komen we bij Centraal Station Eindhoven, het beginpunt van de fietsroute naar Barcelona. Via fietspaden langs steeds minder brede wegen duurt het toch nog een tijd voordat we Eindhoven uit zijn. De route is mooi. We genieten vooral van Malpie, een moerassig heide-achtig natuurgebied. Prachtig.

In Dommelen rijden we door het dorp, een soort buitenwijk van Valkenswaard. Bij de Plusmarkt daar doen we nog wat inkopen en zitten we een tijd op een bankje. Selma heeft daar chance met een inwoner van Dommelen. Hij is drie jaar oud. Daarna rijden we rustig door en genieten we het afwisselende landschap.

In Borkel slapen we bij mw Kwinten in een mooi gerestaureerde boerderij. De boerderij is uit 1771 en is altijd familiebezit geweest. Het zou haar zwaar vallen het aan vreemden te verkopen, zo vertelt ze. Het is gezellig en we drinken met de vrouw des huizes twee keer koffie en kletsen veel. We eten een hapje in een eettent verderop en voor de gelegenheid drink ik daar een Dommelsch bij. Ik ben wel geen bierdrinker, maar vandaag moet het. En het smaakt. Achter ons zitten een stel jonge Italianen. We fantaseren wat die hier doen, maar komen er niet achter. Later vertelt mw Kwinten ons dat er hier veel topruiters zijn neergestreken en een grote paardenfarm hebben neergezet. En daar komen veel buitenlanders langs om te trainen en zo.

Na het eten lopen we terug naar de boerderij. Het regent, maar als zovaak lijkt het erger dan het is, we doen onze regenkleding niet eens aan. Er wordt hard heen en weer gereden met grote tractoren en aanhangers vol zand. Het doet me denken aan sommige plekken in Sudwestfryslan waar ouders hun kinderen niet meer met de fiets naar school durven laten gaan vanwege deze grote hardrijdende landbouwvoertuigen. Het type boerderij in deze streek valt ons op: ze zijn langgerekt aan de straatkant. De boerin waar we overnachten vertelt even later aan de koffie dat dit type de langgevelboerderij heet. Mevrouw is erg actief. Haar kinderen ook. Een van de zonen komt binnen. Hij doet zondag mee aan de jaarlijkse tractorbehendigheidswedstrijd. Dat doen wij de komende weken op de fiets. En we jureren onszelf.

Voldaan gaan we naar bed op dit mooie adres. Nog geen tentje vannacht en morgen ook nog niet. Selma bouwt de reis zorgvuldig op en gezien de weersvoorspellingen boekt ze eerst een paar overnachtingen. Ik vind dat allemaal best. Dit is een adres van vrienden op de fiets, een organisatie waar we lid van zijn en waardoor je goedkoop bij particulieren overnachten kunt. Morgen rijden we naar Diest, wat een prachtig Vlaams stadje moet zijn. Tot morgen!

 

Dag 2: 28 juli, Borkel – Diest, 64 km.

Ik ben als eerste wakker. Selma slaapt nog als een roos. In alle rust verbeter ik wat foutjes in het verslag van gisteren. Op een ipad is een foutje zo gemaakt, vandaar. We doen rustig aan, want we zouden pas om half negen ontbijten. Om kwart over acht dalen we de historische trapjes af en treffen we in de keuken een rijk ontbijt. We laten het ons lekker smaken. 

Als we een half uurtje later op de fiets zitten, moeten we er beiden nog wat inkomen. Er waren buien voorspeld, maar het is droog en dat zal het later ook blijven. Lange stukken gaan over een voormalige spoorbaan. Dat rijdt mooi vlak, maar met aan beide kanten hoge bossages zie je niet veel. Het waait hard en omdat we vandaag richting het Zuidwesten rijden is de wind vaak tegen. Dan zijn die bossages toch wel lekker. 

Na ruim en uur stoppen we op een bankje aan een restje spoorlijn van een meter of tien op een heuveltje. We hebben daar een hoop lol en leggen onder andere ons hoofd op de rails, maar hoe lang we ook wachten: er komt er geen trein aan. 

Anderhalf uur later rijden we dwars door een schietterrein heen. Hier lopen militairen in het wild rond, maar net als wilde vossen, herten en zwijnen, krijgen we ze niet te zien. Toch jammer. Ze zitten vast mensenschuw verscholen tussen de hoge varens. De route is prachtig, via vaak vrijliggende fietspaden of smalle weggetjes. Het kronkelt wel en soms hebben we de indruk dat we erg omrijden. 

Op een volgend bankje lunchen we zo rond twaalf uur. We schieten op en hebben tijd zat, dus we nemen het er van. Het water in de thermofles is nog loeiheet en ideaal om een soepje te maken. Lekker! Af en toe dreigt de lucht, maar het blijft droog. Het wordt zelfs warm. 

Als we verder rijden, komen we door Beringen-Mijn. Daar staat een gigantische kolenmijn die te bezichtigen is, want hij is al tientallen jaren gesloten. Beringen-Mijn is een Turkse enclave, zo had de gids ook al vermeld en nu zien we het met eigen ogen. 

We komen nog een jong stel uit Tholen tegen. Ze rijden hard op gehuurde electrische steppen. In korte tijd wisselen we veel verhalen uit. Ook dat is vakantie: het onderweg zijn en de vele contacten, dat is het doel van de reis.

Via nog een bankje rijden we in de middag Diest binnen. We strijken we neer op een terras aan de Grote Markt. DIest is schitterend, tal van oude gebouwen, een paar geweldige oeroude kerken en een prachtig Begijnhof. Het schijnt een Oranjestad te zijn en Prins Willem Friso wilde er zelfs begraven worden. En dat is hem gelukt ook. We kijken onze ogen uit en eten in een goed restaurant aan het Begijnhof. Dan zoeken we onze Bed en Breakfast op waar we pas om half zeven terecht kunnen. We worden hartelijk ontvangen en nemen het er van.

Voor morgenavond heeft Selma nog een B&B geboekt. Daarna wordt het kamperen. Morgen is de etappe wat korter, vanwege de laatstgeboekte B&B en daarom maken we er toch nog een halve rustdag van. Dat boeken is trouwens niet nodig, er is aanbod genoeg!

A demain!

 

Dag 3: 29 juli, Diest -Enines, 51 km.

Kopvrouw en knecht.

Na tien uren achtereen slapen, worden we pas om half acht wakker. Om kwart over acht zitten we aan het ontbijt. En dat is bijzonder. De vrouw des huizes bakt zelf heerlijk brood en snijdt dat in uiterst dunne sneden met een electrisch snij-apparaat. De heer des huizes bakt als hobby porselein. Zo zijn de wandtegels in de badkamer en in de keuken zelf door hem gebakken, net als het hele servies en bijvoorbeeld de waskom van de wastafel. Het is prachtig. Bij het vertrek hebben we nog hele gesprekken over zowel de politiek als over de hulpverlening. Als we uiteindelijk vertrekken en met behulp van de GPS de route weer proberen op te zoeken, komt de vrouw ons achterop fietsen op haar elektrische fiets. We zijn de schone was vergeten. We danken haar hartelijk voor zoveel goede zorgen.

De was wordt achterop de fiets gedaan, in onze rijdende droogtrommel. De droogkast noemen de Vlamingen dat. Het zijn de twee fietsbroeken en fietsshirts van gisteren en een onderbroek van Selma. Daarnaast hangt de jas van Selma achterop, want jassen hebben we vandaag niet nodig. Die van mij zit zelfs al in de fietstas. Het weer is namelijk prima. We boffen. En we rijden gewoon in korte fietsbroek en een fietsshirtje. Meer niet. 

Al snel zitten we weer op de voormalige spoorbaan. Die gaat over het algemeen kaarsrecht zonder klimmen of dalen door het landschap. Het is wel druk op de fietspaden en de rustige binnenwegen. Omdat het zondag is, zie je hele groepen fietsers in grote haast, vaak gekleed in dezelfde fluoriserende kledij door het landschap gaan, vermoedelijk om toch nog op tijd ergens in de kerk te zijn. Sommigen hebben een bel, de meesten niet. Een keer gaat het bijna mis. Ik rijd aan de linkerkant van het fietspad in de verwachting dat Selma zo weer rechts naast me komt fietsen. Ik hoor haar bellen, maar het blijkt de bel van zo’n snelfietser te zijn die Selma links en mij rechts passeert. Hij is kwaad en rijdt snel door. Ik roep hem nog achterna dat hij een bel op zijn fiets moet zetten, maar die had hij dus al…

Afgezien van de racefietsers is vooral de sterke wind vervelend die aanvankelijk van opzij komt, maar later pal tegen staat.  Het is minimaal windkracht 5 en dan is het serieus Mollemalen om nog enige gang er in te houden. Ik rijd voorop en Selma zit bij mij in het ‘wiel’. Die taktiek hebben we niet van onszelf, maar van Froome en consorten. Selma moet uit de wind gehouden worden om als kopvrouw straks in het hooggebergte haar taak te kunnen doen. En ik sloof me graag uit. Het is eenvoudig mijn taak als knecht in deze weken. Zo hebben we het ook afgesproken. Deze weken zou ik alles doen. Daarna is Selma weer elf maanden aan de beurt.

In Drieslinter houden we rust langs de kant van het fietspad. Er komt een oude man op ons af, die later toch nog maar 69 jaar bleek te zijn. Best jong dus, zij het niet zo piepjong als wij. Hij zag er flink ouder uit. De man vraagt waarheen we onderweg zijn en vertelt dat hij met zijn vrouw drie jaar geleden dezelfde route naar Barcelona heeft gefietst. Afgelopen voorjaar is hij naar Pisa gefietst over de Splugenpass, die ik drie jaar geleden ook over moest (2114 meter hoog) toen ik naar Assisi fietste. We staan een tijd te praten. Na afloop hebben we zoiets van: als hij het kan, kunnen wij het ook!

De rit gaat weer verder. Geregeld passeren ons andere vakantiefietsers. Sommigen komen ons tegemoet, anderen passeren ons als wij even zitten te rusten. Opnieuw rijd ik op kop tegen de harde wind in. Het zweet stroomt in mijn ogen. Selma heeft geen moeite om me achter mijn brede schouders bij te houden. Het moet lekker voor haar zijn, zo’n wimdscherm voor haar uit.

Dan zijn er opeens twee mannen op een racefiets. Ze komen naast ons fietsen. Ze vragen of we wat verloren zijn. Een jasje met roze en paars er in. We kijken achterop, waar een netje als mobiele wasdroger fungeert. Selma’s onderbroek en onze fietsbroeken hangen er nog gezellig in vol ornaat achterop, maar we missen Selma’s jasje. Ik geef Selma een bidon en ga rechtsomkeerd. Twee of drie kilometer terug, hadden de mannen gezegd. Met de wind mee zoef ik er met 30 in het uur heen. En ja, daar ligt het jasje, midden op het fietspad. Dan weer terug, beuken tegen de wind in, datzelfde stuk als even geleden. Ach, als knecht heb je dat graag voor je kopman over, en al helemaal als hij je vrouw is. Tien minuten later zijn vrouw en jas weer verenigd en hervatten we onze tocht.

Twaalf uur komen we in Tienen aan. Tienen is een mooie stad met twee prachtige kerken. We kunnen er niet in, want het zijn daar de Suikerrock feesten. Dat is een heel gedoe met een enorme hoop rotzooi, keiharde koleremuziek en heeeeeel veel drank. Net zo’n hoogstaand gebeuren dus als de Sneekweek in Sneek, het Heamiel in Bolsward en de feestdagen in Langweer. Tja, de kerken zijn dan natuurlijk dicht, want hoe kun je daar nog de stilte vinden als alles van kaboemkaboem dreunt. We gaan bij een verkeerd tentje zitten voor een warme hap en krijgen wel wat, maar dat stelt niet veel voor. Dan lopen we verder het stadje in met de fietsen aan de hand. Er blijken veel meer tentjes en karretjes te zijn waar we lekkerder hadden kunnen eten. Maar goed, het ging nu eenmaal zoals het ging. 

We fietsen weer verder. De wind wordt nog sterker en is tegen. Als hij even van opzij komt, word je bijna de berm ingeblazen. Bij Jodoigne (Geldenaken) zijn we al in Wallonie. Even later slaan we af voor een B&B in Enines, even van de route. Het prachtige huis ligt bovenaan een forse helling die we beiden met een klein verzetje helemaal volbrengen. Het is nog vroeg in de middag, want we willen een halve rustdag hebben, maar door de wind was het toch zwaar. Het was maar goed dat het vandaag niet meer dan 51 kilometers waren.

Na het douchen hebben we via Facetime contact met Pa en Ma de Bode. Pa de Bode wordt vandaag 89 jaar, van harte gefeliciteerd! Logisch dat ze vanwege zijn verjaardag niet mee wilden op fietsvakantie, maar zo hebben we toch even contact gehad. Volgend jaar dan maar.

Daarna worden we uitgenodigd voor de koffie. De vrouw des huizes heeft een heerlijke ronde appelcake gebakken waar we ieder bijna een kwart van krijgen. We zitten zeker twee uur met elkaar te praten, diepgaande en serieuze gesprekken.

Het is hier fantastisch. Zij zijn Vlamingen die hier in Wallonie zijn gaan wonen om dicht bij hun dochter te zijn. Ze hebben een prachtig huis op de top van een heuvel met vrij uitzicht tot ver en een prachtige tuin waar ze alle groente zelf verbouwen. Het is genieten hier! 

We eten brood met wat lekkers achterin de tuin in de avondzon. Pas tegen acht uur gaan we naar binnen, waar ik dit verslag typ en Selma het nieuws kijkt op haar mobiel. Andre en Nienke zijn weer veilig geland uit Corfu, fijn! Annemarie en Henk halen hen van Schiphol af.

Morgen fietsen we naar Namur, van daar naar Dinant. Einddoel is een camping net voorbij Dinant, totaal ongeveer 65 km. Men voorspelt dat de wind grotendeels gaat liggen, dus met de inspanning van vandaag, moet dat morgen te doen zijn. Morgenavond wordt dan onze eerste gezamenlijke fietskampeeravond. We gaan er verslag van doen!

 

Dag 4: 31 juli, Enines – Camping Villaroyale in Anseremme, 67 km.

Goede benen!
Het is gezellig bij B&B La Maison de la rose des vents. Er staat een royaal ontbijt voor ons klaar op de mooie grote vierkante tafel in de woonkamer. We zitten een uur lang te ontbijten, omgeven door gesprekken met de ontwikkelde vrouw des huizes. Als we wegfietsen zitten we met behulp van de GPS weer snel op de route.
GPS dus. Ja, voor het eerst werkt het allemaal. Gewoon op mijn mobiel, de onvolprezen Windows Phone van Nokia. Ik heb thuis de hele route van Eindhoven tot Barcelona er in gezet en die is te zien in een dunne paarse lijn. Alle andere wegen en weggetjes staan er ook op en zo weet ik dan ook steeds precies waar we zijn. Hij zit vastgeklikt op mijn stuur en als het ooit gaat regenen (je kunt nooit weten) moet hij dus even in mijn tas. Gisteren gebruikte hij erg veel stroom en had hij de grote powerbank – een soort superbatterij die ik in mijn stuurtasje heb – bijna helemaal leeggevreten. Vanmorgen heb ik iets aan de instellingen veranderd. Ik heb geen idee wat en hij geeft nu steeds een foutmelding aan, maar hij doet het wel en gebruikt nu maar weinig stroom. Bovenop mijn stuurtas zit het routeboekje dan ook nog eens in de kaarthouder, zodat ik ook nog eens kaart kan lezen. Je ziet, als een ware kopman hoeft Selma zich daar allemaal niet mee bezig te houden, het wordt allemaal voor haar gedaan! 

Via dezelfde Ravel2, het voormalige spoortraject, winnen we hoogte. Het gaat lekker en we zitten niet meer vierkant op de fiets. Gisteren was dat wel het geval. Alle ledematen voelden hoekig en stijf aan, maar vandaag is het allemaal veel beter. De zon doet het ook al en ik heb mijn rode pet maar opgezet om de Griekse en Hebreeuwse grammatica koel te houden. Een vakantiefietsende tegenligger die ons groet, roept me vrolijk “dag Sinterklaas!” toe. Pas na enige tijd besef ik dat dit niet iemand uit Langweer hoeft te zijn, maar me gewoon herkent aan mijn rode pet die ik draag als ik als Sinterklaas incognito ben.

Selma heeft superbenen. Nu al en het is nog maar de vierde dag! Dat belooft wat als ze straks in het hooggebergte de concurrentie de hielen laat zien. Ze piekt toch niet te vroeg?

Na een lekkere afdaling zakken we Namen in. Namen is een mooie stad, alleen de kasseien bevallen ons niet. Het lijkt wel Parijs Roubaix. Het is duidelijk dat Selma met haar klimmerbenen met kasseien meer moeite heeft. Ik dender er gewoon met een zware versnelling over heen. 

We rijden langs het water van de Sambre dat dadelijk in de Maas uitkomt. Een duwboot met twee grote duwbakken voor zich, vaart met ons op. We kijken uit naar een restaurantje om warm te eten, al is het nog maar 12 uur. Daarvoor gaan we even de stad in. Op een pleintje vinden we een mooi plekje bij een brasserie. We zitten er lekker, al is het wel wat aan de lange kant. We horen van Henk dat zijn stage bij het World Trade Center voor komend seizoen rond is. Fijn voor hem! We bellen met Andre, die weer terug uit Corfu en op aarde is. Fijn dat Andre en Nienke daarginds genoten hebben van elkaar en het warme weer en heerlijk schoongewaaid zijn. Voor Andre wacht het werk weer. Voor ons niet, alleen nog maar zo’n 1600 kilometers. Een peuleschilletje.

Langs de Maas rijden we van Namur naar Dinant. Normaal zoef je hier in kolonne in opgepoetst blik achter elkaar aan richting het zuiden. Nu genieten we van het onderweg zijn en het landschap. En soms van het wegdek, als er even geen kasseien liggen of trillende gewassen en ongewassen grindtegels. Dinant kennen we. Jaren geleden waren we hier met de kinderen. Volgens Selma zijn we toen met de kabelbaan omhoog gegaan naar de Citadel, maar geen inwoner van Dinant kan ons dat bevestigen. We rijden de stad door en doen inkopen bij een supermarkt. Omdat de komende pakweg 80 km een vrij verlaten streek is, pinnen we extra geld voor het geval dat we dat in het komende niemandsland toch zouden willen uitgeven. Dan rijden we nog een half uurtje door. 

Iets na vier uur rijden we camping Villaroyal op. Het is hier duur en voor ons staat de receptioniste al een medekampeerder uit te kafferen. We zetten onze gezelligste gezichten op en komen zo gezellig mogelijk over. Het helpt. We betalen het hoofdtarief van bijna 25 euro voor een nacht, maar hebben een superplek, met uitzicht op de rotsen aan de andere kant van een snelstromende rivier waarvan ik de naam niet weet. En we hebben uitzicht op vleeskoeien met ongelofelijke dikke billen. Het zijn gewoon complete slagerswinkels op vier poten, je ziet de hammen al zitten. Bij Selma loopt dan meteen het water in de mond, wat mij er gelukkig weer aan herinnert dat ik al 46 jaar vegetarier ben. 

Dat is het eigenlijk wel. Naast ons zit een leesclub van vijf mensen van totaal verschillende leeftijden in twee heel kleine tentjes. Ze zijn met zijn vijven hier met zo’n klein C3tje naar toe gereden. Het zullen dus wel dunne boeken zijn die ze bespreken. Het lijken ons van die Cinoazaadvreters en E-nummermijders, maar we zeggen er niets van omdat we vinden dat we op andere mensen geen commentaar willen hebben. Ook niet op ernstig getatoeerde jongemannen met een foute auto met superdikke banden en een gebroken arm die ook nog een kindje bij zich hebben. Nee, van ons geen commentaar over anderen. Zo zijn we niet.

We zitten heerlijk tot lang buiten voor de tent, tenminste, het is nu al vijf voor half negen en we zitten er nog. Heerlijk relaxed, eigenlijk toch relaxter dan een B&B. Tenzij het regent. Maar dat gaat het pas in september weer doen.

O ja, we hebben het ook over morgen. Dat wordt de eerste bergetappe met een aantal colletjes van de derde en vierde categorie. De eerstvolgende camping is 78 km verderop en daarvoor zijn er alleen wat B&B’s. 80 km is morgen misschien te ver. We zullen wel zien. Eerst heerlijk slapen in ons tentje.

 

Dag 5: 1 augustus 2017, Anseremme – B&B La ferme du bois perdu, 62 km.

Wat een k*tpuisten die Ardennen!!
Dominees staan natuurlijk bekend vanwege hun lijntje met boven, maar dit keer valt dat tegen. Want tegen mijn voorspelling in regende het gisteravond en vanmorgen bij het inpakken regent het opnieuw. Fijn voor de boeren in deze streek waar het veel te droog is, maar wat hebben wij met boeren te maken? Wij fietsen! En zitten dus met natte zooi. De was die we gisteren deden, is zeiknat en de tent ook. Van de jonge buren die gisteravond ook nog arriveerden in een stokoud Peugeotje 205 krijgen we een kopje koffie.
Goed, terwijl we alles inpakken zet Selma water op. Als dat aan de kook is gebracht, weigert het nieuwe gaspitje dienst. Ik zet er een nieuw gasflesje op, maar ook dat gaat niet goed. Zonde, want nu lopen we ons havermoutochtenddieet mis. Dat eten we al ruim een jaar lang elke ochtend en daar ga je je toch aan hechten.       We drinken wat chocomelkjes. Als alles kletsnat op de fiets zit, vertrekken we. Bij de receptie vragen we waar de dichtstbijzijnde bakker is. Ze willen ons terug naar Dinant sturen, maar we moeten de andere kant op. Als ik vraag of er winkels op de route in de nabijheid zijn, ontkent de receptioniste dat. Dan zegt ze opeens met een merkwaardige tegenzin dat we nog zouden kunnen kijken of er bij de boerderijwinkel hiernaast nog brood is. Als we daarheen gaan, blijkt daar pal naast de camping een supermarktje met bakker te zijn. We worden daar buitengewoon viendelijk geholpen. Als we vertellen dat de mensen van de camping ons voor boodschappen wilden terugsturen naar Dinant, vertelt het bakkersmeisje ons dat de relatie met de pal ernaastliggende camping niet goed is. Dat hadden wij ook al begrepen, wat een rare lui daar op die camping. Dat noemen we geen win- win situatie, maar een verlies-verlies situatie. Het meisje zet voor ons een waterdichte parasol op en maakt het meubilair droog, zodat we daar kunnen ontbijten. Als ik het bestek uit mijn tas pak, prik ik me venijnig aan een rechtopstaand mes en het bloedt flink. Het meisje komt snel met een pleister aan. Zo eten we daar. We overleggen en besluiten een B&B te bellen zo’n 60 km verderop. We zijn er welkom, kunnen er ook eten en kunnen erook de tent opzetten om die te laten drogen. De mevrouw vraagt wel waar we nu ziten. Als we zeggen dat we bij Dinant zitten, zegt ze: “gelukkig, dan halen jullie het wel. Men belt ook wel eens vanuit Namen en dan redt men het vaak niet.” We kijken elkaar aan en begrijpen de opmerking niet goed. 
Dan vertrekken we. Het gaat al snel steil omhoog. Het zou de steilste helling zijn, zo vermeldt het boekje. Het is heftig. Sema stapt halverwege af, het is niet goed te doen. Het mag dan inmiddels weer droog zijn, maar het zweet gutst in straaltjes van ons hoofd.
Zo gaat het de hele dag door. Dit mag dan de eenvoudigste doorsteek door de Ardennen zijn, het gaat alsmaar steil omhoog en dan snel weer naar beneden, waarna het klimmen weer van voor af aan begint. De klim naar 450 meter hoogte duurt       ontzettend lang omdat we na elke 40 meter klimmen er steeds weer 35 of meer afdalen. Zo maken we zeker 1000 hoogtemeters of nog veel meer om op 450 meter hoogte te komen.
Uiteindelijk komen we om half vijf bij de B&B aan. We worden hartelijk ontvangen. Het is een prachtig oud pand met zes kamers en een appartement. De vrouw des huizes praat aan een stuk door. Ik zet de tent op die doorweekt is. Nadien drinken we een aperitief op het terras van de schitterende tuin en van zeven tot negen uur tovert de heer des huizes een geweldig driegangenmenu tevoorschijn dat in NL ongetijfeld hoge ogen qua Michelinsterren zou gooien. De heer kookte altijd al graag en is na zijn pensionering als hobby een koksopleiding gaan volgen. Het is geweldig.
Na veel gesprekken gaan we moe en voldaan naar bed. Als we net liggen wordt de droge was voor onze deur neergelegd. Twee broeken heeft mevrouw nog even opgehangen.
Een heel bijzondere dag door die ellendige Ardennen heen, afgesloten met een geweldige maaltijd in een mooie B&B.

 

Dag 6: 2 augustus, van Porcheresse naar Florenville, 48 km.

Moe.
Na een prima ontbijt vertrekken we met een altijd nog natte tent. De zware dauw heeft de tent, die we op hadden gezet om te drogen, toch weer behoorlijk vochtig gemaakt. Montmedy zou 75 km zijn, we besluiten om al eerder een camping te pakken in Florenville, ongeveer 50 km. We lopen daarmee achter op het schema, maar daar liggen we niet wakker van. We hebben vakantie en desnoods pakken we een stuk trein. 
Selma is niet topfit vandaag en fietst met buikklachten. Toch gaat ze goed bergop, al is ze boven vaak te uitgeput om direct te kunnen dalen.
Het gaat weer behoorlijk op en af, zij het kortere stukjes dan gisteren. Na anderhalf uur klappen we stoeltjes uit en zitten we heerlijk een tijd een dal in te kijken met een paar boterhammen er bij. Dan duiken we een bospad in. Aanvankelijk is dat niet te fietsen, later wel. Zo hobbelen we door een bos naar een ander asfaltweggetje toe. 
Een eind verder is de weg gebarricadeerd. Over de volle breedte an de weg is een hekwerk geplaatst met een verbodsbord er voor. Er staan een stuk of tien auto’s geparkeerd. Zou er gejaagd worden hier? Of zou hier een klopjacht op terroristen gaande zijn? We gaan toch verder. Als ze op ons schieten, hebben we in elk geval onze helmen op. Als we lichtelijk ongerust verder rijden over het asfaltweggetje zien we na een bocht mensen lopen. We komen in een enorme mensenmassa terecht, vol met allemaal houthakkers en houtkloof-apparatuur. We wurmen ons tussen de mensenmassa door. Vijfhonderd meter verderop moeten we gelukkig al rechtsaf volgens de kaart op de GPS. Voorbij de bocht zien we dat het houthakkersfeest zich juist doorzet op het weggetje dat wij moeten inslaan. Het is daar bovendien nog veel drukker. Fietsen lukt niet meer en we lopen te voet verder door de mensenmenigte. Zouden al deze mensen beseffen dat zij zo gedurende een paar kilometer de fietssnelweg tussen Eindhoven en Barcelona barricaderen? Blijkbaar niet. 
Na een tijd zijn we het gedrang uit. We moeten klimmen. En dan opeens is er weer een grote afrastering over de hele weg. We tillen de fietsen een stukje door het bos om er langsheen te gaan. Dan zet de afdaling in. Na eventjes dalen komt ons een echtpaar te fiets tegemoet. Zij komen fietsend terug uit Bazel. We vertellen wat hen een stukje terug te wachten staat. Dan rijden we verder.
Als we in de middag op de camping in Florenville aankomen, zien we bekende mensen achter de laptop van de receptie. Maarten en Doutzen en hun kinderen, kleinkinderen van Henk en Corrie Bark. Zij leenden net de computer van de receptie om nog wat documenten voor een koopcontract van hun huis in orde te maken. Ze gaan weer in Veenwouden wonen, een paar honderd meter van het huis waar Maarten is opgegroeid. Geen slechte keuze!
We zetten de tent op op een idyllisch plekje, voor geen van de campinggasten zichtbaar. Dan duiken we het lekkere zwembad in. De camping hier staat vol met stacaravans en dikbuikige Walen. s Avonds eten we in een pizzeria in het mooie stadje. Daarna drinken we wat bij Maarten en Doutzen. Om tien uur duiken we de koets in, echt heel moe van al dat klimmen.

 

Dag 7: 3 augustus, Florenville – Fresnois, 39 km.

Gaat het uitrusten beginnen?

Uitrusten moet je doen, zo is het devies op vakantie. Dat geldt ook voor een fietsvakantie. Zelfs de grote Joop Zoetemelk zei altijd dat je de Tour de France in bed wint. Dat willen wij dus ook doen: uitrusten. Maar ja, dat valt niet me als je het vliegticket van 25 augustus als een zwaard van Damocles boven je fiets voelt hangen en je angst hebt dat je er in rijdt. Het valt ook niet mee als je merkt dat die ellendige Ardennen telkens heel kort steil stijgen en dan prompt weer steil dalen, wat per dag dan nog een keer of 15 van voor af aan wordt herhaald. Uitrusten valt ook niet mee als niet alleen wij, maar ook hangjongeren ons geweldige plekje aan het water uitkiezen om te chillen. Na ons verzoek na enige tijd om stilte vertrekken ze overigens keurig, maar voordat je daarom gaat vragen heb je toch al een uurtje slaap gemist. Uitrusten valt ook niet mee als de goederentrein die om de vijf minuten over het spoor raast in de stilte van de nacht toch dwars door je tent blijkt te denderen. En uitrusten valt ook niet mee als het tegen de ochtend begint de gieten en je dus weer opnieuw met een natte tent en natte was zit. Daar staat tegenover dat het rivierwater een paar meter van onze tent over de stenen klotst, dat we er toch al ruim 300 km op hebben zitten en we vannacht eigenlijk best lekker liggen op onze matjes.

Om zes uur zijn we klaar wakker. Het regent weer en ik moet de tent nog wat beter leren kennen. Bij regen zit nu de binnentent nog te dicht tegen de buitentent aan. Zeilers zouden zeggen dat ik de tent wat beter moet ’trimmen’. Ik ga er uit om dat alsnog te doen, maar het druppelt nu al de binnentent in. Het voordeel van zo vroeg klaarwakker zijn en niet goed weten wat te doen, is dat je tijd zat hebt om te beraadslagen. Dat hadden we in de nacht ook al gedaan, maar toen hadden we niet de hele agenda van de vergadering afgewerkt. We besluiten zoon Henk in te schakelen om eens met Transavia te bellen.

Als we drie uur later ingepakt en wel lekker ontbijten in een patisserie in Florenville, horen we dat we tot en met volgende week donderdag (over zeven dagen dus) het ticket gratis kunnen omboeken naar een ander vliegveld. Ik blijk die optie hebben aangevinkt bij de boeking. Dat is handig en het geeft rust. En naar uitrusten verlangen we ook. Zo kunnen we gemakkelijker af en toe een rustdag nemen en kortere etappes rijden en dan bijvoorbeeld vanaf Lyon terugvliegen. We hebben tot volgende week om te kijken wat het beste gaat passen. We spreken af alle deadlines en hang naar presteren uit ons systeem te bannen en gewoon te genieten en te kijken wat de nieuwe dag ons brengt. Toch lekker dat je zoiets gewoon af kunt spreken.

We drentelen lang in het mooie Florenville rond tot we tegen elf uur echt vertrekken. Het gaat natuurlijk nog altijd op en af, maar inmiddels meer af dan op. Het gaat best rap. Afgezien bij de pakweg tien klimmetjes van vandaag zitten er een paar echt lange afdalingen in. We gaan overigens wel over 465 meter heen, ons hoogste punt tot dusver. We stoppen geregeld even, maar wat langer bij Abbaye de Orval, de abdij waar vanouds het bier gebrouwen wordt. We proeven het maar niet, gaan ook niet naar binnen in de heropgebouwde gebouwen uit 1936, maar eten op een bankje naast de ingang nog een broodje. Heerlijk om cultuur te barbaren! Nog geen vijfhonderd meter staat een huisje in een rijtje van drie waar ik als pakweg achtjarige al eens twee weken vakantie vierde. We fietsen ook daar niet heen, want dat deed ik zes of zeven jaar geleden al eens.

Dan gaat het op (en af en weer op en weer af en weer op) naar Avioth. In dat gehuchtje staat een grote basiliek uit de 13e eeuw. Op deze plek zou al in de achtste eeuw een doodgeboren kindje tekenen van leven hebben getoond en daarom werden hier al in de Middeleeuwen doodgeboren kindjes gewoon op gewijde grond begraven. Dat mocht elders nooit omdat die kindjes niet gedoopt waren en ze dus zonder sacrament stierven. Het leven na de dood was voor hen dus zeer twijfelachtig. Maar hier op deze plek mochten doodgeboren kinderen gewoon op gewijde grond begraven worden. Wat belachelijk dat mensen rouwende ouders ook nog eens met dergelijke dogma’s opzadelen, maar tegelijkertijd wat goed dat er rondom deze basiliek al in de Middeleeuwen een andere wind waaide. De Middeleeuwen waren hier dus een stukje minder donker.

De Basiliek is prachtig en we kijken er een tijd rond. Van buiten is hij zeer imposant met de twee grote torens die de lucht in wijzen waarboven wolken langs de hemel jagen. Het lijkt net als de kerk daardoor voortdurend vooruitgaat. Dat is trouwens wel een mooi symbool voor de kerk: voorwaarts, telkens voorwaarts. Niet blijven hangen en blijven tegenhouden, maar voortgaan. Dat is ook wat mensen als Abraham ooit bewoog die uit onvrede met het bestaande op weg ging. Ik probeer de voortschrijdende kerktorens te filmen, maar dat lukt niet best.

Tegenover de Basiliek zit een prima restaurant. We eten er elk een driegangenmenu voor 15 euro per persoon. Maar afgezien daarvan is het eten gewoon erg goed. We genieten er van en praten lange tijd met een Vlaams echtpaar dat in de buurt op vakantie is.

Dan gaan we op (en af en op en af en zo) naar Montmedy. Drie kilometer voorbij Momtmedy zit een Chambre d’ Hotes In een dorpje van niks. We bellen aan, maar er is niemand. Ik had gebeld, een paar uurtjes geleden in mijn steenkolenmijnfrans: “Est’ce que possible dormir avec vous?” Tja, ik kan me voorstellen dat de man dan aangeeft dat dit niet mogelijk is, want slapen met een wildvreemde is natuurlijk wat ongebruikelijk. Het is een zootje rond het huis, maar door de ramen bekeken ziet het er wel aardig uit. Achter is een diepe tuin waar het gras hoog staat. We zetten onze nog hogere piramidetent er tussen zodat hij kan drogen. Hij had al die tijd kletsnat bij mij achterop gezeten en dat vindt zelfs een piramidetent niet fijn. We zetten onze stoeltjes er bij en wachten op wat komen gaat. Het waait hard en de zon doet geregeld waarvoor hij bestemd is.

Als de eigenaar komt, is hij trots dat wij er zijn, al begrijpt hij niet waarom we de tent hebben opgezet. Hij is bang dat we in de tent willen slapen. We maken hem duidelijk dat we voor een kamer zijn gekomen. De man laat ons de kamer zien die prachtig is. Hij heeft boven nog twee kamers die hij meteen ook maar laat zien. Ondertussen vertelt hij van alles, we knikken en doen net alsof we het begrijpen, maar gelukkig begrijpt hij ons nog minder dan wij hem. Het huis is werkelijk prachtig en heel sfeervol ingericht. Buitenom zouden vier vrachtwagens rotzooi moeten afvoeren, maar binnen is het proper. Het staat te koop, want hij wil er van af. Dus wie een prachthuis net voorbij de Franse grens wil kopen, kan hier zijn slag slaan. Duur zal het niet zijn, want de meeste huizen staan in Noord-Frankrijk of leeg of staan te koop.

We doen de was, hangen de natte plunje uit en het gaat allemaal, inclusief de natte tent, kurkdroog in de tas. Hier is het heerlijk. Wat morgen ons brengt, gaan we dan weer zien.

 

Dag 8: 4 augustus, Fresnois – Marre, 58 km.

Bizar.

We slapen lekker in de B&B. Ook fijn dat alles weer droog en schoon is. Na tien uur slapen, zijn we om half zeven al weer wakker. We houden ons koest tot we om 8:30 uur aanschuiven aan het ontbijt. We eten lekker en een hoop. Twee broodjes en twee flesjes sinaasappelsap gaan mee in de tas, zo vrijpostig zijn we inmiddels wel. We praten met de eigenares die we nog niet gesproken hebben. Ze schuifelt vaak met een van pijn vertrokken gezicht heen en weer. Ze vertelt als ik haar er naar vraag dat ze twintig jaar geleden een ernstig ongeluk heeft gehad met haar paard. Haar knie was op 18 plaatsen gebroken. Er prijkt dan ook een indrukwekkend litteken op. De pijn heeft ze langs haar hele rechterkant tot in haar nek. Ze verhuren kamers (drie stuks) omdat dit huis inmiddels veel te groot voor hen is. De kamers zijn prachtig, al wil bijvoorbeeld de deur naar de badkamer niet dicht. Midden in het huis is er mooi licht door twee grote dakramen in de zoldering waaronder er een balustrade is op de eerste verdieping. De eigenaar heeft het allemaal zelf zo gemaakt. Mooi! Madame is afkomstig van Cherbourg in Normandie en wil daarheen graag weer terug. Daarom zijn ze bezig het huis te verkopen aan een Brit, maar door de Brexit is dat nu wat vertraagd als we haar goed begrepen hebben.

Bij vertrek zwaaien beiden ons uit. Onderweg bedenk ik dat mijn voorband wat slap wordt. Als we Montmedy na een afdaling zijn binnengereden, stop ik even om de banden op te pompen. Daarvoor heb ik een paar maanden geleden een heel geavanceerd voetfietspompje met drukmeter aan mijn fiets gemonteerd. Ik heb hem nog niet gebruikt omdat ik thuis zo’n hyperdeluxe Aldi-geval heb staan. Nu is het moment gekomen om aan Selma en aan iedereen die over onze schouders meekijkt te demonstreren wat een mooi pompje het is. Dan is het wel een tikkeltje pijnlijk dat hij niet op het ventiel past. Omdat ik mijn Franse fietsventiel wat open moet draaien, verliest de voorband alleen maar lucht als ik het pompje erop zet. Maar geen nood, in mijn gereedschapsbidon, die ik ook al een paar maanden onder mijn fiets heb hangen, heb ik een extra nippeltje. Ik demonstreer trots aan Selma en aan iedereen die over onze schouder meekijkt wat er allemaal in de gereedschapsbidon zit. Veel. En ja, zelfs een nippeltje. Ik schroef hem keurig over het Franse fietsventiel en zet dan het slangetje van de pomp er op. Maar tja, op dat nippeltje past mijn geavanceerde, via internet aangeschafte en o zo handige voetfietspompje ook niet. Opnieuw is er lucht uit mijn fietsband die steeds slapper wordt. Maar geen nood, volgens het routeboekje heeft Montmedy een fietsenmaker. We fietsen naar de stad en vragen waar de fietsenwinkel is. Die is er niet. Niet meer. Dan maar naar een garage, die lui zijn handig en weten vast wel een oplossing. Bij de garage zit achter een bureau een corpulente jongedame die zich zowaar met een gulle lach uit haar stoel verheft en ons zelfs in het engels te woord staat. Zie je wel, dikke mensen zijn aardig, daarom eet ik altijd zo graag! Ze verwijst ons naar het atelier van de garage. Zo heet de plek waar gewerkt wordt, zo begrijp ik. We rijden de kant op die zij wijst en stoppen voor een Atelier Municipal. Omdat het toch Municipal is, fietsen we gewoon naar binnen. Er staat veel, maar geen mens. We roepen, maar geen sjoege. We bellen aan, maar geen resultaat. Selma rijdt terug naar de dame om nogmaals hulp te vragen. Ondertussen komt er uit een nevenruimte een man aan. Hij bekijkt ons probleem van alle kanten en nogmaals en nogmaals, met Municipaal overheidsgeld gefinancierde precisie. Dan stelt ook hij vast dat het niet past. Hij geeft aan dat we beter naar de Super-U, 600 m verderop, kunnen gaan. Die hebben misschien een verloopnippel. Maar ondertussen komt Selma terug. Ze geeft aan dat dit niet de garage van de gezette jongedame is, maar een gemeentelijk voertuigenonderhoudsbedrijf. Wij daarheen, al geeft de man aan dat ze ons daar ook niet kunnen helpen. En dat klopt. Hier wordt opnieuw de situatie bekeken en de diagnose gesteld. We kunnen beter naar Stenay of Verdun gaan, maar we weten niet of mijn slappe voorband dat zo lang houdt. Daarom gaan we toch maar naar de Super-U. Ik ga daar naar binnen, Selma past op de fietsen. Een wat oudere corpulente dame helpt me daar door me voor te gaan waar de afdeling fietspompen en nippeltjes te koop is. Zei ik al dat dikke mensen altijd aardig zijn? Ze wijst een pakje nippeltjes aan. Dat koop ik. Voor €1,40 heb ik een nippeltje dat inderdaad blijkt te passen. Maar daarmee doet hij het nog niet. Er komt nog altijd geen lucht in de band. En weer staat de voorband een pietsje zachter. Dan hak ik de knoop door. Ik loop opnieuw de Super-U in en koop daar precies zo’n superdeluxe Aldi voetfietspomp als ik thuis heb staan, alleen dan met de naam Shimano er op. Het ding is bijna een meter lang. Mooi souveniertje voor de jongens thuis, hoewel hij ook groot genoeg is om er onderweg het vliegtuig mee op te blazen. Ik pomp alle vier de banden op. Vooral in die van mij moet een hoop lucht. Het is een fluitje van een cent gepiept. En dan zitten we met zo’n mega fietspomp. Na wat passen en meten blijkt dat hij achterop overdwars precies even groot als de totale breedte van de fietstassen is. Daar komt hij dus te liggen. Daar bovenop de tent en de twee stoeltjes en dan zo’n spin overdwars. Het ziet er weer uiterst praktisch uit: een fietspomp aan de bovenbuis van mijn fiets en een nog veel grotere overdwars.

En, wordt er nog gefietst vandaag? Jawel. Om elf uur rijden we eindelijk. De route gaat langs de corpulente jongedame. In het voorbijgaan schreeuw ik tegen haar dat ik geslaagd ben bij de Super-U. Daarbij klop ik op het gevaarte achterop. Ze moet lachen. Haar dag is weer goed, net als die van ons. 

Het fietsen gaat lekker. We zien restanten van La Grande Guerre zoals de eerste wereldoorlog hier altijd genoemd wordt. Op 11 november 1918 wordt op een plek waar wij langs komen een compleet bataljon infanterie uitgeroeid. In andere dorpjes is de Hollandse invasie in volle gang, omdat steeds meer Hollanders huizen opkopen en opknappen. We moeten drie forse klimmen over maar weten inmiddels dat daar ook altijd een einde aan komt, net als aan oorlogen. Bij de laatste klim komen we bij Col 304, waar het dorp Corbiere vier jaar gevechtsgrond is geweest zodat daar geen steen meer op de andere stond. Krankzinnig dat je vier jaar vecht om zo’n dorpje. En dan te weten dat er in de meeste dorpjes in deze regio anno 2017 sowieso niemand meer wonen wil. In het bos langs de kant van weg zie je gedurende honderden meters allemaal loopgraven en dergelijke. Je mag er niet in vanwege granaat- en gifgasresten. In de documentatie gaat het over de heldhaftige Franse strijders die niet voorkomen konden dat na drie jaar vechten Duitse strijders toch het dorpje innamen. Dat die Duitsers, gestuurd als ook zij maar waren door idiote machthebbers, vast even heldhaftig geweest zijn, staat er niet bij. Nog altijd zijn alleen ‘die van ons’ dapper. Het is dus nog altijd ‘oorlogstijd’. 

Als wij het bos van Mort-Homme verlaten, zijn we stil om de waanzin van de oorlog. Enkel een droge opmerking dat hier over 100 jaar nog een monument zal staan met daarop de tekst dat wij deze col per fiets bedwongen doorbreekt de stilte even. Ik ben benieuwd welke vlag ze dan hijsen en welk volkslied ze dan zingen.

Omstreeks vier uur rijden we tegen een rustig hotelletje aan in Marre, zo’n twaalf km ten Noorden van Verdun. Overnachten hier is ongetwijfeld veel relaxter dan in een grote stad als Verdun. We schrijven in. Het blijkt het hotel te zijn waar volgens mij Hans en Grietje werden vastgehouden. Alle deuren hebben de vorm van het hoofddeksel van kabouter puntmuts. Dat ook hier de deur naar de badkamer niet dicht kan, is het bewijs dat ze in Frankrijk geen schaaf hebben. In dit geval is de niet passende badkamerdeur echter wel passend, want ook bij kabouter Puntmuts zakt die telkens over zijn ogen.

Morgen rijden we naar Verdun en daarna door naar Saint Mihiel. Straks hier lekker eten. En dan de vinger door de tralies.  leven is goed!

 

Dag 9: 5 augustus, Marre – Woinwille, 64 km.

Heerlijk!

Boeiend is de fietsroute vandaag niet. Hij gaat via rustige tweebaans binnenwegen. Eens per minuut komt ons een auto voorbij zetten. Vaak rijden ze hard en altijd lijkt het harder op het ruwe asfalt van deze streek waarop banden zo’n lawaai maken. De wind blaast nu eindelijk eens van achteren en vooral Selma blijkt nauwelijks meer onder de 20 km per uur te kunnen. Ik heb wat spierpijn in mijn rechterknie, wat geen wonder is vanwege het gewicht dat ik als meesterknecht steeds omhoog moet trappen.
Al snel zijn we in Verdun. Net voor Verdun gaat Selma een supermarkt in. Het blijkt een soort Lidl te zijn. Ik smeer buiten mijn knie in met Midalgan. Voor de winkel zit een clochard met een klein hondje. De man maakt een praatje en is benieuwd waar we vandaan komen en waar we naar toe gaan. Dat is de diep religieuze vraag: waar komen wij vandaan? Waar gaan wij heen? Waarheen leidt de weg die wij moeten gaan? Als de man voldoende informatie heeft gekregen over het vervolg van onze reis, zet hij zijn hondje vast, laat een grote tas buiten staan en gaat de winkel in. Het hondje is het er niet mee eens en blaft zijn keep schor. Geregeld gaat hij op zijn achterpoten staan om te kijken waar zijn baas toch gebleven is. Het is een koddig gezicht. Er komt een andere clochard naar buiten, tenminste, zo ziet de man er uit met vuile voeten in te grote teenslippers. De man knuffelt het hondje, maar rijdt even later in een grote Renault Espace weg. Even later zijn hond en baas weer verenigd, evenals Selma en ik, al heb ik niet zo hard staan blaffen.
We rijden de hele stad Verdun door en eten een broodje voor het imposante, eigenlijk gewoon lelijke nationalistische, monument van de eerste wereldoorlog. Frankrijk heeft gewonnen, die boodschap komt wel over, hoewel het opnieuw de mensheid is die verloren heeft. Het monument straalt onoverwinnelijkheid uit. Ik hoop maar dat dit ook voor de mensheid geldt. 
Dan rijden we verder. In de wirwar van straatjes staan we na een paar minuten opnieuw bij hetzelfde monument. Dan rijden we wel goed en zijn we rap de stad uit. We komen weer op eenzelfde weg uit als voor Verdun, nog altijd door de brede Maasvallei. Af en toe gaat het wat op en af en zo nu en dan is er een bocht.
Als we in een dorpje een plekje zoeken om te eten, komen we een jonge man tegen. Hij woont in Nancy en is ook met de fiets onderweg. Het is zijn eerste fietsvakantie en heeft een rondje van zo’n 300 km uitgestippeld. Zijn vrij oude fiets ziet er op zich wel solide uit, maar hij heeft zadelpijn. Ik leg hem uit dat dit geen wonder is vanwege het hele zachte gelzadel dat hij op zijn fiets wil hebben. Zachte zadels zijn heel goed voor zadelpijn, want je zakt er in weg en dan gaat je achterwerk lekker zitten broeien. Een hard zadel is daarentegen goed tegen zadelpijn. Tja, dat is een logica die veel fietsenmakers niet kennen, net zoals je veel beter dikke banden kunt hebben dan dunne. Dikke banden zijn veel comfortabeler (je hebt geen enkele vering meer nodig) en rijden onder de 25 km per uur ook nog eens lichter dan dunne banden. Tja, dat is allemaal uitgezocht in de wereld van wereldfietsers, maar gewone fietsenmakers weten daar niets van en verkopen zelfs electrische fietsen met dunne bandjes! Commercieel is het blijkbaar gezien een succes, maar het is waanzin.
Een paarhonderd meter verder zien we een leuk grasveldje langs de weg. We zetten onze stoeltjes op en gaan er uitgebreid lunchen. We hebben tijd zat, want einddoel Sint Mihiel nadert al. 
In Sint Mihiel besluiten we toch nog 10 km door te rijden. Dat is niet zo veel, maar we moeten dan wel de Cote de Meuse over en dat is een flinke klim waarin meer dan 200 hoogtemeters moeten worden bedwongen. De klim is mooi en met twee kleine pauzes komen we boven. Dan zoeven we naar beneden en rijden we het dorpje in. Bij B&B Le clos Mirabelle zit de eigenaar op een bankje ons aan de weg op te wachten. Hij is allervriendelijkst, gaat ons voor naar het zwembad en naar onze kamer. Je kijkt hier je ogen uit in de kamers, want alles is in felle kleuren uitgevoerd, in een enorme creativiteit. Zo is een deel van de trapleuning gevormd door een hele serie schaven en het is dus niet waar dat men in Frankrijk geen houtschaven kent, al zitten ze blijkbaar allemaal hier.
We besluiten twee nachten te blijven om morgen een rustdag in te bouwen. Dat hebben we wel verdiend.
Er wordt voor ons gekookt en we eten goed in gezelschap van een jong Duits gezinnetje waarbij hij van dat rastahaar heeft. Met zijn tweeen drinken we een lekkere fles wijn leeg, een Vin Blanc, hier uit de Meuse. Heerlijk! Voor tienen liggen we al op bed.

 

Dag 10: 6 augustus, rustdag. 0 km.

Niks mis…

Heerlijk om een dagje niks te doen. We zijn om zes uur wakker, omdat de prachtige klokken van de kerk hier pal aan de overkant beginnen te luiden. Zouden hier monniken zitten voor het ochtendgebed? In dit piepkleine dorpje met die verwaarloosde kerk zal ondanks de prachtige klokken vast geen klooster zijn. We blijven lekker luieren en gaan pas rond half tien naar het ontbijt. 

Na het ontbijt gaan we het dorpje in. De kerk is dicht en het plein en de trappen staan vol onkruid. Begin juli was hier de Mis om 11:15 uur. Zou die straks ook zijn? Het lijkt ons van niet, maar mocht er toch een Mis zijn, dan gaan we. Daarna lopen we het dorp rond. Dat is snel gedaan. Het valt ons op hoeveel hout er ligt opgestapeld. Keurig opgestapelde rijen van wel honderd meter lang langs de kant van de weggetjes. Op een zeer groot terrein staat in een soort park een prachtig huis met veel paardenstallen. En er is nog een B&B in het dorp. En dat is het eigenlijk wel. Meer is er niet te beleven. Aan de overkant van de weg zitten weer de kleinkinderen van de eigenaar van onze Chambre d’Hotes om mirabellen te verkopen. Dat zijn kleine tussen druif en abrikoosachtige vruchten die we in Nederland niet kennen. Af en toe stopt er een auto om een kilogram mirabellen te kopen. Tot zover het dorpsleven. Een Mis komt er niet meer.

We trekken ons terug in onze B&B. We werken de langetermijnplanning bij. We besluiten niet door het bergachtige Centraal Massief te gaan, maar na Cluny door het Rhonedal. De Via Rohne schijnt inmiddels vrijwel klaar te zijn: een grotendeels fietspad van 850 km van Geneve via Lyon naar de Middelandse Zee. Morgenochtend bestel ik het routeboekje ervan en laat ik dat opsturen naar Sneek zodat Annemarie het mee kan nemen als ze vrijdag naar Taize gaat, waar wij ook langskomen. Ons ticket van Girona naar NL wordt dan omgezet in een ticket vanaf Montpellier. 

’s Avonds maken we macaroni op ons campingpitje. Om acht uur wordt het fris en zoeken we onze kamer op waar we in pyama de dag uitzitten. 

 

Dag 11: 7 augustus, Woinville – Domremy la Pucelle, 79 km
Heerlijk!

Als altijd hier galmen om zes uur de prachtige luidklokken van de kerk onze kamer binnen. Buiten is er nog geen kerkganger te bekennen, maar inmiddels weten we waar de klokken voor bedoeld zijn: “Pas op, het wordt ochtend, maar je kunt je nog een keer omdraaien!” Dat doen we dan ook. Tegen zeven uur komen we in beweging en al voor achten zitten alle tassen op de fiets. Tijdens het ontbijt willen de twee Franse echtparen alles van onze fietsreis weten en het Duitse gezinnetje vinden het zichtbaar jammer dat we weer verder trekken. Ja, zo is het leven. Elkaar ontmoeten, elkaar verpozen en weer verder trekken. Waarheen? Ja, dat is de grote levensvraag.

Naar de Middelandse Zee, bij Montpellier, in de richting van Barcelona. Maar vandaag nog niet. Er staat nog maar 456 km op Selma’s kilometerteller. Die staat niet goed, hij is minstens 5% te zuinig afgesteld maar juist daarom houden we haar kilometerteller maar aan. Dan rekenen we ons tenminste niet te rijk. Vandaag maken we een begin met de aftakking via Langres.
Kwart voor negen rijden we weg. We gaan hard. Het gaat eerst naar beneden en als we richting het Zuiden draaien, staat het windje (niet veel, maar toch) ons ook wat in de rug te blazen. Als er na een uur al 20 km zijn afgelegd, bestel ik per telefoon het fietsrouteboekje van de nieuwe “Via Rhone”. Ze zorgen dat het morgen of overmorgen in Sneek wordt afgeleverd. Dan neemt Annemarie het mee naar Taize. Terwijl ik sta te bellen heeft Selma haar fietshelm, die ze verder volgens mij alleen in bed af doet, op een groot monument gelegd naast zo’n stenen vastgemetselde soldatenhelm. Ik ben benieuwd of ze straks de goede helm meeneemt. We eten de meegesmokkelde joghurtjes van de B&B op. We durfden ze niet openlijk mee te nemen, omdat madame voortdurend alles in de gaten leek te houden. Het is passend dat we de joghurtjes eten met het al even stiekum meegenomen lepeltje uit het hotel nabij Dusseldorf (lees voor dat misdrijf het verslag van onze fietstocht naar Passau).

We rijden maar door, zelden onder de 20 km per uur. De weg is prachtig en afwisselend met af en toe prachtige uitzichten over de Maasvallei. De Maas wordt gaandeweg trouwens niet veel meer dan een boerensloot. 

Halverwege kopen we een stokbrood bij een cafe. Dat cafe heeft ook een ‘depot du pain’, wat wil zeggen dat je er ook brood kunt kopen. Dat boft, want we hebben niks meer. Zo’n 50 km lang is hier geen enkele winkel. Als we een kilometer of wat verder bij Pagny sur Meuse moeten afslaan om onder de N4 door te gaan, zien we een goed geoutilleerd pompstation. Gewoontegetrouw zet ik mijn fiets al bij de dieselpomp neer, maar ik bedenk me tijdig voor ik begin te tanken. In de shop kopen we een lekkere camembert, een Coeur du Lyon, de camembert die ik meestal het lekkerst vind. Met een flesje cola, twee nutsen en een landkaart van Frankrijk gaat het allemaal de tassen in. De landkaart wilden we al een tijdje hebben, omdat we zo beter kunnen zien waar we eigenlijk zitten. We blijken exact ter hoogte van Nancy te zitten, alleen een stukje naar het westen.

Een uurtje later stoppen we bij een kerkhof. Bij kerkhoven is altijd water en dat is handig. Ook staat er een bankje voor de ingang in de schaduw. We eten daar lekker de stokbrood met camembert op en drinken er het nodige bij. Het is dan ook echt rustoord, zo’n kerkhof.

De weg wordt wat glooiender. Volgens het boekje is de weg hier vlak, maar stel je maar voor dat je telkens over de heuvels van het Gaasterland, de duinen of de Veluwe gaat. Soms zit er een langer klimmetje bij, met tegen de 10% stijging. Maar allez, we zijn inmiddels gehard. Selma gaat harder omhoog dan ik, behalve als het echt steil wordt, dan houd ik het op een klein verzetje langer vol. Naar beneden ga ik weer veel harder omdat ik nu eenmaal veel zwaarder (beladen) ben.

Als we een laatste keer halt willen houden, willen er net twee Hollanders vertrekken bij een bankje. Hij heeft dezelfde fiets als ik, zij een Koga. Ze rijden naar Barcelona, maar weten ook niet of ze dat halen. Dat moeten ze overigens wel, want over twee weken vliegen ze vandaar naar Ibiza. We staan een tijdje te praten. Dan vertrekken zij en is het bankje van ons.

Tegen half vier zijn we bij Bed & Breakfast Le clos de Domremy. In plaats van een kamer krijgen we hier een compleet woninkje met twee verdiepingen voor de prijs van een kamer. Mocht er geen restaurant open zijn, dan kunnen we ook zelf koken en groenten uit de groentetuin halen. Er staat genoeg, dus dat gaat lukken.

In dit dorp Dom Remy la Pucelle is Jeanne d’ Arc geboren. Haar geboortehuis staat hier wat verderop. Zij voerde de strijd aan tegen de Engelsen en eindigde als een geemancipeerde vrouw avant la lettre op een brandstapel ergens in Normandie als ik het wel heb. We gaan zo dadelijk het dorpje in. Eens kijken of het de moeite waard is en we er een hapje kunnen eeten. Anders wordt het de heerlijke ‘legume de la maison’.

 

Dag 12: 8 augustus, Dom Remy la Pucelle – hotel in Andelot, 49 km.

Echt vakantie!

Het verslag van deze dag is een loflied op de vakantie. En het begint al gisteren. Als Selma staat te douchen, lang als gewoonlijk, lekt het in de keuken. Geen wonder want de hele douchecabine boven staat los in de badkamer. Wat klinkt dat toch gezellig als je allemaal druppels naast de verwarming op de grond hoort vallen. Ze zijn trouwens de laatste vier jaar vergeten te stoffen en ook het beddengoed van de vorige gasten, die hier ergens voor de golfoorlog sliepen, ligt er nog. Buiten op een bankje heb ik opeens vogelpoep aan mijn vingers dat ik afveeg aan het gras. Voor wifi moet je op een plek in de mooie tuin je ipad schuin houden, dan heb je een vleugje verbinding. Ja, echt vakantie!

We lopen het dorpje in. Tegenover het restaurant is Jeanne d’Arc’s geboortehuis met museum. Op de billeterie kopen we twee kaartjes. We lopen het huis door waar Jeanne d’Arc in 1442 geboren zou zijn. Het telt vier kamers en is behoorlijk beter aangeveegd en gestoft dan ons huisje. Zij bofte daar maar! Van de kerk die er naast staat, zeggen ze dat hij oud is, anders zou je het niet geloven. Het museum heeft haar muren en tussenwanden volgehangen met een grote hoeveelheid van de goedkoopste prentjes die over Jeanne d’Arc te vinden zijn. De resterende prentjes liggen vast opgeslagen in de aangrenzende ruimten van het museum die voor publiek niet toegankelijk zijn. De madame van billeterie II, die opnieuw onze tickets bestudeert en er een stukje van afscheurt, vertelt ons in langzaam staccato Frans, dat er dadelijk een film start die ondertiteld is in het nederlands. We zijn benieuwd wat voor een film hier draait. Het blijkt over Jeanne d’Arc te gaan. Best verrassend. En educatief, want zo kom je nog eens wat te weten. Het komt er op neer dat zij als jong meisje de Engels-Franse koning het land wilde uitjagen en de echt Franse koning weer koning over het hele land zou maken. En dat zou dan allemaal in opdracht van God moeten zijn. Het lijkt me handig als je weet wat de wil van God in politieke zaken is, dan hoef je er ook niet meer over te discussieren. Trouwens: het was in die tijd wel veel beter dan in onze tijd. In die tijd mochten vrouwen niet vechten in het leger. Dat is niet alleen heel vrouwvriendelijk, maar ook nog eens veel passivistischer dan in onze tijd waar mannen en vrouwen in het leger mogen om te vechten. In elk geval, mejuffrouw d’Arc trok jongenskleren aan en hitste volksmassa’s op. Zo behaalde ze inderdaad een paar successen. Toen werd ze echter door de Engelsen opgepakt en levend verbrand op een brandstapel. Op haar 19e. En ze werd 25 jaar na haar dood heilig verklaard. Het is te hopen dat dit niet met huidige volksophitsers gebeurt. Trouwens: tijdens je leven ben je blijkbaar niet heilig (al zegt Paulus van wel), maar na je leven sommigen wel. Ja, het is een rare wereld.

We eten in het restaurant, buiten. De wespen eten met ons mee. De ober maakt alle bierflesjes met zijn tanden open, dat is goed te zien. Hij moet er erg goed in zijn, want zijn hele mond is een soort flessenopener geworden. Selma eet iets met vis en ik een omelet. En de wespen drinken mee met de Icetea van madame. Naast ons zit een Hollands stel te eten in nette kleren. Hij heeft sandalen aan die hij zo te zien net gekocht heeft. En zij pronkt met een dure tas. Echt campeerders, maar dan met een dure camper. Ze zijn hoteldebotel op elkaar en aan de gesprekken is te merken dat ze voor het eerst samen kamperen. Nou ja, kamperen, in zo’n dure grote luxe Hymercamper. Dat zagen we later, toen we langs de mooie municipalcamping liepen die pal achter onze B&B ligt. Thuis gaan we rap naar bed en slaan nog een paar spinnen dood, waarvan eentje op de draadjesdeken waar ik onder behoor te liggen. Wat is vakantievieren toch heerlijk!

Zes uur zijn we wakker, want er luidt hier geen kerkklok. Tja, dat zijn we ontwend. We draaien ons nog een paar keer om. Een van ons bezoekt het toilet en trekt daarna door. Ja, dat laatste kun je beter niet doen, want als de wc wordt doorgetrokken klinkt er een minuut of vijf een lawaai alsof er een Boeing 747 gaat opstijgen. Om kwart voor acht zijn we in de kleren en rijden we de fietsen naar buiten. Die hadden we maar in de woonkamer gezet, want buiten regent het. In de regen hang ik de tasjes alvast aan de fiets, zodat mijn rug alvast kan wennen aan de nattigheid. Als madame van de Chambres d’ Hotes naar buiten komt, racet ze snel met de auto weg om brood te kopen. Na haar terugkeer komt de man van de B&B met een ontbijtmand. het regent ondertussen fors. Wij vragen hem of het mogelijk is om vandaag met de trein van Neufchateau (hiervlakbij) naar Langres te gaan om zo de regen te slim af te zijn. Terwijl wij eten zoekt de man het op internet uit. Als hij terugkomt, vertelt hij dat het kan als we nog een nachtje blijven. Als we dan om 7:14 morgenochtend de trein pakken in Neufchateau kunnen we via onder meer Epinal en Parijs naar Langres reizen waar we dan om 23:16 uur aan zouden komen. Het is mogelijk dat onze fietsen dan trouwens pas een paar dagen later aankomen. We besluiten het maar niet te doen, die pakweg 80 km naar Langres moet sneller fietsend kunnen worden afgelegd dan met de gigantische omweg van het omvangrijke spoornet van La France.

Omdat het hard regent doet Selma haar helm op en ik mijn pet. Dat helpt, al blijft het toch regenen. Bovendien trekken we allebei een poncho daaroverheen aan. Het ziet er niet uit, maar tja, het is per slot vam rekening vakantie. We rijden Greux in en dan linksaf de route op die we moeten hebben. Het wordt steil, erg steil, loeisteil. We moeten een paar keer afstappen en zwoegen dan weer verder. Ik word drijfnat, niet van de regen, maar van het zweet dat uit mijn lijf naar buiten stroomt. Eindelijk zijn we boven en kan ik op mijn GPS kijken. En dan zie ik dat we verkeerd zitten en deze weg helemaal niet hadden moeten hebben. Rechtsomkeert gaat het naar beneden dan wel heel hard. Al is dat dan ook zo weer gedaan. We slaan rechtsaf het mooie weggetje in dat minder stijgt. Verderop gaat het toch fors omhoog, maar daar kunnen wij ook niks aan doen. Ze zijn op veel plaatsen wel stenen aan het uithakken, maar ze hebben nog lang niet alle heuvels geslecht. De poncho’s gaan dan weer achterop. Het miezert eigenlijk alleen maar wat. 

Een uurtje later begint het te waaien. Dat was al voorspeld, maar het is pas echt bijzonder als voorspellingen uitkomen. Dikwijls trekt het weer zich namelijks niks van voorspellingen aan, daar zouden ze nog eens wat aan moeten doen. Het is een zware wind van windkracht vijf of zes en pal tegen. Hier, op de kale hoogvlakte van Langres die we aan het beklimmen zijn, kan de wind sterk zijn. Vandaag met die buien is hij echt heel sterk. Ik ga dan maar op kop rijden om weer eens knechtenwerk te doen. Zodra het oploopt – en dat is vaak – is de vaart er meteen uit en gaan we minutenlang niet harder dan 6 km per uur. Als we dan eindelijk boven zijn razen we met een noodgang van zeker 13 km naar beneden waarbij de (tegen)wind om onze oren fluit. 

Eindelijk zijn we in Grand. We zijn hier niet de eersten, want de Romeinen zaten er ook al en bouwden ze er een arena en een mooi mozaiek. Een gekke combinatie trouwens, ik zou toch eerst een huis bouwen vanwege de regen. Rare jongens dir Romeinen. We laten ons heuvelop nog even fors natregenen en vinden dan een restaurantje. We komen kletsnat en verkleumd binnen. We worden hartelijk ontvangen en bedanken vriendelijk voor een plekje op het terras. We zitten hier lang om op te drogen en drinken veel warme chocolademelk en een stokbrood met camembert. Ik duik nog even een winkeltje in voor een paar broodjes. Dan rijden we weer verder. Opnieuw loopt het wat op en met die harde wind voelt dat als een Alpencol. 

Het duurt erg lang voor de afdaling echt inzet. Toch is dat moment een keer gekomen. van 400 m dalen we af naar 250 m en dat gaat hard. In Andelot zien we eerst rechts de camping. Daar heeft Sel gezien het weer nog geen zin in. Dan zien we de aankondiging van een tweesterrenhotel. We moeten een ongelofelijk steil weggetje op, waarvoor we de fietsen maar net omhooggeduwd krijgen. Blijkbaar heeft dat klimmetje lang geduurd, want als we bovenzijn heeft het restaurant opeens drie sterren. De kamer is goed genoeg voor ons. Het is redelijk netjes al komt het plafond van de douche bijna naar beneden, hangen sopcontacten uit de muur en is de douchecabine in deze tweepersoonskamer voor een half persoon gemaakt. Wifi is prima, dus er is alle tijd om een zakelijk vakantieverslag te schrijven.

De fietsen zetten we in de garage. Dat is verderop naast de Bar Tabac het straatje in. We komen daar bij een groot garagecomplex met allemaal hoge stalen deuren. Ik probeer ze allemaal en slechts de laatste gaat piepend en kreunend open. Het is een onbeschrijfelijke bende en daartussen staan vanavond onze fietsen. Want die mogen per slot van rekening ook wel een keer op vakantie. Net als wij. Het is echt zo’n vakantie dat je al weer heel snel naar het werk begint te verlangen. En daar gaat het per slot van rekening in heel dat vakantiegedoe om.

 

Dag 13: 9 augustus, Andelot – B&B La belvedere de Remports in Langres, 63 km

Bed, bad en brood in de champagne.

Omdat we gisteren al zo vroeg in het hotelletje zaten, hebben we nog even de Intermache opgezocht. Een Intermache is een bezienswaardigheid, want op de route die wij rijden hebben we al dagenlang geen supermarkt gezien. Nou ja, gisteren in Grand dan, waar we lang schuilden tegen de regen en waar de boulangerie ook de slager was en een halve schap kruidenierswaren had. Ik wist waar de Intermache was en dat was aan precies de andere kant van de stad dan waar we heen liepen en dan nog eens een eind buiten de stad ook. We waren vijf kwartier aan het lopen langs een drukke weg en dat op onze vrije middag. In Frankrijk plaatsen ze de supermarkten graag buiten de stad, want dan zijn er in de stad zelf geen winkels meer. Dat heet allemaal vooruitgang en als je dat niet begrijpen wilt, ben je gewoon hopeloos ouderwets. 

Toen we eindelijk met een kloof in mijn hak (ik) en zere voeten (beiden) weer terug waren, hebben we ’s avonds prima gegeten in het Hotelletje. Het is een prima Hotelletje met aardige eigenaars die alles voor je doen. Typisch Frans is dan weer dat er in badkamer een nieuwe douchekabine en wastafelmeubel is geplaatst en dat ze boven de spiegel boven de wastafel op de plek van de spotjes dan twee joekels van spaarlampen hebben gedraaid. En het plafond erboven komt een beetje naar beneden, maar is tijdens ons verblijf niet ingestort.

We slapen goed en ontbijten lekker. Om kwart voor negen fietsen we weg. We volgen de aanwijzingen van mijn mobiele telefoon die ik aan mijn stuur heb vastgemaakt. Ik vertelde eerder al dat ik de hele route op een kaart in mijn telefoon heb staan. Er gaat dan een paars lijntje over de weggetjes waar je over fietsen moet en je ziet ook waar je bent. Net als in het echt dus, al hebben ze over de wegen zelf geen paars lijntje getrokken. Dat zou natuurlijk nog makkelijker zijn. De GPS van mijn mobiel loodst ons mooi de stad uit door een prachtig dal over een smal weggetje. Na een minuut of tien kijk ik ook eens op de kaart in het routeboekje en zie ik dat de route in het routeboekje hier niet langs loopt. De GPS track (zo heet zo’n paars lijntje) volgt de oude route van een paar jaar eerder. En de schrijver heeft de route wat verlegd omdat het pad door het bos niet meer te befietsen is. Daar komen wij nu dus ook achter. Over twee kilometer gaat het bospad over grote stenen en modder door het bos steil omhoog. Het wordt lopen en omhoog duwen van onze fietsen. Ja, we lopen dit jaar naar Montpellier. 

Eenmaal op het asfaltweggetje gaat het alsmaar op en af. De hellinkjes zijn steil net als de afdalingen. Pittig. Dan dalen we fors af. We lunchen goed want er wacht ons nog meer vandaag. Het blijft overigens droog en al snel hebben we onze jassen uit. Het heftigste is een muur waar we tegenop moeten. Die is niet te fietsen. Zo’n 500 m duwen we de fietsen omhoog. Ja, we lopen dit jaar naar Montpellier. Dan golft het nog wat en daalt het af. We komen in de Champagne regio. We vorderen dus echt! Beneden aangekomen loopt het kanaal ‘Entre Bourgondie et Champagne’, ook wel het Marne-Saone kanaal genoemd. Vanaf nu is het vlak. Mogelijk geldt dat zelfs voor de komende dagen. Na 23 vlakke kilometers over het fietspad langs het kanaal staan we voor Langres. En ja, Langres ligt op 475 meter hoogte en dat wordt dus nog 2,4 km fors klimmen. 

Dan staan we voor een historisch pand op de wallen van Langres. Dat is de Chanbres d’Hotes voor vandaag. Het is er ontzettend mooi. We krijgen de romantische kamer met een roze bad op pootjes midden in de kamer waar we beiden (om beurten) in gaan zitten. Heerlijk hier. Bed, bad en brood is gegarandeerd. En wat de champagne betreft? Afgezien van elkaar, hebben we nog geen druif gezien.

Na badtijd lopen we de stad door. We bekijken de Sainte Mammas Kathedraal. Schitterend! We lopen door de winkelstraatjes en over de wallen. Prachtig. En we eten in een vreselijke Pizzeria waar de bedienden een hardloopwedstrijd houden. Dan wordt het bedtijd. Het brood wacht morgen.

 

Dag 14: 10 augustus, Langres – Langres, 8 km.

Rust.

Langres is mooi. En wij zijn moe. De heuvels waren pittig. En de komende vier/vijf fietsdagen naar Cluny zijn vlak. En daarna zijn we zo in Lyon. We besluiten er dus een rustdag aan vast te plakken. En na Lyon maar te kijken of we alles fietsen of wat meer treinen richting Montpellier. We blijven lekker wat langer liggen, want wat een heerlijk bed hebben we hier in de Romantische kamer van Chambres d’Hotes La Belvedere de Remports!

Als we aan het ontbijt verschijnen, loop ik de Amerikaanse eigenaar tegen het lijf. Ik vraag of we nog een nacht langer kunnen blijven. Helaas zijn ze al volgeboekt. Als hij ziet dat we dat jammer vinden, stelt hij voor om het hotel om de hoek te bellen, dat goed is. Daar blijkt nog een kamer vrij te zijn, zo weet zijn Cubaanse vrouw te vertellen nadat zij in rap Frans de Hotelier daar heeft gebeld. We kunnen daar om twee uur inchecken. 

Het ontbijt is heerlijk en de zon schijnt een pit in de grond. Er is regen voorspeld en vanmiddag onweer erbij, maar voorlopig is daar niets van te merken. We pakken de tasjes in en hangen alles aan onze fietsen. Gewoon net doen, alsof we weer verder reizen, ook om mogelijke vijandelijke achtervolgers zand in de ogen te strooien. De vijand heeft niets in de gaten, want we fietsen gewoon de stad uit, ook nog in de goede richting. We zoeken in het volgende dorpje naar een fietsenmaker. Ik heb namelijk al sinds Montmedy een zware fietspomp achter op mijn fiets. En die wil ik onderhand wel eens kwijt. Na even zoeken, vinden we de fietsenwinkel. De eigenaar moet lachen als hij de fietspomp ziet. Ik leg hem het probleem voor dat mijn leuke handige kleine pompje niet geschikt is voor onze ventielen en dat ik zo slim was om daar thuis voor vertrek niet naar te kijken. Voor een paar euro heeft hij een nippeltje dat er precies op past. Probleem verholpen. Ik schenk hem de grote lompe fietspomp die ik als geschenk voor hem op de toonbank zet. Zo, weer twee kilo lichter!

We keren terug naar Langres en strijken neer op een mooi terras aan de rand van de vestingstad. Daar overleggen we voor de komende weken. Het zwaarste deel is achter de rug. We zijn er knap moe van. Vooral de heuvelachtige Ardennen hebben veel van onze krachten gevergd. Het parcours wordt veel beter de komende weken, het wordt oogsttijd zogezegd. En daar willen we van gaan genieten. Er komen ook veel meer plaatsen om te overnachten, helemaal als we dadelijk Beaune zijn gepasseerd. Ook wat dat betreft gaat de druk er dus af.

Er komen donkere wolken opzetten en het wordt fris. Dat hebben we nog niet eerder meegemaakt deze vakantie. We rijden naar een Pattisserie waar we anderhalf uur zitten en bestuderen daar van alles en hebben een goed gesprek. Om twee uur togen we naar het hotel om in te checken.

In het Hotel ontstaat consternatie. De hotelier weet niet van ons gesprek en schrikt zichtbaar. Van schrik doet hij kortaf tegen zijn collegaatjes. Hij heeft onze naam niet in zijn registratie staan en vraagt onze paspoorten. Inderdaad vindt hij onze naam niet en hij geeft aan dat we niet hebben gereserveerd. Ik vertel hem hoe het gegaan is. Als Selma hem het visitekaartje van de B&B geeft die voor ons gereserveerd heeft, besluit hij hen te bellen. Hij verdwijnt even en belt daarna nogmaals iemand. Dan klaart zijn gezicht op: we staan toch geregistreerd, maar dan onder een fonetische notatie als Ven Hoisen. Ook op die manier zouden we mogelijke vijanden zand in de ogen kunnen strooien. Ik verexcuseer de hotelier voor mijn voor Fransen moeilijk uit te spreken achternaam. Dan gaat hij ons voor naar de kamer aan de andere kant van de straat. Het bed is groot genoeg voor een middagdut voor twee personen. Als we eindelijk ontwaken lezen we nog wat, schrijf ik dit verslag en dineren we (straks) in het hotel. 

 

Dag 15: 11 augustus, Langres – Pontallier, 83 km.

Jagen.
Vanmorgen een verrassing bij de afrekening van het hotel: ongeveer 180 euro voor een nacht, een ontbijt en een diner. Kijk, zo houden we de Franse economie nog een klein beetje draaiende. En de Franse wijnboeren, want de boosdoener was vooral een half flesje wijn van 36 euro. Hij werd ons aangeprezen omdat hij lekker zou zijn. En dat was hij ook. Een Bourgogne van 2007. De vele lig-uren hadden zijn smaak niet aangepast. Alleen was de prijs ons niet bekend gemaakt.
Bij een bakkertje kopen we nog een stokbrood dat achterop onder het fietsnetje verdwijnt. En dan gaan we. Even langs de grote weg om Langres uit te komen. En dan van dorpje tot dorpje tot we weer bij het Marne-Saonekanaal aankomen. Op het moment dat onze route het kanaal kruist, bevinden wij ons nog op 425 meter hoogte. We zitten in een afdaling en ik kijk over de reling van de weg die in een paar haarspeldbochten naar beneden gaat. Geen kanaal te zien. Hoe kan dat? Zou het kanaal dan in een tunnel onder de hoogvlakte bij Langres doorlopen? Ongelofelijk, dan moeten ze die tunnel ook al rond 1880 hebben aangelegd!
Na nog wat afdalingen zijn we bij het kanaal. Er loopt een jaagpad naast, dat ook gebruikt werd door sluiswachters die met hun autootje vroeger van sluisje naar sluisje gingen om doorgaande schepen te schutten. Elk sluisje heeft een verval van zo’n 10 meter en ze staan er aanvankelijk om de paarhonderd meter. Wij jagen er langs, steeds naar beneden, met een noodgang.
We zien een boot liggen aan de kant. Als we dichterbij komen, blijkt hij uit Vollenhove te komen. Onvoorstelbaar, dat is een eind! We spreken de man aan die in de kajuit met iets bezig is. Zijn partner komt er ook bij. Na even praten nodigen ze ons op hun schip uit om een kopje koffie te drinken. Het zijn Arent en Barbara en ze zijn 1 april uit Wanneperveen vertrokken en inmiddels hier. Ze maken deze reis wel vaker. Het is een prachtboot en ze hebben alles bij zich. Erg leuk om zo een tijdje met elkaar te praten en het rare is dat het ook meteen vertrouwd voelt. En inderdaad: het kanaal gaat bij Langres vijfenhalve kilometer als tunnel verder. Daar loopt ook een jaagpad langs, maar dat is afgesloten. Fietsen zou daar veel te gevaarlijk zijn. Als we verder fietsen, zwaait Barbara ons na.
Bij een volgende sluis zijn ze net aan het schutten. Van Arent en Barbara hadden we al begrepen dat je tegenwoordig bij het eerste van de 300 (!) sluisjes voor 500 euro een digitaal apparaat krijgt. Daarmee kun je zelf de sluis bedienen. Man en vrouw komen uit Engeland. Ze zijn gezeild naar Normandie en hebben daar de mast gedemonteerd en die wordt doorgestuurd naar Marseille. Daar varen zij nu naar toe. Ze hebben hun dochter van een jaar of acht bij zich en gaan twee jaar varen. Dan is ons tochtje maar een peuleschil.
Als we verder rijden, zien we meer schepen. Bij elk sluisje staat dezelfde grote voormalige sluiswachterswoning. Het is leuk te zien hoe het met die woningen inmiddels is. Een aantal zijn dichtgetimmerd, in anderen wonen mensen en we maken een praatje met een jonge Francaise die ook zo’n sluiswachterswoning bewoont. 
Het fietsen gaat erg hard vandaag. Om twaalf uur zitten er al 40 km op. Om half een zien we een bordje ‘restaurant 600 meter’. We rijden de heuvels in. In het dorpje is een restaurantje waar we onder grote parasols tijdens een klein regenbuitje lekker eten voor 13,50 euro per persoon met voor elk drie gangen. Dat is heel wat economischer dan in het hotel van gisteren. Het is ook een Chambre d’Hotes en ze zijn sinds april open. De tent wordt gerund door twee mannen die er zelf ook erg van genieten. 
Na anderhalf uur rijden we voldaan weer verder. Het is fris. De zon is achter de wolken en het was al niet warm. De lucht is zwanger en dreigt, maar echte regen valt niet bij ons. We rijden precies tussen de buien door. 
Selma gaat hard. Hier op dit vlakke jaagpad moet ik harken om haar bij te houden. Ze heeft veel power vandaag. Om half vijf rijden we Pontallier in. Het kanaal is inmiddels de brede Saone geworden. We kopen nog wat levensmiddelen en checken in bij een leuke Chambres d’Hotes midden in het dorp met een prachtige besloten tuin achter het huis. We douchen en worden daarna gevraagd om naar de bovenste verdieping te verhuizen omdat er ook een gezin komt waarvoor in onze kamer meer ruimte is. Wij vinden dat geen probleem.
We praten met twee andere vakantiefietsers die normaal ook altijd kamperen maar nu met die kou en regen maar niet. En we eten buiten lekker: stokrood, de camemert die al twee dagen mijn tas uit stonk, een lekkere koek van de plaatselijke Patisserie en wat toetjes. Madame komt ons een zeer smakelijke aperitief brengen.
Dat was de dag van vandaag. We gaan straks lekker uitrusten en zijn inmiddels ter hoogte van Dijon. Morgen rijden we naar Beaune, wat een erg mooie stad moet zijn.

Dag 16: 12 augustus, Pontallier – camping in Beaune, 82 km.

 

Allerlei ontmoetingen.
Op de fiets kom je altijd mensen tegen. Als je in de auto zit ook, maar dan spreek je ze niet. Op de fiets steek je je hand al op als er een Nederlandse auto aankomt. En dan zwaaien ze terug. En als je een Nederlandse fietser tegen komt, of een vakantiefietser uit een ander land, maak je meestal een praatje. Zoals vandaag.
Met de eerste fietsers zitten we vanmorgen te ontbijten. Ze sliepen in dezelfde B&B. Met sommige mensen praat je liever dan met andere en met deze personen hoorde een van hen zichzelf ontzettend graag praten. Ze vindt niet alleen dat ze geweldig is, maar ook dat eigenlijk maar weinigen haar op de fiets bij kunnen houden. Verder heeft ze over alle andere zaken ook een zeer overdreven mening. Je hoeft er niet eens een kwartje in te gooien en ze ratelt alweer. Even na elkaar gaan we weg. Wij iets later omdat we nog wat brood kopen. Na drie kilometer komen we ze weer tegen. Ze komen terug. Er is daarginds een brug afgesloten waardoor we daar niet over de Saone kunnen. We moeten terug naar Pontallier en zo zijn de eerste zes kilometers alleen maar om op te warmen geweest. 
Als we weer in Pontallier zijn, is inmiddels de kleine supermarkt open. We kopen er nog wat etenswaren. Dan rijden we via een wat grotere weg naar het volgende dorp. Daar komen we weer op de route. Die gaat eerst even fors omhoog en dan duikt hij een groot bos in. Voor ons uit zien we de andere fietsers rijden. Ze gaan lang niet zo hard als ze van zichzelf vertelden. De route door het bos gaat op en af, met steeds toch wel steile hellingen. Het pad wordt onverhard en hier en daar slecht. Maar we komen erdoor en vorderen. Als ik even doortrek op een steile helling en bij haar in het achterwiel kom, kan ik het niet laten om ontspannen te fluiten terwijl zij zich omhoog zwoegt.
Het fietsen gaat wat minder vandaag. Als we uit het bos tussen kale akkers door rijden hebben we ook last van de tegenwind. Verder was het eerst fris, maar wordt het later wat benauwd. De lucht is zwaar bewolkt, maar er valt geen water uit. Ongemerkt schieten we toch op.
Als we na een pauze een grote supermarkt zien, stoppen we om wat extra voorraden in te slaan. Maandag vaart namelijk Maria opnieuw ten hemel en dan zijn alle winkels dicht. Bij de supermarkt staan nog drie vakantiefietsers: een man alleen en een echtpaar uit Almelo. Net als wij fietsten ook zij vorig jaar de Limesroute en net als wij hebben ook zij het zwaar gehad in de Ardennen. Selma blijft met haar buiten kletsen terwijl de beide mannen inkopen doen. We hebben even een leuk contact.
Dan rijden we weer verder. Wij gaan wat harder, maar stoppen eerder om wat te eten en te drinken, zodat zij ons daar weer voorbijgaan. Ze mikken op een camping voorbij Beaune. Wij bellen een paar B&B, maar alles zit vol. Daarom besluiten wij ook te kamperen. In Beaune proberen we nog een paar hotelletjes, maar ook die zitten vol. Zo komen we bij de camping in Beaune. Bij de ingang staat met borden aangeeven dat de camping vol is. Maar vol is niet vol. Voor fietsers als wij is plek. We krijgen een mooi afgeschermd plekje in een hoekje. Ik zet de tent wat nauwkeuriger op met meer ruimte tussen binnen- en buitentent. Anders gaat hij namelijk lekken op de naden. Het kost wat meer tijd om het uit te doktoren, maar als Selma gedouched heeft, staat hij. We zitten nog een tijd bij de tent. Het is lekker hier. Om zeven uur eten we bij het restaurantje op de camping. We blijven tot half tien zitten praten met mensen uit Heemskerk. Gezellig al die ontmoetingen.
Het was een zware dag op de fiets vandaag. Om tien uur slaapt Selma al. Ik schrijf dan dit verslag. Dan gaan ook bij mij de oogjes dicht. Weltrusten.
Dag 17: 13 augustus, Beaune – Hotel de Relaix du Montagny In Buxy, 51 km.
Water als wijn.
De tent en de spullen zitten al snel op de fiets. We verwennen onszelf om niet de meegesjouwde melk en Cruesli op te gaan warmen, maar te ontbijten in het campingrestaurant. Morgen sjouw ik die kilo’s gewoon weer mee omhoog. Daarna rijden we de stad in. Het oude centrum is mooi en ontzettend rustig op de vroege zondagmorgen. Het beroemde Hotel de Dieu, een ziekenhuis/hospice uit 1443 waarvoor altijd lange rijen toeristen staan, zouden we zo ter bezichting in kunnen lopen. Maar we doen het niet. We gaan naar de kerk.
Als we binnenkomen wordt net het Kyrie aangeheven. Een voorzanger met een prachtige stem zingt in wisselzang met de parochianen, ondersteund door orgelspel van het prachtige orgel. Na het Kyrie schalt het Gloria door de kerk, aansluitend het gebed van de zondag. Na de lezing uit 1 Koningen klinkt de graduale Psalm opnieuw in wisselzang. Na de lezingen uit de brieven volgt een halleluja uit Taize en na de evangelielezing de lofprijzing. Het galmt door de kerk en ik kom er niet achter welke lezingen en welke psalm gezongen wordt. Grappig is dat ik het thuis zo na kan kijken – en misschien ook wel zou moeten weten – omdat overal ter wereld in de Katholica en Lutherana op dezelfde zondag dezelfde lezingen en graduale psalm klinkt. Mooi eigenlijk: niet de willekeur en voorkeur van de voorganger of liturg, maar het leesrooster bepaalt de kijk op de week. De preek galmt over onze hoofden heen. De muziek heeft ons ontroerd. Zachtjes verlaten we de kerk.
We kunnen vandaag makkelijk naar Taize rijden waar Annemarie gisteren is aangekomen. En Cluny, wat maar tien kilometer verder is, zouden we ook zomaar kunnen bereiken. Dan zou het routeboekje uit zijn. Maar we willen vandaag rustig aan doen en morgen fris als een hoentje in Taize verschijnen. We zijn Beaune nog maar net uit, of we rijden dwars door de wijnvelden. Hier groeien de druiven van de beroemde Bourgognes van Beaune. De diepblauw/paarse druiven hangen zwaar aan trossen. We fietsen er op smalle weggetjes tussendoor. Vaak gaat het even steil omhoog en boven drinken we dan water uit onze aluminium bidons. Het water smaakt op zulke momenten als wijn, vooral omdat het in deze bidons zo lekker koel blijft. 
Prachtig hoe het landschap zo plotseling veranderd is. Na de bossen, akkers en weilanden van de afgelopen 850 kilometers, fietsen we nu vol door de wijngaarden heen die glooiend om ons heen zijn geschikt. We genieten van de wijnstadjes die hier liggen: het mooie pleintje van Merault (waar we een prachtig gelegen camping zien!), het mooie Dracy le Fort en de enorm grote kledingmarkt op de straten van Givry. Onvoorstelbaar dat die kledingmarkt juist gehouden wordt op Le Veloroute du Soleil die ons van Eindhoven naar de Middelandse Zee leidt. Zullen ze die kledingmarkt ook wel eens houden op Le Autoroute du Soleil? Ik ben er voor!
Dan verandert de omgeving opnieuw. De route gaat voor tien kilometer langs een kanaal met sluizen om de pakweg 500 meter. Het zijn hoge sluizen hier. Ik maak er weer een paar foto’s van, want een sluis is een mooi symbool van het leven: wat houd je tegen, wat laat je doorgaan, wat mag er stromen, wat houd je buiten je? En: kun je dat wel tegenhouden? Want het water sijpelt er aan alle kanten doorheen.
Na de kledingmarkt van Givry komen we op de Voie Verte. Dat is een voormalige spoorlijn waar een fietspad overheen gelegd is die van hier gedurende 60 kilometer doorloopt via Taize en Cluny naar Macon. We gaan hem helemaal volgen, maar vandaag niet. Want we maken er een halve rustdag van. 
In Buxy vinden we een goedkoop hotel met airco op de mooie kamer en een zwembad in de tuin. We duiken beiden het zwembad in en genieten ervan als van kostbare wijn. ’s Avonds eten we een eenvoudige pot op het terras. Zonder wijn dit keer.

Dag 18: 14 augustus, Buxy – Taize – camping in Cluny, 43 km.

Houd je ook zo van Taize?

Jaren geleden, alle drie onze kinderen gingen in die tijd nog mee op vakantie, stonden we op de camping in Cluny. We kwamen hier al donderdag of vrijdag aan en bleven er een aantal dagen. We zouden namelijk zondagmorgen Henk oppikken die met VWO4 indertijd in Taize was. Andre en Annemarie waren met ons meegereisd, per luxe auto en caravan. Het doel was volgens mij een camping bij de Canagou, hoog in de Pyreneeen. We genoten van Cluny en van elkaar, Annemarie genoot van het zwembad en Andre, die toen een jaar of 18 zal zijn geweest, werd bij de toiletten op zwoele toon door een jongen, die hem waarschijnlijk woest aantrekkelijk vond, aangesproken met: “Houd jij ook zo van Taize?” 

Het zinnetje is een gevleugeld spreekwoord geworden in huize Veldhuizen en wordt nog altijd op zijn allerzwoelst uitgesproken. Na Henk blijkt ook Annemarie van Taize te houden, want ze is er op eigen initiatief met zes vriendinnen en vrienden voor een week heen gegaan. Tja, met drie kerkdiensten per dag, veel stilte en gesprekken met jongeren all over the world en natuurlijk ook gewoon veel lol. Andre moet dan later maar eens naar de ‘ouderenweek’ als hij alsnog spijt krijgt.

Annemarie zit dus in Taize, en wij zitten er maar zo’n 25 km vandaan. Als we in het hotel onze fietsen weer opladen, raken we aan de praat met een gezinnetje dat gisteren op zijn allerverwennerigs omging met hun dochtertje. We wisselen ervaringen en adresjes uit. Leuk toch steeds weer al die gesprekken onderweg. De route is makkelijk, gewoon de Voie Verte. Soms stijgt hij wat, soms daalt hij wat, maar op prima asfalt roetsen we heerlijk autovrij door het heuvelachtige landschap. Af en toe staan er houten halve slagboompjes waar je tussendoor moet laveren. Ze hebben volgens mij twee doelen:

1. zorgen dat je afremt omdat er een kruising is. Kruisingen zijn o zo gevaarlijk, want daar rijden auto’s! En hoewel je het maar zelden in het openbaar hoort, het moet maar eens gezegd worden: auto’s zijn volksvijand nummer EEN. Voor auto’s moet overal alles wijken: de speelruimte voor kinderen, het groen, de rust, en de rustieke fietser die rustig voortpeddelt naar Taize, omdat ze daar zo van houden. Niet dat er vaak een auto op die kruispunten de fietsroute kruist, maar het is met auto’s net als met terrorisme: je kunt nooit weten! Dus remmen wij noodgedwongen bij die halve slagboompjes braaf af, al crossen we er ook wel eens door de berm langsheen.

2. zorgen dat er geen auto’s over de Voie Verte gaan rijden. Want daar waar wij overheen fietsen, reed eerst een trein. Daar horen geen stinkende auto’s waarvan de dampen opstijgen als ze zo’n auto geheel onnodig vaak gewoon een tijdje stationair laten draaien.

Over dat soort dingen hebben wij het onderweg. Want ja, we zijn al tweeenhalve week samen onderweg en hebben nog steeds geen ruzie gehad en raken nog niet uitgepraat, al moet gezegd worden dat we heel vaak dezelfde dingen tegen elkaar zeggen. Maar vandaag hebben we weer een nieuw onderwerp: 

Ik: “Taize ligt dadelijk rechts. Even een boerenweggetje in en we zijn er.”

Selma: “We moeten daar straks nog even vies omhoog, dat herinner ik me nog.”

Ik: “Volgens mij niet hoor. Ik meen dat het gewoon vlak is daar.”

Selma blijkt gelijk te hebben. Het gaat alleen meer dan vies omhoog. We moeten op enig moment beiden lopend naar boven. Zo kunnen wij vertellen dat we naar Taize zijn gelopen. Zij het dan per fiets. Bovengekommen @ppen we met Annemarie. We hebben haar tweeenhalve week niet gezien. Ze is er niet. Ze is ingedeeld bij het kinderwerk, toch aanmerkelijk ander werk dan w.c.’s schoonmaken wat Henk hier ooit moest doen. We lopen door en vinden het tentenkamp van Annemarie, Saskia, Wieke, Esther, Marleen, Laurens en Jordie. Het is voor een groot deel de groep die met elkaar de maandelijkse Geestdriftdiensten (jongerendiensten) in de Zuiderkerk in Sneek organiseert. Annemarie slaapt bij vijf anderen in een stokoude tent. Als we even later Wieke zien, vertelt ze ons dat ze de tent niet mee terug hoeven te nemen. Ze hebben hem verkocht voor vier euro aan een scoutinggroep uit Hamburg. 

Als Annemarie komt, gaat ze ons voor naar de kerkdienst van 12:20 uur. We zingen er mooie Taizeliederen en komen er tot rust. Daarna koken we onze meegebrachte ravioli bij de tent voor ons drietjes. Voor de anderen hebben we nog wel een zooitje Snickers die ze zonder rietje nauwelijks naar binnen krijgen. Het is erg heet vandaag.

Annemarie heeft het erg goed naar haar zin. Ze hebben vrijdag- op zaterdagnacht gereden, maar ze is er al behoorlijk van uitgerust. Vandaag is de eerste dag van het weekprogramma dat uitmondt in de viering op zaterdagavond dat elke keer een soort Paasdienst is. Zondag reizen ze weer terug.

Om kwart over drie wordt Annemarie weer ergens verwacht en wij reizen weer verder. Cluny is niet ver meer. Op een bankje drinken we nog wat. Mijn fiets valt om en komt in de braamstruiken terecht. We hebben hem er rap weer uit. Op de camping in Cluny zien we dat de voorband lek is. We zetten eerst de tent op en duiken eventjes het grote zwembad dat naast de camping ligt in. Dan vervang ik de lekke band door een nieuwe binnenband. De oude binnenband plak ik ook nog even en had een klein prikje, een naaldje of zo. Drie keer raden hoe dat kwam? Precies: de braamstruik waar mijn fiets in rolde.

Na een douche ben ook ik weer schoon. ’s Avonds eten we in de stad bij een pizzeria. Verderop oefent een bandje. Het eerste doel – Taize en Cluny – is bereikt en het eerste routeboekje is uit. We hebben het aan Annemarie meegegeven die voor ons een nieuw boekje heeft meegenomen dat we moeten fietsen. Weer bij de tent lees ik de Bachelorscriptie van Henk over de identiteitspolitiek in Macedonie. Hij wil het morgen inleveren en wil graag dat ik het kritisch lees. Daarna bellen we daarover, me dunkt dat zijn scriptie zeker acceptabel is! Als we de tent inkruipen, is het daar ook nog erg warm. We laten de tent vannacht lekker open staan.

 

Dag 19: 15 augustus, Cluny – St Cyr sur le Rhone, ongeveer 140 km, waarvan ongeveer 100 per trein door Lyon heen.

Maria Hemelvaart!

Eerder vertelde ik in mijn relaas dat het gisteren, 14 augustus, Maria Hemelvaart zou zijn. En dat Maria dus gisteren opnieuw ten hemel is gevaren. Ik heb maar even uitgezocht hoe het zit.

Niet in de Bijbel, maar in buitenbijbelse literatuur van de eerste eeuwen wordt op twee plekken het verhaal verteld dat alle discipelen van Jezus aanwezig waren bij het sterven van Maria, de moeder van Jezus, uitgezonderd Thomas. Als Thomas de volgende dag gaat kijken bij het graf, ziet hij dat het graf leeg is en wordt het hem in twee verschillende verhalen met verschillende versies duidelijk dat Maria naar lichaam en geest in de hemel is opgenomen. Thomas gaat het vervolgens aan de andere discipelen vertellen. Als je het kleurrijker of exacter wilt lezen, google dan maar even. Als Bijbelwetenschapper gooi ik er dan nog wat kennis achteraan en vind ik het opmerkelijk dat Thomas deze rol krijgt. Niet omdat hij de ongelovige Thomas wordt genoemd, want het zou wel eens kunnen dat Thomas in het Johannesevangelie niet zozeer niet wil geloven dat Jezus opgestaan is, maar dat hij niet zou kunnen accepteren dat de Opgestane niet geleden zou hebben en de tekenen van het lijden niet zou dragen. Maar de onmerkelijke van de rol van Thomas bij het dogma van Maria’s Hemelvaart vind ik dat het raakt aan het Johannesevangelie. De verhalen over Thomas na de opstanding van Jezus vinden we namelijk in het Johannesevangelie en het is nu juist in datzelfde Johannesevangelie dat praktisch alle vrouwen die er in voorkomen Maria worden genoemd, behalve de moeder van Jezus. Die heet in dat hele evangelie gewoon de moeder van Jezus, alsof ze verder geen eigen identitiet heeft. Boeiend om te zien hoe verhalen geregeld met elkaar aan de haal gaan en de Thomas van het Johannesevangelie een rol krijgt in de verhalen rondom de hemelvaart van Maria. 

Maar goed, ik zit hier niet om ietwat semi-wetenschappelijks te poneren, maar om over onze vakantiebelevenissen te vertellen. En dat zijn er vandaag een hoop. Dus zet je maar schrap.

Het begint pal voor zonsopgang, om half zes. Ik word wakker en hoor net boven onze tent het begin van een alarm afgaan. Wat is dit! Opeens schiet het door me heen: dit is vast een signaal om mij en de rest van de wereld te laten weten dat het niet op 14 augustus, maar op 15 augustus Maria Hemelvaart is! Je ziet, aan de veelheid van openbaringen kan dus weer een nieuw hoofdstuk worden toegevoegd. En voor een openbaring ga ik natuurlijk mijn tent uit. Ik doe de schoenen aan mijn voeten. Het geluid komt uit de richting van mijn fiets. Ik loop naderbij om dit wonderlijke verschijnsel te bezien. Het IS mijn fiets! Of exacter nog (dit voor de latere koppeling van dit verhaal aan eerder bijzondere gebeurtenissen): het is mijn fietsalarm. Om de 30 seconden laat hij een harde heel hoge piep horen. Ik ken dat geluid, want ik heb ervaring met buitenissigheden: het is de alarmerende waarschuwing dat de batterij in mijn fietsalarm, die ik nog maar twee keer eventjes heb gebruikt, bijna op is. Ik zucht. Ik had drie fietsalarmen aangeschaft: een voor mijn, een voor Selma’s en een voor Annemarie’s fiets. Die van Selma bleek kapot. Ik meldde het Bike4Travel in Rotterdam en ze vertelden dat ze niet meer geleverd werden en ik kreeg netjes mijn geld terug. En nu is mijn ding na een paar weken op een doodstille camping aan het loeien dat de batterij bijna leeg is. Ik heb er genoeg van en besluit het ding van mijn fiets te schroeven. Dat kost tijd, want het moertje aan de andere kant draait mee en het is dan wel tegen zonsopgang, maar nog vrij donker. Resoluut doe ik de fiets van slot en fiets ik de camping af. Bij het licht van twee lantaarnpalen demonteer ik mijn fietsalarm. Daarna gooi ik het buiten de camping in een vuilcontainer. Daaruit klinkt de komende 48 uur om de 30 seconden een echt harde piep. Check dus morgen allemaal de kranten of er nabij de camping van Cluny een verdachte vuilcontainer op afstandje tot ontploffing is gebracht omdat men vermoedde dat er een bom in zat omdat er telkens eens hoge pieptoon uit klonk. Om kwart voor zes kruip ik de tent weer in. Het slapen is gedaan, maar ik weet nu tenminste weer dat het op 15 augustus Maria Hemelvaart is en niet op 14 augustus.

Om zeven uur staan we op. Het is nog altijd warm. Terwijl ik de matjes en slaapzakken inpak en de tent opvouw (hij is kurkdroog), maakt Selma de muesli klaar door melk te koken op ons gaspitje. Vlak voor vertrek komen onze Franse buren die ook met de fiets zijn en waarvan ik al dacht dat ze doofstom waren omdat ze nergens op reageerden. Hij vertelt dat het in Frankrijk al gauw 2200 euro kost om een fiets helemaal handmatig te laten bouwen. Zij heeft knieproblemen en ze gaan ook naar Macon om daar de trein te nemen. We zullen ze niet meer zien.

We zitten al snel weer op de Voi Verte die straks overgaat in de langste fietstunnel van Europa. Ik heb de route al eens eerder gefietst en volgens mij en ook volgens Benjaminses routeboekje is de route vrijwel vlak. Maar vandaag, op deze Maria Hemelvaart, is alles anders. Het gaat op en af en omhoog gaat het weliswaar meestal kort, maar wel heel steil. En dat op de vroege ochtend! We zijn opgelucht als we bij de fietstunnel zijn waar het vlak wordt. We doen onze jasjes aan en het is inderdaad fris binnen. Aan de andere kant aangekomen wordt het tijd voor een chocolatine en een colaatje. Zelfs Selma is in de bergen graag aan de Cola, want het werkt net als spinazie of andere dope: je wordt er sterk van. We kunnen ons inmiddels voorstellen dat we alle vormen van doping zouden accepteren. Terwijl we daar op een bankje zitten, komt er een tandem aan. Er zit een jong Frans stel op over wie ik nog niet eerder vertelde. Ze stonden ook op onze camping en rijden op een tandem waarvan het frame helemaal van bamboe is gemaakt. Een bamboe-tandem! Gisteren hebben we er ook al met hen over gesproken. Bamboe is erg sterk en licht bovendien. Ze vertelden dat de fiets wel wat shimmert. Dat is fietstaal, waarmee bedoeld wordt dat de fiets wat trilt bij volle bepakking omdat het bamboe natuurlijk niet stijf is. En zij zitten er niet alleen saampjes op, maar hebben ook tassen en campingspullen bij zich. We staan een tijd te praten. Ze vertellen dat ze in Lyon wonen en dus bijna thuis zijn. Ze zijn naar Londen gegaan en hebben daar in een workshop samen hun eigen tandem gebouwd en rijden hem nu dus van Londen naar hun woning in Lyon. Gaaf!

Naar Macon is wat verder dan gedacht. We vragen een aantal keren de weg, maar eigenlijk is het gewoon alsmaar rechtdoor. Er rijdt een dikke racefietser voor ons uit die we ook al bij de fietstunnel zagen. Hij heeft het zichtbaar zwaar en vaak gaan wij slanke Nederlanders harder dan hij, maar we willen hem uit respect niet inhalen. De laatste kilometer wijst hij ons de weg naar het station door het opgebroken Macon heen.

Bij het station aangekomen togen we naar de verkoopbalie. Het nieuwe routeboekje geeft namelijk aan dat fietsen door Lyon een ramp is en dat je beter dat stuk per trein kunt doen. Dat doen we dan ook. Bij de balie staan acht Fransen voor ons waarvan vier stelletjes en dan weet je dat het in Frankrijk zomaar twintig minuten kan duren. We luisteren bewust niet alles af wat er gezegd wordt, maar horen wel een aantal keren het woord TGV vallen. Na zo’n bespreking wordt vervolgens een vooroorlogs chequeboek getrokken en wordt er een cheque uitgeschreven die vervolgens aan de andere kant van het loket ook weer ergens in wordt genoteerd. Als wij eindelijk aan de beurt zijn, krijgen we te horen dat de trein om drie minuten voor twaalf vertrekt vanaf perron 1bis en dat we in Lyon Part Dieu moeten overstappen voor de trein naar Vienne. 

Dus wij naar perron 1bis. Daarvoor moeten we fors naar beneden en weer omhoog. Selma vraagt nog even waar de lift is, maar die is er niet. Gehandicapten kunnen hier dus niet met de trein mee. De trappen af met onze bepakte fietsen, gaat gemakkelijk, want je kunt ze gewoon naar beneden gooien en ze beneden weer oprapen. We doen dat overigens wat voorzichtiger. De trap op is moeilijker. Selma’s fiets krijgen we boven, maar mijn fiets niet. Te zwaar. En dat terwijl ik er nog niet eens op zit! Een Franse man en vrouw helpen me en gedrieen sjouwen we de fiets omhoog. Boven bied ik hem een biertje aan als dank, dat ik niet bij me heb. Hij heeft er graag vijf, zegt hij. Hij vertelt ook dat het spannend is wat voor treinstel er komt. Je hebt de moeilijke en de makkelijke en hij heeft met zijn gezinnetje ook drie bepakte fietsen bij zich. De trein heeft wat vertraging, maar rolt dan het station binnen. De man kijkt donker: het is de moeilijke! En dat blijkt. De trein heeft alleen heel smalle deurtjes en de fiets moet zeker een meter worden opgetild. Gelukkig helpt een jongen me tillen en met wat gepers door het deurtje passen onze fietsen er net door. Maar dan begint het pas.

We komen in een piepklein coupeetje op de grens van twee treinstellen. Rechts gaat een deur naar de zitcoupe, links naar het volgende treinstel. In het midden van het coupeetje staat een rekje. Onze fietsen moeten links van het rekje met het voorwiel aan een beugel in het plafond hangen. Het begint er al mee dat ik minutenlang nodig heb om een van onze beide fietsen links van dat rekje te krijgen. Eigenlijk moet alle bagage er af, maar dat vind ik gekkenwerk. Ik prop beide fietsen links van het hekje en blijf er bij staan. Ik barricadeer zo wel de looproute naar het volgende treinstel. Maar ja, wie wil daar nu toch door? Dat had ik dus gedacht. Met enige regelmaat komen er jonge mensen langs die naar het andere treinstel moeten. Ik weiger hen de toegang. Dan komt de conducteur mee en die sommeert me ruimte te maken om even doorgang te verlenen. Maar waarvoor? 

Op de eerstvolgende halte wordt het nog gekker. Er komen onder andere twee jongemannen binnen met elk een fiets. Behalve per fiets zijn ze in ‘kennelijke staat’. Dronken of stoned dus. Ze proppen met geweld hun fiets naar binnen. Een van de mannen heeft een literfles met jus d’orange bij zich waarvan hij de inhoud per ongeluk in het gedrang over mijn voeten gooit. Mijn blote voeten in mijn sandalen staan vanaf nu dus te soppen in de jus d’orange. Nu lust ik best graag jus d’orange, maar mijn voeten houden er niet van. De man maakt het nog gekker. Hij zet zijn racefiets bovenop Selma’s fiets en hangt hem in de beugel. Vervolgens loopt hij de treincoupe in en gaat een heel eind verder zitten in een lekkere treinstoel, terwijl ik hier moet blijven staan waken bij die fietsen in mijn sinaasappelsapschoenen. Dan is er weer iemand die naar het andere treinstel wil. Ik word kwaad en verbied het, maar dat helpt niet. De andere man duikt de wagon in en gaat zijn maat halen. Als hij terug is, ga ik flink tegen hem te keer. Dat ik baal van zijn sinaasappelsap over mijn voeten en over zijn fiets op onze fietsen en dat meneer dan lekker daarginds gaat zitten. Hij verstaat er geen hout van, maar het helpt wel. Hij blijft en stelt zich wat schappelijker op als er weer iemand en een conducteur naar het andere treinstel moet. Dan begint hij vriendelijker te worden, poeslief zelfs. Hij wil van alles weten en ik vertel hem zo weinig mogelijk. Hij belooft te helpen om de fietsen weer uit te laden. Ik dank hem daarvoor en kan zijn kracht goed gebruiken straks, maar spreek met Selma wel af dat zij als eerste naar buiten gaat en de eerste fiets opvangt en dat ik de tweede fiets meeneem. Als de man met de conductuer in gesprek is over zijn ticket, valt hij bijna om. Dronken, of stoned, of allebei. En dan ook nog eens zonder sinaasappelsapontbijt, want dat eten mijn tenen gulzig op. Als we bij het station aankomen, waar we er uit moeten, zijn in een mum van tijd beide mannen met hun fiets verdwenen. Het lukt ons met wat hulp van omstanders onze beide fietsen met tassen weer door het nauwe deurtje te wurmen en een meter lager op het perron neer te zetten. Wat een Maria Hemelvaart!

We hadden eerder al een conducteur gevraagd op welk perron we moesten zijn voor de trein naar Vienne. Hij verstond eerst Vienna en dat is Wenen. Nee, daar gaan we niet heen. We willen naar Vienne en dat is een kilometer of dertig voorbij Lyon. Hij keek op zijn handcomputer maar hij kon er niet achter komen op welk perron de trein vertrekt. Dat is in Frankrijk toch allemaal net iets anders geregeld als in ons eigen goedgeregelde kikkerlandje. Hij adviseert ons naar beneden te gaan als we in Lyon Part Dieu aankomen. Dat doen we dus. Huppetee, al weer met beide fietsen van de trappen af. Beneden vragen we op welk perron we moeten zijn. Dat is perron F, zo wordt ons verteld. En dat is het perron waar we net vanaf komen. Wat een verrassingen toch allemaal vandaag! We boffen maar voor al deze avonturen. Gelukkig zien we een hellingbaan. Die lopen we op en zo komen we er zonder traptreden. Daar blijkt de trein al stil te staan. Het is de trein naar Marseille en Vienne is de eerste halte. 

Dit is een moderne trein, gelijkvloers komen we binnen. Er hangen al twee fietsen in de rekken aan het plafond, maar er is plaats voor nog vier. We hangen onze fietsen er niet in omdat ik niet alle rotzooi ervan af wil halen. Selma staat in het gangpad en ik half. We groeten vriendelijk een conducteur die langs komt. Hij doet vriendelijk terug en doet niet moeilijk over onze vrachtwagens in het pad. De andere twee fietsen zijn van een jong stel. We raken met hen aan de praat. Ze hebben een kind van ruim een jaar dat aan haar borst aan het drinken is als het niet slaapt. Ze komt uit Chili en haar vriend is Frans. Ze zijn op fietsvakantie met dat kindje van een jaar. Het wordt een heel gesprek waaraan ook een Franse dame meedoet die al ‘en retraite’ is. Daarmee bedoelt ze dat ze in de gezegende omstandigheid is dat ze geen reden heeft om op Henk Krol te stemmen omdat ze al met pensioen is. Ze vertelt dat er veel securite in de trein is, veel militairen en agenten in burger die van coupe naar coupe lopen. Opeens begrijp ik waarom er telkens mensen naar de andere wagon wilden in de trein van daarnet. Dat was natuurlijk de beveiliging. Het is maar goed dat ze niet in onze tassen gekeken hebben. En in mijn schoenen.

Dan komt het moment dat we er uit mogen. We zijn in Vienne. En daar is een lift. Selma’s fiets past er net in, ze drukt op het knopje en verdwijnt in de diepte. Mijn fiets past er net niet in. Na wat wurmen wil het echter toch. We komen in een gang die onder de perrons doorloopt. We zien alleen maar trappen en twee liften naar andere perrons, maar geen uitgang. Een piepjonge conducteur helpt ons en wijst op de lift naar het achterste perron. Als we daar omhoog gaan, komen we op het perron dat we helemaal af moeten lopen om in de stad te komen. Ja, je ziet: het is allemaal uitstekend geregeld in Frankrijk.

We komen uit bij een busstation waar geen bus staat. We zijn veilig aangekomen. Ik doe de schoenen van mijn voeten die gedoopt waren met vruchtensap. Ik gooi water uit alle bidons er overheen en doe datzelfde met mijn voeten. Dan stap ik weer in mijn natte sandalen. Daarna controleren we de fietsen. Bij Selma loopt van alles aan, haar fiets heeft ook het meest in het gedrang gezeten. Het blijkt haar (overbodige) kettingkast te zijn en ik buig hem weer recht. Nu kunnen we fietsen. We gaan direct naar een terras om wat te drinken en hebben na de belevenissen van daarnet geen trek in de puntgave Romeinse tempel die hier staat op deze Maria Hemelvaart. Na het drinken vinden we de Rhona en komen we op de route. De wind staat keihard tegen. We fietsen twee kilometer en zien dan een picknickplek. Daar eten we en besluiten we in het dorpje aan de andere kant van de snelweg een Chambres d’ Hotes te nemen. We bellen. Daar is plaats. We hoeven er alleen maar heen te rijden. En dat gaat extreem steil in haarspeldbochten hemelwaarts. Het wordt een heel gedoe, gestamp en getrek, maar uiteindelijk zijn we er. Bij aankomst drinken we een biertje bij de mensen in de woonkamer. Ze wonen 150 meter boven het Rhonedal en het is een ontzettend kabaal van de snelweg. Zes banen breed racen ze massaal 500 meter hier vandaan op de Autoroute de Sud, niet beseffend wat een overlast ze daarmee in dit dal veroorzaken. 

Wij zitten hier prima. Ik typ de verslagen van gisteren en vandaag, de eigenaar bakt pizza’s voor ons en ik doe de schoenen van mijn voeten. Want het is per slot van rekening Maria Hemelvaart. Er barst een onweer los en een hoosbui en we zitten heerlijk op het terras onder het balkon met uitzicht op de Rhone en de bergen aan de overkant te kijken.

 

Dag 20: 16 augustus, St. Syr sur le Rhone – Tournon sur Rhone, 73 km.

Warm.

We slapen weer prima ondanks het tomeloze geweld van het autoverkeer door het Rhone-dal. Madame vertelt dat dit vooral in juli en augustus zo lawaaig is. De andere maanden is het een stuk rustiger. Als we wegfietsen en de zesbaans autoroute du soleil weer onder ons doorraast en wij er met een brug overheen gaan, komt het op ons af wat een terreur het toch eigenlijk is. Voelen wij ooit nog behoefte om over de snelweg naar het Zuiden te razen? Ook nu we weten dat het hele Rhonedal gebukt gaat onder het lawaai en de benzinedampen?

Het is eerder de warmte waarvoor we terugdeinzen. Op dagen als deze dat de temperatuur boven de dertig graden uitkomt, verlangen we naar de koelte van Noorwegen. Wellicht daar volgend jaar heen, met een klein campertje of zo? Zo gaat dat bij ons altijd: zodra het einde van de vakantie in zicht komt, begint het fantaseren over de volgende vakantie. Maar we hebben nog een week. En er volgt nog veel moois!

Vandaag is het ook mooi. De route is geheel bewegwijzerd, we hoeven dus alleen maar de bordjes te volgen. Ik heb dan ook geen gps gedownload. We volgen gewoon de bordjes. Wat ook makkelijk is, is dat de route in bochten en afslagen steeds met groene lijnen is aangegeven op het wegdek. Lastig is dat fietspaden telkens moeten worden afgeschermd met hekken en paaltjes, het ene nog overdrevener en onhandiger dan het andere. Een Fransoos legt ons uit dat dit is omdat er geen discipline is. Anders gaan de motoren en auto’s gewoon deze paadjes op. Ik zit er dus niet zo veel naast als het ik het over de gemotoriseerde terreur heb en over het automobilisme als volksziekte nummer 1.

De route is verrassend landelijk. We rijden door wijngaarden, akkerbouw en boomgaarden. En vaak ook gewoon door bos. We hebben een leuk gesprek van bijna een half uur met de Fransoos van daarnet. Hij is fluitist in het harmonieorkest van Vienne en heeft het over zijn dochter die twee jaar in Nederland studeert, daar nu net een paar maanden is en het er zo koud heeft. Hij moet opzoeken waar ze studeert. Het blijkt in Wageningen te zijn, aan de landbouwhogeschool. Regelmatig stuurt hij haar foto’s toe van het warme weer hier.

Trouwens, vanmorgen vertelde madame van de B&B ons dat het steeds warmer wordt. Een jaar of wat geleden hadden ze elke winter last van sneeuwval. Vaak waren ze een paar dagen van de rest van de wereld afgesloten omdat ze de hellingen  niet konden nemen. Maar dat is nu al heel wat jaren niet meer aan de orde. Madame maakt zich daar wel zorgen over. Ze spreekt overigens wat Engels, omdat ze vanaf haar 15e van 1965 tot 1967 in Edinburg heeft gewerkt. Ze wilde goed Engels kunnen spreken voor het hotelwezen waar zij met haar man later in werkten.

Bij een picknickplek annex speeltuintje komen we het gezinnetje dat we gisteren in de trein troffen weer tegen. De Chileense was onder de indruk van de Romeinse tempel in Vienne. Zij hebben vannacht gekampeerd en het ging best ondanks de buien.

We komen geen restaurant tegen om tussen de middag te eten. Daarom klappen we na 60 km de stoeltjes uit en eten we ons stokbrood met camembert op met een fles melk. We bekijken het routeboekje en besluiten in Tournon te gaan kijken voor een hotel. We pakken het eerste hotelletje dat we tegen komen. Het ligt pal voor het kasteel, aan de drukke BISroute. We hebben dus opnieuw allemaal autoverkeer voor onze ramen langs. Het is een maffe kamer, exact spiegelbeeldig ingericht met twee tweepersoonsbedden tegenover elkaar. Het is nogal vervallen, maar daardoor lekker goedkoop en niet veel duurder dan die maffe viersterrencampings die je hier allemaal hebt. 

We eten bij een Pizzeria in het leuke stadje waar we eerst een flinke wandeling doorheen hebben gemaakt. Morgen vroeg uit de veren, want het wordt warm: 35 graden. A beintot!

 

Dag 21: 17 augustus, Tournon sur Rhone – Hotel l’Horloge Gourmande in Donzere, 112 km.

Fietsen maar!

Het is boffen dat de route National, de weg die mensen nemen die de Peage te duur vinden, precies door onze slaapkamer heen loopt. Fysiek kunnen de auto’s ons ontwijken, maar het valt wel op als omstreeks half zes het verkeer weer op gang komt, voorafgegaan door zo’n stofzuigauto die een ontzettend lawaai maakt. We zijn dus op tijd wakker. Nu schreef ik al dat onze kamer weer typisch Frans is. Frankrijk is nooit van standaard, maar is telkens weer anders en verrassend. Vaak verrassend onhandig trouwens. Onze kamer bestaat uit twee hotelkamers, waar op de plek van de tussenmuur een grote boog is aangebracht. De natte hoek van de ene kamer is de douche, waar alles het zomaar doet, en de natte hoek van de andere kamer is het toilet met de wastafel. Dat is handig, want als je dan ’s morgens boodschappen zit te doen op het toilet, dan kun je meteen je tandenpoetsen. Of andersom. Wat ook leuk is, is dat je continue het idee hebt dat je in een hele grote spiegel kijkt. Het enige is dat er op andere tweepersoonsbed, aan de overkant van de kamer, in wat dus de andere kamer ooit is geweest, niemand op het bed ligt. Wij hadden gisteravond na kort beraad toch besloten om beiden in hetzelfde tweepersoonsbed te kruipen en niet ieder zo’n bed voor onszelf te houden. Dat leek ons wel handig voor als het koud zou worden. Die kou viel overigens wel mee. Voor het slapen had ik nog wel een koude douche genomen, maar we moesten de ramen en luiken van beide voormalige kamers wijd open houden om toch nog enige kans op een zwoel briesje te hebben. 

Terug naar het boffen dat de grote verkeersstroom praktisch dwars door onze kamer liep. Het hotel waarin we sliepen is zeer oud, mogelijk zelfs Middeleeuws. Het schuurt in dit mooie Middeleeuwse stadje vrijwel tegen het kasteel aan. Het heeft zeer dikke houten balken in het plafond en daarom kun je het telkens goed horen als de vier wat oudere Fransen die de kamer(s) boven ons hebben zo elk uur vanwege hardnekkige blaasproblemen naar het toilet gaan. Je hoort dan eerst lopen, dan hoor je dat ergens een straaltje in klatert, dan hoor je dat er doorgetrokken wordt, waarbij je de neiging hebt om dekking te zoeken en dan hoor je weer lopen. Ja, dan is het prettig als er net weer een zooi zware vrachtwgens door je kamer heen dreunen.

Afijn, het was niet moeilijk om om kwart over zeven aangekleed beneden te zijn. Daar in het barretje staan onze fietsen geparkeerd. En dat lastig, want exact om half acht wordt precies in dat barretje het ontbijt opgediend. Dat moet daar en kan niet in de eetzaal en al helemaal niet buiten, dat is een van die wetten van Meten en Persen. Dus mij was gevraagd of ik uiterlijk half acht de fietsen buiten kon zetten. Dat deed ik graag en uit bovenstaande kun je opmerken dat ik er niet bepaald de wekker voor hoefde te zetten.

Om tien voor acht rijden we weg. Lekker vroeg, want het is nog koel. Dat wil zeggen: een graad of 23. We zitten rap op de wedvroute en heset gaat hard. De eerste stop is in Valence, in een groot park dat door een Bordeauxwijninkoper uit de 19e eeuw is aangelegd. Het park is prachtig ondanks de enorme herrie. Want hier ergens in de buurt raast ook weer de zesbaans Route du Soleil van noord naar zuid en omgekeerd. De fietsroute loopt hier ook, maar die maakt beduidend minder kabaal. Een enkele keer hoor je even tandwielen kraken als er verkeerd geschakeld wordt, of hoor je ons “paal” of “hekwerk” of “steen” roepen als we als fietsers weer hinderlijk stuiten op autobelemmerende maatregelen. We gaan hard. Om een uur hebben we er al 60 km op zitten. We komen op een van onze rustplekken twee Nederlanders tegen die we gisteren ook tegen kwamen. Dat wil zeggen: ze wonen in Frankrijk, hij werkt in Geneve en komt oorspronkelijk uit Engeland en zij is een Vlaardingse. Ze fietsen een weekje rond. 

Na 70 km moeten we de Himalayenne over. Dat is een hangbrug zoals ze ook in de Himalaya zijn. Hij schommelt door de wind en gaat voor fietsers en wandelaars de hele Rhone over die wild tientallen meters onder je door stroomt. Spectaculair! We gaan dan weer van de Ardeche naar de Drome. Telkens als we de Rhone oversteken staat op een bord dat de Ardeche (of de Drome) ons tot ziens wenst en dat de Drome (of de Ardeche) ons welkom heet. We besluiten door te rijden naar Viviers om daar een kamer voor de nacht te zoeken. We zoeken er lang, maar alles zit vol. We hadden het beter even bij Information kunnen vragen aan het begin van het stadje. Dan besluiten we door te rijden naar Donzere. Het restaurant daar ziet er niet uit, maar de kamer is prachtig en zelfs voorzien van airco. En niet duur ook. Na een biertje doet Selma meteen een flinke dut. Voor het eerst van haar leven fietste ze 112 km op een dag. En wat zei ze na afloop: “dat fietsen is eigenlijk geen probleem. Alleen: waar kom je?”

We zijn trouwens beiden roestbruin aan het worden. Het was erg heet, vooral vanmiddag. Het kwik liep op tot 35 graden. Er stond wel een lekker windje, maar omdat die meestal in de rug blies, kregen we daar maar weinig koeling van. 

Daarnet heb ik nog even zitten rekenen. We zitten nog 90 km boven Avignon. Na Avignon rijden we meer naar het Westen, en komen we door Aiges Mort en La grande Motta. Vandaar gaat het naar de zeekust onder Montpellier. Het is nog maar 210 km. Met het tempo van vandaag zijn dat twee daagjes fietsen, maar het lijkt ons verstandiger er drie dagen over te rijden en dan te zorgen dat we voor twee uur ergens onderdak hebben om te schuilen tegen de hitte. Want morgen wordt het opnieuw 35 graden.

 

18 augustus, Donzere – Logis le Clement V in Roquemaure, 76 km

Wild.

Als je andere fietsverslagen leest, lees je altijd dat de andere fietsvakantiegangers veel wild zien onderweg. En wij zien nooit wat. Tenminste bijna nooit. Ik weet niet hoe dat komt. Het zou kunnen zijn dat we zelf veel te veel zitten te praten onderweg en wie mij kent kan zich dat voorstellen. In dat geval zijn we zelf te wild, om het zo te zeggen, al probeer ik altijd zo voorzichtig mogelijk te plassen sinds wild plassen voor mensen – niet voor dieren overigens – verboden is geworden en met hoge boetes worden beprijst. Trouwens: als je flink doorfietst hoef je zelden te plassen, want het vocht kruipt al door allerlei andere porien naar buiten. De laatste dagen hebben we daarvoor telkens een handdoek achterop om het vocht af te vegen dat anders in onze ogen druipt. We hebben ook ontdekt dat boven de 30 graden het koeler is om je helm op te zetten omdat onze helmen goed ventileren, bijna niks wegen en je zo toch zogezegd in de schaduw zit. We hebben allebei ook een pet bij ons, maar die gaan toch zitten broeden op je kruin. Zo rijden we dus met helmen op door het wild. 

Over wild gesproken: vandaag troffen we een slang op de weg. Geen tuin- of brandweerslang, maar zo’n echte, kronkelende. Ja, in Frankrijk zitten slangen. Het was niet zo’n grote, maar Selma trof hem of haar. Letterlijk zelfs, want ze reed er met haar fiets tegenaan en overheen. In die volgorde inderdaad. We zijn niet gaan kijken of hij het ook overleefd heeft. Erg he?

Eerder op deze fietsreis zagen we een dode vos in de berm liggen. Nog helemaal puntgaaf, maar hij deed het niet meer. Een andere vos deed het nog wel, want die stak een 100 meter voor ons de weg over. Een eekhoorn zagen we ook oversteken. En we zagen lama’s en herten, maar in beide gevallen liepen die op een lap gras met een hek er om heen. Koeien ook trouwens. We kwamen vandaag ook langs een krokodillenfarm, maar zagen die krokodillen. Iet in het wild. Wel hun piepkleinde achterneefjes, de hagedisjes. Die schieten hier veel de weg over, al zie ik ook wel eens een salamander voor een hagedis aan. Dus kijk niet vreemd op als het toch een konijn was, die hebben we trouwens ook wel eens gezien, al kan natuurlijk ook weer een haas geweest zijn, want hij ging er bij onze aantocht als een haas vandoor. Een dode kat zagen we ook wel eens in de berm, net als de platte resten van een egel. Ook mensen lopen of fietsen er rond, de wildste rijden in een auto. En in de lucht vliegt ook van alles en daarmee bedoel ik niet alleen maar de vliegtuigen.

Temidden van al dat wild fietsen wij dus. Als gekken in de hitte, want heet is het. De temperatuur gaat ver over de 30 graden heen en het duurt ’s avonds uren voordat het weer onder de 25 graden komt. Daarom kamperen we maar niet meer. We zijn ernstig verslaafd aan het raken aan hotelkamers met airco. Mijn volgende fiets moet trouwens ook airco hebben, dan kom ik helemaal nooit meer uit het zadel.

Omdat we gisteren best wel moesten zoeken naar een hotel waar nog plek was, bellen we na een uurtje fietsen zo rond 10 uur een Hotel in Roquemaure. Er is plek, dus we hoeven er alleen nog maar naar toe te rijden. Dan weet je toch waar je het voor doet. De eerste helft van de etappe is prachtig en het gaat door kleine weggetjes en over fietspaadjes onder veel bomen door. Bij Pont Saint Espris verandert dat. We rijden daar over de lange Brug van de Heilige Geest de mooie stad binnen waar onder andere de Gorges de Ardeche uitkomt, of begint zo je wilt. Deze brug is de oudste Rhonebrug van allemaal en is gebouwd tussen 1265 en 1309 om de Languedoc te verbinden met de Provence. Nu was het zo dat monnik-soldaten (dat zijn blijkbaar mensen die van twee walletjes aten) de brug moesten bouwen en de abt was er op tegen, totdat hij door de Heilige Geest geinspireerd raakte en zelf de eerste steen legde. De brug verbindt vier departementen met elkaar: de Gard, de Vaucluse, de Drome en de Ardeche. Wij zijn dus door alle vier die streken heen gefietst!

Bij Pont Saint Esprit moesten wij een keuze maken: of we vervolgen de uitgezette, maar hier nog provisorische, route, maar dan komt er straks een heel vervelend stuk van 8 km grindpad. Daar hebben we geen zin in, al kan het natuurlijk zijn dat het grindpad inmiddels is geasfalteerd. We kregen van de Saint Esprit geen ingeving of dat het geval was. Daarom nemen  we een route die de auteur van het boekje uitgezocht heeft. Na wat gehobbel langs de Rhone komen we op een mooi lommerrijk pad te rijden. Dat gaat lekker. Na enige tijd komen we echter op een brede tweebaansweg met zeer grof asfalt dat erg hobbelig is. De wind is tegen. Ik neem de kop en begin tegen de wind in te Mollemalen. We zijn het zat, maar de weg komt nog niet ten einde. Als we even pauzeren, wat alleen in de schaduw kan want in plaats van stilstaan in de zon kun je beter gaan fietsen, begint Selma flink op het k…..asfalt te schelden. Dat had ze eerder moeten doen, want na een paarhonderd meter kwam een driesprong en moesten wij naar links op mooi asfalt. Na enige tijd is links van ons de Rhone en rechts van ons een industrieterrein waar gevaarlijke dingen gebeuren. Het is omringd met een driedubbel hek, met stroomdraden en rollen prikkeldraad en daarachter wordt ook nog eens gemobiliseerd gepatrouilleerd. We mogen er volgens de bordjes geen foto’s van maken. Het is iets nucleairs, maar we zien geen kerncentrales staan. Worden hier een stel van die vreselijke kernwapens van Frankrijk bewaard of – erger nog – geproduceerd? We weten het niet, maar we racen door. Het is echt racen geworden ja, we zijn erg sterk geworden. Dat zien we ook steeds meer tegenover andere fietsers die we meestal inhalen. Ik sleur op kop boven de 20 km per uur over het gladde asfalt tegen de wind in en Selma volgt me als aan een touwtje. Dan steken we in drie etappes de Rhone over en komen we weer op de uitgezette route. We zien het laatste stuk van het grindpad dat we anders zouden hebben gehad en ja, het is geasfalteerd……. Bij Caderousse volgen we ook braaf de fietsroutebordjes, maar dat hadden we beter niet kunnen doen. De bewegwijzerde route loopt anders dan de route in het boekje en draait wat terug naar het Noorden naar Orange, waar we al voorbij zijn. Het duurt een tijdje tot we het in de gaten hebben en dan keren we om. Het kost ons een kwartiertje en we verlangen naar het hotel met airco en zwembad. Na de laatste brug over de Rhone rijden we over een drukke weg naar Roquemaure waar we vlot het Hotel vinden. Het is open, maar de man die we daar aantreffen, vertelt ons dat het dicht is en pas om 3 uur open gaat. Om 2 uur zitten wij dus voor het dichte Hotel met de open deur. Naast ons ligt het zwembad, maar ook dat is dicht, al kunnen we er zo inspringen. Een half uur later worden we geroepen: onze kamer is klaar en we kunnen er in. Het is een mooie kamer en we koelen mooi af. Deze wildebrassen zitten nu dus ook al voorbij Orange en pal voor Avignon. We booken een Hotel voor morgen in St Gilles en voor zondag tot en met woensdag net onder Montpellier. We hoeven er alleen nog maar naar toe te rijden, twee ritten van ongeveer 70 km.

 

19 augustus, Roquemaure – hotel Les Catabelles nabij Saint Gilles, 71 km.

Airco.

 

Nog twee dagen fietsen door de stookoven van Frankrijk. Het lijkt iets minder heet, wat ook komt door de harde wind die uit het Noorden blaast. Die geeft verkoeling, net alsof er overal een ventilator aan staat.
Roquemaure is een stad zonder luister. De stad staat bekend als de plek van het kasteel waar paus Clement V overleden is. Dat was ergens in de 14e eeuw, dus we hadden geen last van de begrafenisplechtigheden. Gisteravond liepen we het stadje door in de hoop op een leuk eettentje, maar we vonden alleen maar een smoezelige pizzeria aan een te drukke weg. Daarom keerden we terug naar het Hotel waar we konden aanschuiven voor het menu de Jour. Dat was een verrassend goed driegangenmenu voor slechts 19 euro. We hebben er heerlijk gegeten. Ons hotel heet naar de overleden paus: Clement V. En het moet gezegd worden: het hotel heeft potentie. De kamers zijn goed, het eten is meer dan goed en de medewerkers zijn bijzonder vriendelijk, afgezien dan van het feit dat we er gisteren niet voor drie uur in mochten. De hotelier vertelt dat ze het nu twee jaar in bezit hebben en elk jaar een deel moderniseren. Dat komt hier vast in orde. Houd dit hotelletje dus in de gaten als je Orange, Avignon, Nimes, Tarascon en zo wilt gaan bekijken!
Na het ontbijt rijden we al voor negen uur. Na een klein uurtje rijden we Avignon binnen. Daarvoor moeten we even van de route af, maar Avignon kun je niet links laten liggen natuurlijk. Op de beroemde brug laten we ons fotograferen met het Palais du Pape en de Mont Ventoux op de achtergrond. Daarna rijden we de stad in. Via smalle weggetjes staan we nog voor tien uur op het grote plein voor het voormalig pauselijke paleis. 
In de tijd van de strijd tussen keizer en paus vertrok de paus uit Rome en vestigde hij zich in Avignon. In totaal hebben daar zes of zeven achtereenvolgende pausen gezeten. Een tijdje is er tegelijkertijd in Rome ook nog een paus geweest, maar later is de eenheid teruggekeerd. In die periode is er hier een prachtig paleis neergezet, want die pausen moesten toch wat doen met hun vrije tijd. En een van die pausen was dus Clemens V, volgens mij de eerste die in Avignon zat, en die overleed dus in Roquemaure waar ons Hotel naar is vernoemd en waar wij dan weer anno 2017 hebben gelogeerd. 

Er staat al een rij voor de ingang om het paleis binnen te komen. Selma en ik waren hier al eens eerder, in 1988, als pasgetrouwden. We hebben het paleis toen ook bekeken maar kunnen ons er niets meer van herinneren. We hadden ook toen al meer oog voor elkaar dan voor de omgeving. Precies om die reden gaan we nu het paleis ook niet in. Selma belt haar ouders om te vertellen dat ze nu hier is. En we drinken koffie op het grote plein. Het voelt als het einddoel dat bereikt is, als de finish en we voelen behoefte om een fles champagne te kopen en in de bidonhouder te doen om daar onderweg uit te drinken. Dat stellen we maar uit tot morgen, dat werkelijk de laatse etappe is.

De wind maakt het heerlijk qua temperatuur, net alsof we nu al fietsen met airco hebben. Bij vertrek steken we de brug over. Daar is de routeaanduiding beroerd en ik kies er voor om de route te downloaden op mijn mobiel. We gaan ontzettend hard, ook door de harde wind die we in de rug hebben. We kiezen de binnenbocht van de Rhone die in het routeboekje is beschreven. Die weg is niet mooi, maar gaat wel erg hard. We komen praktisch niet onder de 25 km per uur. Dan rijden we Tarascon binnen, beroemd om het massieve kasteel uit de 14e eeuw aan de Rhone. Het is prachtig en er is hier praktisch geen toerist te zien. Onvoorstelbaar. Tegenover het kasteel is een restaurant waar we lekker eten. Ondertussen zien we het Duitse gezin met vijf kinderen op de fiets aankomen. Voor Avignon zagen we die ook al. Hij rijdt op een tandem met twee kleintjes achterop en een karretje er achter. Zij rijdt op een Pino, dat is een fiets waarbij een kleiner iemand met de rug tegen je stuur zit en mee kan trappen. Een jongen van een jaar of 13 en een meisje van een jaar of 11 fietsen zelf, allemaal bepakt en bezakt met tassen en kampeerspullen. Ze gaan het kasteel binnen.

Na het eten gaan wij ook het kasteel bekijken. Qua architectuur is het binnen nog bijzonder gaaf, volgens het boekje een van de allermooiste kastelen van Frankrijk. We maken 300 foto’s (of meer) en genieten, ook van het duizelingwekkende uitzicht vanaf het imposante dakterras. Leuk is ook de poepdoos: een gat waaronder je behoefte tientallen meters naar beneden stort.

Dan wordt het fietsboekje Via Rhona opgeruimd. De route gaar dadelijk meer Zuidooostelijk en wij moeten richting Montpellier dat meer in het Zuidwesten ligt. In beide richtingen lopen vertakkingen van de Rhone, maar het westelijke deel dat wij gaan rijden is nog niet echt klaar. Er is gelukkig wel een route te downloaden op mijn mobiel en zo volgen we even later weer gewoon het paarse lijntje op de kaart in mijn mobiel. Reuze handig!

Zo rijden we in een anderhalf uur de resterende 32 km naar Saint Gilles. Ons hotel ligt aan de Route Nationale en we moeten een paar kilometer langs de drukke weg fietsen. Gelukkig is er aan beide kanten een kleine vluchtstrook. Het hotel ziet er van voren aardig uit, maar is in werkelijkheid een voormalig crematorium. Het had ooit 29 koelcellen op uitsluitend de begane grond en een van die koelcellen bewonen wij vannacht. De hoge schoorsteen is nog aanwezig. Via de smalle gangen kan de familie van de vorige gecremeerde discreet worden afgevoerd zonder de nog te crmeren client tegen te komen. De hoteliers zijn dik in de 70 en genieten nog altijd van de luxe van de jaren 80. We kunnen er niet eten, maar er is wel een lekker zwembad. WIfi schijnt er alleen bij de receptie te zijn en dat is natuurlijk logisch. In de koelcellen is toch geen behoefte aan wifi. Koel is het wel vanwege een centrale airco. 

We zwemmen en bij onze kamer maak ik soep op het gaspitje en eten we stokbroood met wat er op. Verder zijn we lekker lui. 

 

20 augustus, Saint Gilles – Hotel Le Mas Couran in Lattes, 61(?) km.

Wandeletappe.

Traditioneel wordt vrijwel elke Tour de France afgesloten met een wandeletappe. Er wordt een feestje gebouwd op de fiets en de champagne of het bier gaat rond in het wielerpeloton. Zo’n wandeletappe hebben wij vandaag ook.

In onze kamer in dit look-a-like-crematorium-hotel hebben we best geslapen. Gisteravond hoorden we dat onze buurmannen op het balkon van alles aan het inspuiten waren. Als we vanmorgen gesnurk uit hun kamer horen en wij al wakker zijn, kijken we stiekum met een bochtje op hun balkon. Daar staan onderdelen van een harnas: twee beenstukken en een soort heup. En ja, dan ga je toch fantaseren. Zouden het acteurs zijn in een middeleeuws spel? Of zouden ze geld verdienen in een soort standbeeldact op een druk plein? Of zouden ze de hoofdpersonen zijn in het paarden en stieren spectakel in de arena van Arles? Het zou allemaal kunnen, Arles is hier maar een paar kilometer vandaan.

We ontbijten buiten. En dat mag in de krant. Want in alle franse hotels moest er binnen ontbeten worden. Maar nu zaten we buiten. Prettig om na een ontbijt nog niet eens van lichaamszweet doordrenkt te zijn, dat heet vooruitgang!

Na een klein stukje grote weg, vinden we snel de route die we hebben moeten. We gaan richting Aigues Mort. Het is net alsof we in Friesland rijden. Het zijn eindeloze weggetjes door de polder en alleen het onkruid staat hoger (het riet en de bamboe staat geregeld twee meter hoog) en de wind is harder. We rijden de Camarque in, dat is net zo’n rivierdelta als Nederland is. Hetzelfde als thuis dus, maar dan na 1350 km fietsen. Aan het einde van al die landweggetjes zonder een dorpje of zelfs maar huizen te zien, moeten we opeens in Noordwestelijke richting pal tegen de wind in. Dat is pittig. Het is een stuk van 7 km waar we niet boven de 14 km per uur uit komen. Er wordt druk gevist. Het zijn hier allemaal watertjes en grote binnenmeren. Je ruikt de vis en overal rijden autootjes met vissersbootjes er achter. 

Dan draait de route in Zuidwestelijke richting. We komen langs een kanaal te rijden met de wind ruim van achter. Heerlijk relaxed. Zo rijden we Aigues Mort binnen. Het is er druk en toeristisch. De massa vergaapt zich in de winkelstraatjes met prullariawinkels die je in elke toeristische stad vindt. De vestingmuren en -torens zijn indrukwekkender. We drinken wat en lopen dan het centrum van de stad in. Als we de kerk inlopen maken we net het gebed mee voor de slachtoffers van de terreur. Daarna volgt een uitvoerige aanbeveling voor de collecte voor het te restaureren orgel. Naast de kerk bestellen we een crepes, Selma geniet ervan, maar mij smaakt hij niet. Het is overigens wel leuk om andere mensen te bekijken en het voordeel is dat er daar hier een hoop van zijn. Zo zit Selma precies in een stel opgepompte damesborsten te kijken die volgens haar niet natuurlijk kunnen zijn. En ik zie een dikke familie onafgebroken eten. Alles verdwijnt in grote vaart en zonder einde in het gat onder hun neus. 

We verlaten de stad aan de zeekant en rijden vervolgens om de vestingwerken heen. Dat is een prachtig gezicht, maar praktisch niemand loopt daar. Ook het toeristische treintje dat je ook hier hebt voor mensen die lichaamsmoe zijn en overgewicht hebben, rijdt hier niet. Dat zoekt de drukte van de winkeltjes op.

Na enige tijd rijden we weer langs het kanaal. De zee komt rap dichterbij. Als we rechtsaf moeten, een weg parallel aan de kust, schemert het blauw van de zee tussen de huizen door. Na enige tijd komen we net voor La Grande Motte op de boulevard te fietsen. We voelen ons hier net de Tour de France fietsers op de Champs Elizee. Het wegdek hier is even slecht als de steentjes daar en de mensenmenigte die ons hier opwacht is immens en schaarsgekleed. We delen geen handtekeningen uit, want dan is het einde zoek. Wel vragen we iemand een foto van ons beiden te maken voor de zee. Even later gaan we er maar even bij zitten met uitzicht op de zee en een drankje bij de hand. Een man loopt op onze fietsen af en bekijkt ze van top tot teen. Ja, dat zijn fietsen van beroemde personen die er 1400 km hebben op zitten om hier te komen! En voorts gaat de fietstocht door de mensenmassa over de boulevard. Vaak moeten we uitwijken omdat de mensenassa te sterk samenvloeit en een paar keer worden we door een auto bijna van de sokken gereden. 

Het valt ons op dat de mensen hier in deze mensenmenigte heel erg met zichzelf bezig zijn. Net alsof mensen in een massa zich meer opsluiten in zichzelf. Het omgekeerde is ook waar. Waar weinig mensen zijn, zijn mensen open en geneigd om elkaar te helpen of in elk geval rekening met elkaar te houden. In een mensenmenigte zijn mensen blijkbaar lastig voor elkaar. Nee, we hoeven hier niet te wonen. En we gaan hier ook niet op vakantie. Hoewel……..?

Dan komt het moment dat we ons hotel moeten opzoeken. Dat is nog wel een dingetje. We laten het Hotel opzoeken door de navigatie op onze beider mobiele telefoons. Het gaat kriskras door de drukte heen en we worden horendol van al die dwaze fietspaden die zomaar beginnen en zomaar ophouden en die je keurig aan de verkeerde kant van een rotonde laten uitkomen, zodat we zonder het te beseffen zomaar tegen de rijrichting op een rotonde inrijden. Maar de navigatie hapert niet en brengt ons feilloos naar het Hotel dat rustig zou zijn en een zwembad zou hebben waar de hele omgeving dreunde van een hoop muziekherrie bij het zwembad. Als ik bij inchecken vraag of die muziek er elke dag is, knikt de receptioniste trots. Maar vandaag is het extra hard, omdat het zondag is. En omdat wij vandaag met deze wandeletappe onze fietstocht voleindigd hebben. We boffen maar.

We hebben nog drie dagen en het vliegveld dat we over drie dagen moeten hebben is drie kilometer hiervandaan. Dat is een kilometer per dag. Dat moeten we kunnen halen.

 

Dag 25, Maandag 21 augustus

Hotel – Vliegveld – Lattes – Hotel, 12 km

Voorbereidingen

Het gevoel er te zijn, dringt nog niet echt tot ons door. Deels ligt dat aan de ontberingen van de reis. Maar ook de zorgen over onze fietsen die woensdag met ons en het vliegtuig terug moeten, houden ons bezig.
Eerst ontbijten we in het Hotel. Het zou een Intercontinentaal ontbijt zijn voor 12 euro per persoon. Het was drie keer niks. Een paar keiharde piepkleine broodjes en verder de gebruikelijke Franse ontbijtdingetjes.
We stappen op de fiets en fietsen naar het vliegveld om daar eens nader te informeren hoe het komende woensdag met onze fietsen moet. De weg die voor ons Hotel langs loopt, hoeven we alleen maar naar het Oosten te volgen, dan zijn we binnen drie kilometer al bij het vliegveld. Als we over de weg fietsen gaat het prima, als we de zogenaamde fietspaadjes langs de weg nemen, wordt het rommelig, want fietspaden beginnen zomaar ergens en houden dan zomaar ergens op. Dan maar over de weg dus. 
We zijn er snel. Het is een klein vliegveld. Ooit waren we hier al eens om de kinderen op te halen. We lopen met de fietsen in de hand de vertrekhal in. Rechts zien we de balie van Transavia. Er zit een dame achter. We lopen met de fietsen in de hand naar haar toe en vertellen dat we tot hier gefietst zijn en woensdag terugvliegen naar Nederland. Ze begrijpt dat we vanuit Nederland geen fietsdozen hebben meegenomen, die bij Transavia overigens niet verplicht zijn. Ze vertelt dat er volgens haar hier nog ergens een fietsdoos staat. Ze belt. Het blijken twee fietsdozen te zijn. Ze houdt ze voor ons achter voor komende woensdag. We zijn dolblij. Fietsdozen zijn een uitstekende bescherming voor je fiets in het vliegtuig en we hebben ze straks graag weer heelhuids thuis. We bedanken haar hartelijk en kunnen haar wel zoenen.
Opgelucht zetten we de fietsen in het midden van de vertrekhal neer en gaan we bij een barretje zitten om wat te drinken. Na enig moment wordt er omgeroepen. Het gaat over ‘deux velo’s’. Men meende dat die twee fietsen in het midden van de vertrekhal daar zomaar staan terwijl ze niet op slot zijn en men is bezorgd dat ze gestolen worden en roept daarom de bezitters van de fietsen op. De behulpzame floormanager (?) geeft ons verdere info over hoe het woensdag moet.
We hebben nu pas echt het gevoel dat we aangekomen zijn. Deze laatste last is namelijk van ons af. We fietsen het vliegveld weer af, nu op zoek naar een grote zaak voor zo’n hele grote shopperbox zoals IKEA die heeft. Daar kunnen we dan mooi al onze fietstasjes doen. We komen bij een groot winkelcentrum waar ze werkelijk alles hebben, maar geen supergrote boodschappentas.
We krijgen trek en stappen weer op de fiets. We rijden nu naar Lattes, ons Hotel voorbij. Het is een moderne voorstad van Montpellier, vrijwel niets van de gebouwen is er ouder dan 30 jaar. In het centrum eten we bij een restaurantje op een ongezellig pleintje. Tja, de toeristische omstandigheden zijn hier een heel stuk minder dan de voorliggende 24 dagen. Maar we hebben het toch maar mooi gehaald!

‘s Middags gaan we bij het zwembad liggen en lezen veel. We hebben drie van die ‘dwarsliggers’ meegenomen, drie boekjes met alle drie minstens 500 bladzijden. Daarmee vermaken we ons wel.
‘s Avonds eten we brood op onze kamer. Ik herschik de tasjes zodat we straks maar vier tassen met de bagage mee hoeven te geven. 

Ik maak wat foto’s van de kamer, die maar liefst 115 euro per nacht kost. De airco maakt het lawaai van een Boeing 747 en we kunnen dus al vast wat wennen aan de vliegreis. De toiletbril zit los en heb ik er maar afgehaald en van het lampje is één peertje afgebroken. En wat vervelender is: het bed is vreselijk. En tel daar dan ook nog eens de gierende airco naast mijn hoofd er bij op, de harde muziek die van kaboem-kaboem tot ‘s nachts half twee doorgaat en een stel joelende meiden in de kamer naast ons die in de nacht laat thuis komen met veel kabaal en je begrijpt dat het slapen hier niet geweldig is. Al bonden die meiden wel wat in toen Selma een aantal keren hard op de muur bonkte. We zijn erg benieuwd wat ze van het enorme bedrag dat wij hier gaan betalen allemaal gaan opknappen, al komen we niet nog een keer terug om dat te bekijken.

 

 

Dag 26, Dinsdag 22 augustus

Hotel – Montpellier – Hotel

14 km

Plattelandsmensen

Montpellier is één van de mooiste 24 steden van Europa, zo lees ik ergens op internet. Tja, we zijn nu toch in de buurt. Daarom gaan we er maar naar toe. Ontbijten doen we natuurlijk eerst op onze kamer.  Daarna checken we vast in. Dat kan digitaal vanaf dertig uur van te voren. We laten het voor de zekerheid ook uitprinten bij de balie beneden. Het personeel is vriendelijk en wil ons overal wel mee helpen. We zien dat we elk vijf stukken bagage mogen inleveren van in totaal 40 kilogram. We hoeven dus niet alsnog op zoek naar zo’n grote Shopper.  Dan rijden we naar Montpellier. Natuurlijk is niets op fietsers ingesteld. Je moet je dus maar zien te redden en dan helpt als je wat brutaal doet. Daarom reden we grotendeels dwars over een geasfalteerde trambaan naar het Centrum.

In het Centrum kijken we geruime tijd rond. Nergens staat ook maar enige toeristische aanwijzing. De straatjes zijn mooi en smal, de gevels van de huizen zijn prachtig. Maar bovenal is het een drukte. Hier in zo’n grote stad die we niet kennen en toch al snel een half miljoen inwoners heeft, voelen we ons niet thuis. Geef ons maar kleine stadjes, of de rust en ruimte van het platteland. Die anonimiteit hier maakt vreemden van ons. We lopen en fietsen dus wat met onze ziel onder de arm. Als we na geruime tijd lunchen in een smal straatje, rijdt een vuilniswagentje tegen mijn fiets aan. Met een luide schreeuw maak ik het hem kenbaar en hij stopt gelukkig op tijd. 

De terugweg gaat weer via trambanen en zowaar via een kleine binnenweg waardoor we weliswaar aan de andere kant van Lattes uitkomen. De middag die resteert brengen we lekker lezend en luierend door bij het zwembad. We bewonderen de vele tatoeages waarmee jonge mensen zich misvormen. Het zijn trouwens allemaal jonge mensen die hier bij het zwembad komen. Ze komen vrijwel allemaal met dikke auto’s en moeten alleen al 15 euro betalen om alleen maar bij het zwembad te mogen zitten. Maar goed, het gaat er blijkbaar om dat je hier gezien wordt en vooral het vrouwelijk gezelschap laat hier dan ook bijzonder veel van zichzelf zien, tot en met de pleisters tussen de zojuist vergrote borsten. En ja, dat mag wat kosten. 

‘s Avonds dineren we bij het zwembad. Het eten is er goed. Buiten is het trendy en goed en gericht op het jonge uitgaanspubliek. Binnen is het Hotel nog altijd volstrekt onder de maat, al ziet de benedenverdieping er al prachtig uit.

 

Dag 27

Woensdag 23 augustus

Hotel – vliegveld Montpellier – vliegveld Zestienhoven – Sneek

In notime terug

Nadat we een behoorlijk gedeelte van ons vermogen achtergelaten hebben in het Hotel, tuigen we de fietsen voor de laatste keer op en rijden we de inmiddels bekende route naar het vliegveld. We zijn daar al om tien uur en de Transaviabalie, waar ze twee fietsdozen voor ons hebben, is nog onbemand. Het is opnieuw erg rustig en het personeel is erg behulpzaam. We posteren de fietsen in een hoekje en gaan zitten ontbijten. Buiten is het bewolkt en er dreigt een bui die er niet komt. Omdat het buiten beduidend frisser is dan in de vertrekhal, gaan we weer naar buiten. Op een bankje zitten we daar ruim een uur en doden we de tijd door te lezen. Selma maakt een foto van de uiteindelijke kilometerstand van haar kilometerteller. Die staat nu dus op 1341 kilometer. Omdat haar teller 6% te weinig aangeeft, zijn we dus riant boven de 1400 kilometers gekomen: 1421 kilometer!

Rond twaalf uur gaan we de vertrekhal weer in. De Transavia-dame arriveert vrijwel meteen. Ze herkent ons en vertrekt meteen weer. Even later komt ze terug met een collega. Ze duwen samen twee gigantisch grote fietsdozen voor zich uit. Dan gaat het snel. Ik laat de banden – volgens voorschrift, maar onnodig – leeglopen, haal de trappers er af en zet de sturen parallel aan het frame. Beide sturen draai ik ook wat lager. Zo passen ze beiden goed in de doos. De helmen en bidons laat ik gewoon aan de fietsen zitten. Omdat beide dozen nogal ruim zijn, zouden de fietsen kunnen schuiven in de doos. Daarom zet ik ze via de handgrepen van de dozen met touw vast. Dan tapen we de dozen dicht en schrijven we onze naam, het vlucht- en telefoonnummer en de bestemming op de dozen. Onze zes tasjes hebben we inmiddels op een karretje gezet. Met dat hele spul gaan we naar de incheckbalie. Een zuur kijkend meisjes moppert waarom we zoveel tasjes meegenomen hebben. Nu moet ze elk tasje afzonderlijk wegen en van een label voorzien. En daar wordt ze moe van. Ik stel voor dat we volgende keer gewoon allebei een hele grote samsonite-koffer achter op de fiets doen, voor haar welbehagen. 

Ons hele zootje moeten we afgeven bij het speciale bagagedepot voor grote bagagedingen. Daar passen de fietsdozen niet door het luik van de scanner. De dozen moeten weer even open en ze kijken er in. Inderdaad zien ze dat er geen wurgslangen in zitten en ook de verstopte bommen zien ze niet. De dozen worden door hen weer dichtgetaped en van een goedkeuringsstikker voorzien en buiten de scanner om naar de transportafdeling gebracht. 

Dan gaan wij zelf ook door de barrière heen. In de wachtruimte praten we met een mevrouw wier man bij de ANWB in Zuid-Frankrijk werkt. Ze was bij hem op bezoek en vliegt net als wij nu weer terug. Even later moeten we gewoon over het vliegveld lopen naar ons vliegtuig toe. We zien de fietsdozen op een karretje staan. Even later zitten we in het vliegtuig.

We hebben een prima vlucht. Selma praat met een Nederlands – Marokkaanse vrouw die nabij Toulouse woont en heimwee heeft naar haar familie in Nederland. Ik zit te lezen en maak af en toe wat foto’s. Onder ons loopt de 1421 kilometers lange fietsroute die wij hebben gereden. Anderhalf uur later landen we op Zestienhoven.

Terug op Hollandse bodem staan Henk en Annemarie ons met een geschreven welkomstboodschap op te wachten. Het is erg leuk om elkaar weer te zien. Een medewerkerster van het vliegveld neemt de dozen van ons over nadat wij de fietsen er uit hebben gehaald. Die dozen kunnen dan weer van pas komen voor andere fietsers. 

We zijn snel bij de auto en rijden naar Sneek, waar we rond zeven uur aankomen. We zijn moe en verreisd, we weten nog niet goed hoe we onze monsterreis moeten in woorden moeten uitdrukken, maar het is ook fijn om weer thuis te zijn. Selma geeft aan dat het fietskamperen voor haar een brug te ver is en dat ik dat voortaan gerust weer in mijn eentje kan doen. En dat we samen heus nog wel eens een tochtje zullen maken, als er maar niet te veel geklommen hoeft te worden.

Thuis zet ik dit tekstbestand over naar Word, voeg de foto’s daarin toe en kom tot een boekje van exact 100 bladzijden dat ik in een oplage van twee exemplaren laat drukken bij CopytoPrint en Sneek.

Ondertussen kijk ik al weer naar volgend jaar. Misschien de route naar Praag en dan via de R1 weer terug? Of terugfietsen vanaf Zuidfrankrijk naar huis in combinatie met een vakantie met Selma in ZuidFrankrijk. Liever dan niet hartje zomer, maar aan de randen van de zomer of in het voor- of najaar. We zullen zien! De grote WickyUp4 zetten we te koop, want in mijn eentje heb ik zo’n grote tent niet nodig.